3
De Rolls stoof Riverside op. De chauffeur zigzagde als een ware expert tussen het verkeer door en stuurde de grote auto door onmogelijk nauwe doorgangen, waarbij tegenliggers soms het trottoir op gedwongen werden. Het was na elf uur 's avonds en het verkeer begon rustiger te worden. Maar de stoepranden van Riverside en de zijstraten bleven vol geparkeerde auto's.
De auto zwenkte 131st Street op en minderde abrupt vaart. En bijna meteen nog geen tien auto's van Riverside af zag Nora hem staan: een zilvergrijze Ford Taurus, met kenteken eli-7734 uit New York.
Pendergast stapte uit, liep naar de geparkeerde auto, bukte zich naar het dashboard om de identiteit van de wagen te controleren. Toen liep hij naar het rechterportier en brak met een bijna onzichtbare stoot het glas. Het alarm gilde vol protest terwijl hij het handschoenenvak en de rest van het interieur doorzocht. Even later was hij terug.
'Niets te vinden,' zei hij tegen Nora. 'Hij moet het adres hebben meegenomen. We kunnen alleen maar hopen dat Lengs huis hier in de buurt staat.'
Hij verzocht Proctor bij Grant's Tomb te parkeren en te wachten op een telefoontje, en daarna ging Pendergast haar voor. Met grote stappen beende hij 131st Street uit, en nog geen minuut later stonden ze op Riverside Drive. Riverside Park strekte zich uit aan de overkant van de straat, met bomen als magere paleiswachten aan de rand van een enorm, onbekend rijk van duisternis. Achter het park lag de Hudson te glinsteren in het vale maanlicht.
Nora keek links en rechts naar de talloze blokken vervallen appartementencomplexen, leegstaande landhuizen en smerige opvangtehuizen. 'Hoe moeten we het ooit vinden?' vroeg ze. 'Het huis zal bepaalde kenmerken hebben,' antwoordde Pendergast. 'Het moet een particulier huis zijn, minstens honderd jaar oud, niet gesplitst in appartementen. Het zal er verlaten uitzien, maar het moetgoed beveiligd zijn. Eerst gaan we naar het zuiden.' Maar voordat hij op pad ging, bleef hij staan. Hij legde een hand op haar schouder. 'Normaal gesproken laat ik nooit burgers mee op een politieactie.'
'Maar het is mijn vriend die daar...'
Pendergast hief zijn hand. 'We hebben geen tijd voor discussies. Ik heb al zorgvuldig nagedacht over wat ons te wachten staat. Ik zal zo bot mogelijk zijn. Als we Lengs huis vinden, zijn mijn kansen van slagen zeer gering als ik geen hulp heb.' 'Mooi. Ik had u toch niet in uw eentje laten gaan.' 'Dat weet ik. Ik weet ook dat, gezien Lengs sluwe karakter, twee mensen meer kans van slagen hebben dan uitgebreide, en luidruchtige, officiële hulptroepen. Als we die hulptroepen al op tijd hadden gekregen. Maar ik moet zeggen, dr. Kelly, dat ik u in een situatie breng met een bijna ontelbaar aantal onbekende variabelen. Kortom, een situatie waarin het meer dan mogelijk is dat een van ons de dood vindt. Of beiden.' 'Ik ben bereid, dat risico te nemen.'
'Nog één opmerking dan. Volgens mij is Smithback al dood, of zal hij dat zijn tegen de tijd dat we het huis vinden, binnenkomen en Leng overmeesteren. Deze reddingsoperatie is dus in feite bij voorbaat al mislukt.' Nora knikte stom, niet in staat te antwoorden. Zonder nog een woord te zeggen draaide Pendergast zich om en begon in zuidelijke richting te lopen.
Ze passeerden een aantal oude huizen die zichtbaar waren opgesplitst in appartementen en een opvanghuis vol alcoholisten die hen apathisch nastaarden vanaf de traptreden voor de deur. Daarna kwam een lange rij armoedige huurkazernes.
En toen, bij Tiemann Place, bleef Pendergast staan voor een verlaten huis. Een kleine stadswoning, met dichtgespijkerde ramen en zonder deurbel. Hij staarde er even naar, liep naar de zijkant, tuurde over een gebroken balustrade heen en kwam terug. 'Wat denkt u?' fluisterde Nora. 'Dat we naar binnen gaan.'
Twee zware stukken multiplex met een ketting ervoor bedekten de opening waar ooit een deur had gezeten. Pendergast greep het slot van de ketting. Een witte hand gleed zijn colbert in en kwam te voorschijn met een instrumentje waar aan één kant tandenstokerachtige metalen dingen uit staken. Het glansde in het weerkaatste licht van de straatlantaarn. 'Wat is dat?' vroeg Nora.'Een elektronisch instrumentje om sloten te openen,' antwoordde Pendergast terwijl hij het instrument bij het hangslot hield. De beugel sprong open in zijn lange, bleke handen. Hij trok de ketting weg van het multiplex en dook naar binnen, op de voet gevolgd door Nora. Vanuit het donker welde een walgelijke stank op. Pendergast nam zijn lantaarn en liet de lichtbundel over een woestenij van verval schijnen: rottend vuilnis, dode ratten, blootliggend tengelwerk, naalden en lege crackflesjes, poelen stinkend water. Zonder een woord te spreken draaide hij zich om en liep hij naar buiten, met Nora op zijn hielen.
Ze bestudeerden de woningen tot aan 120th Street. Hier leek de buurt iets opgeknapt te zijn en zagen de meeste gebouwen er bewoond uit.
'We hoeven niet verder te gaan,' zei Pendergast kortaf. 'Kom, we gaan naar het noorden.'
Met haastige passen liepen ze terug naar 131st Street, waar ze waren begonnen met zoeken, en liepen verder in noordelijke richting. De buurt kreeg een steeds vervallener aanzien, alsof de meeste gebouwen al tijdenlang leegstonden. Het merendeel verwierp Pendergast meteen al, maar hij drong een huis, een tweede, en tot slot een derde binnen, terwijl Nora op de uitkijk stond. Bij i36th Street bleven ze voor een zoveelste onderkomen staan. Pendergast keek ernaar, bestudeerde de gevel en keek vervolgens zwijgend en in zichzelf teruggetrokken naar het noorden. Hij zag bleek: al deze activiteit had een zichtbare tol geëist van zijn verzwakte gestel.
Het leek wel of de hele Riverside Drive, ooit vol schitterende stadshuizen, nu één lange, verlaten puinhoop was. Volgens Nora kon Leng in elk van die huizen zitten. Pendergast liet zijn blik zakken naar het trottoir. 'Zo te zien,' zei hij zachtjes, 'had de heer Smithback problemen bij het parkeren.' Nora knikte en voelde haar wanhoop toenemen. De Chirurg had Smithback intussen al zes uur in handen, misschien nog langer. Die gedachtegang wilde ze niet tot het logische einde toe volgen.