2
Doyers Street was een korte, smalle straat aan de zuidoostelijke kant van Chinatown, die een scherpe bocht maakte, met aan een kant een stel theewinkels en kruidenierszaken met felgekleurde neonborden in het Chinees. Donkere wolken dreven door de lucht en ranselden stukken papier en dorre blaadjes van het trottoir af. In de verte klonk een donderslag. Binnenkort zou het onweren. O'Shaughnessy bleef bij de ingang van de verlaten straat staan. Nora stopte naast hem. Ze huiverde, zowel van angst als van de kou.Ze zag hem de straat afspeuren, zijn blik alert op enig teken van gevaar, enige mogelijkheid dat ze gevolgd waren. 'Nummer negenennegentig ligt in het midden,' zei hij zachtjes. 'Dat bakstenen gebouw, daar.'
Nora keek in de aangewezen richting. Het was een smal gebouw, net als alle andere: een huis met twee verdiepingen van smerig-groene baksteen.
'Zal ik niet toch maar met u mee naar binnen gaan?' vroeg O'Shaughnessy.
Nora slikte. 'Volgens mij kunt u beter hier blijven om de straat in de gaten te houden.'
O'Shaughnessy knikte en glipte een donker portiek in. Nora haalde diep adem en zette zich in beweging. De verzegelde envelop met Pendergasts bankbiljetten voelde aan als lood in haar tas. Ze huiverde nogmaals en keek de donkere straat af in een poging haar agitatie te bedwingen.
Door de aanval op haarzelf en de vreselijke moord op Puck was alles anders geworden. Het bewijs was geleverd dat dit niet zomaar moorden door een imiterende psychopaat waren. Dit was zorgvuldig gepland. De moordenaar had toegang tot de particuliere ruimten in het museum. Dat briefje had hij op Pucks oude Royal-schrijfmachine getypt om haar naar het archief te lokken. Hij had haar met angstaanjagende koelheid achternagezeten. Daar in het archief had ze de man gevoeld, op een afstand van slechts enkele centimeters. Ze had de steek van zijn scalpel gevoeld. Deze man was niet krankzinnig: dit was iemand die precies wist wat hij deed en waaróm hij het deed. Wat het verband tussen de oude en de nieuwe moorden ook mocht zijn, hier moest een einde aan komen. Als ze iets, wat dan ook, kon doen om de moordenaar te pakken te krijgen, dan was ze daartoe bereid.
Onder de vloer van Doyers Street nummer 99 lagen antwoorden. Die antwoorden ging zij zoeken.
Haar gedachten keerden terug naar de vreselijke achtervolging, vooral de flits van de scalpel van de Chirurg die sneller dan een aanvallende slang op haar af gekomen was. Daarna die eindeloze ondervraging door de politie. En daarna de reis naar Pendergasts ziekbed, om hem te vertellen dat ze van gedachten was veranderd over Doyers Street. Pendergast was geschrokken toen hij van de aanval hoorde en had aanvankelijk niets willen weten van haar hulp, maar Nora had geweigerd zich op andere gedachten te laten brengen. Uiteindelijk had Pendergast toegegeven, maar op voorwaarde dat O'Shaughnessy geen moment van haar zijde zou wijken. En hij had haar die dikke stapel geld bezorgd.
Ze liep de trap naar de voordeur op en bereidde zich voor op haar taak. Ze zag dat de namen van de bewoners in het Chinees naast de diverse zoemers stonden. Ze drukte op de bel voor appartement i. Een raspende Chinese stem antwoordde. 'Ik kom voor het souterrain dat te huur staat,' riep ze. Gonzend sprong het slot open. Ze duwde tegen de deur en kwam terecht in een hal met tl-balken. Rechts liep een smalle trap omhoog. Aan het einde van de gang hoorde ze hoe talloze grendels voor een deur werden weggeschoven. Eindelijk ging de deur open en verscheen er een kromgebogen man met een gedeprimeerd uiterlijk, in hemdsmouwen en een veel te ruime broek, die door de hal heen naar haar stond te turen.
Nora liep naar hem toe. 'Meneer Ling Lee?'
Hij knikte en hield de deur open. Daarachter lag een woonkamer met een groene bank, een formica tafel, een paar fauteuils en een rijkversierd bas-reliëf in rood met goud, dat een pagode en een stel bomen voorstelde. Het opvallendste was een enorme kroonluchter, veel te groot voor het vertrek. Op de muren zat lila behang, op de vloer lag een rood-met-zwart kleed. 'Ga zitten,' zei de man. Zijn stem klonk zwak en moe. Ze ging zitten en zonk verontrustend diep weg in de bank. 'Hoe hoort u van dit appartement?' vroeg Lee. Aan zijn gezicht zag Nora dat hij niet blij was haar te zien.
Nora begon haar verhaal. 'Een dame bij de Citibank, niet ver bij mij vandaan, vertelde erover.'
'Wat voor dame?' vroeg Lee op scherpere toon. In Chinatown, had Pendergast haar verteld, wilden de meeste huisbazen alleen aan hun eigen mensen verhuren.
'Ik weet niet hoe ze heet. Mijn oom zei dat ik met haar moest gaan praten, omdat zij wel wist hoe ik aan een woning in deze buurt kon komen. Zij zei dat ik u moest bellen.' 'Uw oom?'
'Ja. Oom Huang. Die werkt bij Huisvesting.'
Dit brokje informatie werd ontvangen met een stilte vol ontzetting. Pendergast had bedacht dat ze het appartement gemakkelijker zou krijgen als ze een Chinees familielid had. En dat die dan werkte voor de gemeentelijke dienst huisvesting, maakte het er alleen maar beter op.
'Uw naam?' 'Betsy Winchell.'
Nora zag een grote, donkere gestalte van de keuken naar de deur-opening van de woonkamer schuiven. Klaarblijkelijk was dat Lees vrouw, driemaal zo groot als hij, met strenge blik en over elkaar geslagen armen.
Lee stond op van de tafel en keek naar zijn vrouw. Haar armen verstrakten.
'Kom mee,' zei hij.
Ze liepen de hal weer in, de voordeur uit en de treden af. Snel keek Nora om zich heen, maar O'Shaughnessy viel nergens te bespeuren. Lee pakte een sleutel, opende de deur van het souterrain en knipte het licht aan. Achter hem aan ging ze naar binnen. Hij sloot de deur en was een tijdje bezig met het dichtdoen van niet minder dan vier sloten.
Het was een triest appartement, een donkere pijpenla. Het enige venster was een klein vierkantje met tralies naast de voordeur. De muren waren van geschilderde baksteen, ooit wit maar nu grijs, en de vloer was overdekt met oude klinkers, gebarsten en kapot. Nora bekeek ze met professionele belangstelling. Ze waren gelegd, niet ingemetseld. Wat lag daaronder? Zand? Leem? Beton? De vloer zag er ongelijkmatig en vochtig genoeg uit om op zand gelegd te zijn. 'Achterin, keuken en slaapkamer,' zei Lee, zonder de moeite te nemen om te wijzen.
Nora liep naar de achterkant van het appartement. Hier lag een kleine keuken met daarachter twee duistere slaapkamers en een badkamer. Kasten waren er niet. Door een venster in de achterwand, beneden stoephoogte, viel vaag bruin licht uit een luchtschacht tussen dikke stalen tralies door.
Nora kwam weer naar buiten. Lee stond het slot van de voordeur te inspecteren. 'Moet slot maken,' zei hij op gewichtige toon. 'Veel rovers willen binnenkomen.' 'Wordt hier vaak ingebroken?'
Lee knikte enthousiast. 'O, ja. Veel rovers. Heel gevaarlijk.' 'Echt waar?'
'Veel rovers. Veel overvallers.' Triest schudde hij zijn hoofd. 'Het appartement ziet er anders veilig uit.' Nora luisterde. Het plafond leek redelijk geluiddicht ze hoorde althans niets van boven. 'Deze buurt niet veilig voor meisjes. Ieder dag moord, overval, inbraak. Verkrachting.'
Nora wist dat Chinatown, ondanks het sjofele voorkomen, een van de veiligste buurten van heel New York was. 'Ik ben niet bang,' zei ze.
'Veel regels voor appartement,' zei Lee, die het nu over een andere boeg gooide.'O ja?'
'Geen muziek. Geen herrie. Geen man overnacht.' Lee leek zijn gedachten te pijnigen op zoek naar andere voorschriften waartegen een jonge vrouw bezwaar kon maken. 'Geen roken. Geen drinken. Elke dag schoonmaken.'
Nora luisterde en knikte instemmend. 'Mooi zo. Dat klinkt perfect. Ik hou zelf ook van orde en netheid. En ik heb geen vriend.' Met een nieuwe flits van woede dacht ze aan Smithback en hoe hij haar in deze ellende had binnengesleept met dat artikel van hem. In zekere zin was Smithback inderdaad verantwoordelijk voor de moorden van de imitator. Gisteren nog had hij de euvele moed gehad om haar naam te noemen bij de persconferentie van de burgemeester, zodat de hele stad het kon horen. Ze wist zeker dat haar langetermijnplannen bij het museum na de gebeurtenissen in het archief op nog lossere schroeven stonden dan voorheen. 'Gas en licht niet inbegrepen.' 'Natuurlijk.' 'Geen airco.' Nora knikte.
Lee leek niets meer te weten. Maar plotseling klaarde zijn gezicht op bij een nieuw idee. 'Na zelfmoord mag geen pistool in appartement.' 'Zelfmoord?'
'Jonge vrouw zelf opgehangen. Net zo oud als u.' 'Opgehangen? Ik dacht dat u het over een pistool had.' Even keek de man verward. Toen klaarde zijn gezicht weer op. 'Opgehangen, maar niet gelukt. Toen doodgeschoten.' 'Aha. Ze nam het zekere voor het onzekere.' 'Net als u geen vriend. Heel triest.' 'Wat vreselijk.'
'Precies hier,' zei Lee, en hij wees naar de keuken. 'Lijk pas na drie dagen gevonden. Stonk vreselijk.' Hij rolde met zijn ogen en voegde hier op dramatische toon aan toe: 'Heel veel worm.' 'Afgrijselijk,' zei Nora. Toen glimlachte ze. 'Maar het appartement is schitterend. Ik neem het.' Lee keek nog gedeprimeerder, maar hij zei niets. Ze liep achter hem aan terug naar zijn appartement. Onuitgenodigd ging ze weer op de bank zitten. De vrouw stond nog op dezelfde plek, een indrukwekkende gestalte in de keukendeur. Haar over elkaar geslagen armen leken wel balsakleurige hammen. Met een ongelukkig gezicht ging de man zitten. 'Nou,' zei Nora. 'Laten we het zo snel mogelijk regelen. Ik wil het appartement huren. Ik heb het meteen nodig. Vandaag nog. Nü.''Moet referenties natrekken,' zei Lee zwakjes.
'Daar hebben we geen tijd voor, en bovendien betaal ik contant. Ik heb het vanavond nog nodig, anders kan ik nergens slapen.' Tijdens het spreken haalde ze Pendergasts envelop uit haar tast. Ze stak haar hand naar binnen en haalde een bundeltje biljetten van honderd dollar te voorschijn.
De aanblik van het geld ontlokte de vrouw een luide kreet. Lee reageerde niet. Zijn blik rustte op de biljetten.
'Hier heb ik de huur voor de eerste maand, de laatste maand en de borgsom van één maand.' Nora dumpte de stapel op de tafel. 'Zesenzestighonderd dollar. Contant. En nu het huurcontract.' Het was een afschuwelijk appartement en de huur was krankjorum. Dat was waarschijnlijk de reden waarom het nog leegstond. Ze hoopte dat keiharde contanten iets waren waar Lee niet omheen kon. Weer klonk er scherp commentaar van de vrouw. Lee negeerde haar. Hij liep naar achteren en kwam een paar minuten later terug. Hij legde een huurcontract in tweevoud voor haar neer. Ze waren in het Chinees. Het bleef stil.
'Referentie nodig,' zei de vrouw onverzettelijk, in het Engels, zodat Nora haar zou verstaan. 'Moet kredietwaardigheid informeren.' Nora lette niet op haar. 'Waar moet ik tekenen?' 'Daar,' wees de man.
Met een zwierige zwaai tekende Nora op beide contracten Betsy Winchell en daarna schreef ze op elk exemplaar een eenvoudig ontvangstbewijs: $6600 ontvangen door Mr. Ling Lee. 'Oom Huang zal het wel voor me vertalen. Ik hoop voor u dat er niets illegaals in staat. Nu moet u tekenen. En uw paraaf zetten bij het ontvangstbewijs.'
De vrouw maakte een scherp geluid.
Lee tekende in het Chinees; het leek wel of hij zich gesterkt voelde door de tegenwerking van zijn vrouw. 'Nu wil ik de sleutels, en dan zijn we klaar.' 'Moet kopie maken van sleutels.'
'Nee, ik wil dié sleutels. Het is nu mijn appartement. Ik maak zelf wel kopieën, op eigen kosten. Ik moet meteen intrekken.' Onwillig overhandigde Lee haar de sleutels. Nora pakte ze aan, vouwde een van de huurcontracten in haar zak en stond op. 'Vriendelijk bedankt,' zei ze opgewekt en met uitgestoken hand. Lee schudde hem met een slap gebaar. Toen de deur dichtging, hoorde Nora weer een scherpe uiting van ongenoegen van de vrouw. Ditmaal klonk het als een ruzie die wel een tijdje kon duren.