13

Even werd de mist dichter. Pendergast wachtte, zonder zijn concentratie te laten verslappen. Toen kwamen er oranje en gele schitteringen door de mist heen. Pendergast voelde hitte op zijn gezicht. De mist begon op te trekken.

Hij stond op de stoep voor J.C. Shottums Kabinet van Natuurlijke Producties en Rariteiten. Het was nacht. Het Kabinet stond in brand. Boze vlammen sprongen op vanuit de vensters op de begane grond en de eerste verdieping, duwden zich door opbollende wolken zwarte, stinkende rook heen. Brandweerlieden en politiemannen waren koortsachtig bezig door middel van touwen de straat rond het ge-bouw af te zetten. Nieuwsgierige toeschouwers werden weggeduwd van de vuurzee. Binnen de afzetting richtten enkele brandweerlieden een hopeloze straal water op de vlammen, terwijl anderen zo snel ze konden de gaslantaarns langs de stoep gingen doven. De hitte was een fysieke kracht, een muur. Pendergast bleef op de hoek van de straat vol waardering naar de brandweerwagen staan kijken. Een grote zwarte ketel op karrenwielen, die stoom uitbraakte. Op de zwetende flanken stond in gouden letters amoskeag manufacturing company. Toen richtte hij zijn aandacht op de toeschouwers. Zou Leng hierbij staan om het werk zijner handen te bewonderen? Nee, die moest allang weg zijn. Leng was geen pyromaan. Hij zat intussen veilig in zijn huis in de stad waar dat ook was. De lokatie van Lengs woning was een groot vraagteken. Maar een tweede, misschien nog dringender vraag was: waarheen had Leng zijn laboratorium overgebracht?

Er klonk een verschrikkelijk, ziedend gekraak; temidden van een kolkende vonkenregen stortten de dakbalken in. Er steeg een waarderend gemompel op vanuit de menigte. Na een laatste blik op het niet te redden gebouw begon Pendergast zich een weg te banen tussen de mensen door.

Er kwam een klein meisje aanhollen, niet ouder dan een jaar of zes, griezelig mager en met kleren die tot op de draad versleten waren. Ze had een gehavende strobezem in haar hand en veegde ijverig de straat voor hem. Ze schoof de mest en het onwelriekende afval opzij in de hartverscheurende hoop op een muntje. 'Dankjewel,' zei Pendergast, terwijl hij haar een paar koperen penny's toewierp. Ze keek naar de munten, sperde haar ogen wijd open bij de aanblik van het fortuin en maakte een onbeholpen revérence. 'Hoe heet je, meisje?' vroeg Pendergast vriendelijk. Het kind keek naar hem op alsof ze verbaasd was dat een volwassene haar zo beleefd aansprak. 'Constance Greene, meneer.' 'Greene?' Pendergast fronste zijn wenkbrauwen. 'Uit Water Street?' 'Nee, meneer. Daar... daar wonen we niet meer.' Het meisje leek ergens van geschrokken te zijn en na een tweede revérence draaide ze zich om en verdween in een drukke zijstraat.

Pendergast bleef een tijdje staan staren naar de stinkende straat en de enorme drukte. Toen wendde hij zich met somber gezicht af en liep hij langzaam dezelfde weg terug. In de deuropening van Brown's Restaurant stond een omroeper luidkeels te verkondigen wat er die dag op het menu stond. In een ademloze, eindeloze, onverstaanbare litanie klonk het:Stooflammetkappersaus Rosbiefganzenborstlammetaarpels Stooflammetkool, diverse groenten, Kombinnenenschuifaan

In gedachten verzonken liep Pendergast verder. Hij hoorde hoe op het stadhuis de alarmklok werd geluid. Hij ging op weg naar Park Street en passeerde een drogisterij, gesloten, de luiken dicht, met een reeks flessen in diverse maten en kleuren in de etalage: paine's sel-

derijconcoctie, moeraswortel, d.&a. younce's indiaanse kuurolie (goed voor mens en dier).

Twee straten verderop bleef hij plotseling staan. Hij was nu geheel alert en nam ieder detail in zich op. Hij had minutieus onderzoek verricht naar dit deel van New York in de vorige eeuw, en de mist van zijn geheugenconstructie trok in hoog tempo op. Hier maakten Baxter Street en Worth Street een scherpe hoek, zodat er een eigenaardige doolhof van kruisingen ontstond dat de wijk zijn naam had bezorgd: Five Points. In het troosteloze landschap van stedelijk verval dat zich voor hem uitstrekte viel niets te bekennen van de zorgeloze vrolijkheid die Pendergast daarnet in Bowery had gezien. Dertig jaar eerder, in de jaren 1850, waren de 'Points' de allerergste achterbuurt van heel New York geweest, van heel Amerika, nog erger dan de Seven Dials in Londen. Het was nog steeds een akelige, smerige en gevaarlijke plek: hier woonden vijftigduizend criminelen, drugsverslaafden, prostituees, wezen, oplichters en bedriegers in alle vormen en maten. De ongelijke straten waren deels opgebroken en vertoonden gevaarlijk diepe karrensporen vol huishoudelijk afval en slachtafval. Er zwierven varkens rond die in de smerige geulen wroetten en zich in de modder wentelden. De huizen leken voortijdig verouderd met hun gebroken vensters, loshangende daken van asfaltpapier en ingezakte balkenconstructies. Het kruispunt werd verlicht door één enkele gaslantaarn. Aan alle kanten liepen smalle straten de eindeloze duisternis in. De deuren van de kroegen op de begane grond waren wijd opengegooid vanwege de zomerhitte. De geuren van sterke drank en sigarenrook kwamen naar buiten zetten. Vrouwen met ontblote borsten hingen in de deuropeningen en wisselden obscene opmerkingen uit met hoeren in de aangrenzende saloons of nodigden op schrille toon de passanten uit om binnen te komen. Aan de overkant van de straat stonden goedkope pensions vol ongedierte en pestilentie tussen de armoedige schuurtjes van helers die gestolen goed opkochten.

Pendergast keek zorgvuldig om zich heen en bestudeerde topografieen architectuur om te zien of er enige aanwijzing was, enige hint die een gewone studie van de historische documenten niet kon verschaffen. Na een tijd liep hij in oostelijke richting naar een enorm, half bouwvallig en scheefhangend gebouw van vier verdiepingen dat zelfs in het licht van de straatlantaarn nog verduisterd leek. Dit was de voormalige brouwerij, die ooit het meest beruchte huurwoningencomplex van de hele Five Points was geweest. Kinderen die zo ongelukkig waren om daar ter wereld te komen, konden maanden of zelfs jaren leven zonder ooit de buitenlucht te ruiken. Nu was het, dankzij de bemoeienissen van een liefdadigheidsgroep, verbouwd tot de Missie van Five Points. Een van de eerste stadsvernieuwingsprojecten. Die goede dr. Enoch Leng had in de jaren 1880 pro bono zijn medische diensten aangeboden aan deze instelling. Hij was er blijven werken tot in het begin van de jaren '90, toen de historische verslagen over Leng plotseling in het niets verdwenen. Pendergast liep langzaam naar het gebouw toe. Er hing nog een oud uithangbord voor de oude brouwerij aan de bovenste verdieping, veel opvallender dan het nieuwere en schonere bord van de Missie van Five Points daaronder. Hij vroeg zich even af of hij naar binnen zou gaan, maar besloot dat niet te doen. Eerst moest hij nog een ander bezoek afleggen.

Achter het missiehuis liep in noordelijke richting een duister, doodlopend steegje. Vanuit het donker steeg vochtige, onwelriekende lucht op. Vele jaren eerder, toen de Ponts nog een drassig gebied waren dat bekendstond als het Bassin, had Aaron Burr een enorme, onderaardse pomp geïnstalleerd voor de natuurlijke bronnen op deze plek, en zo had hij de New Amsterdam Water Company gesticht. Het moeras werd echter steeds smeriger en uiteindelijk was het dichtgegooid om plek te maken voor woningbouw. Pendergast bleef staan om na te denken. Later had deze steeg de naam Cow Bay gehad, de gevaarlijkste straat van de hele buurt. Het had er vol gestaan met hoge, houten gebouwen met namen als 'Huize Vleermuis' en 'De Hellepoort', die bewoond werden door gewelddadige alcoholisten die iemand al zouden neersteken vanwege de kleren aan zijn lijf. Net als zoveel andere huizen in de wijk Five Points waren ook dit konijnenholen vol stinkende kamertjes, geheime doorgangen en deuren naar andere huizen aan aangrenzende straten, zodat misdadigers via een netwerk van ondergrondse gangen konden ontkomen aan de politie als er weer eens een inval plaatsvond. In het midden van de negentiende eeuw had hier gemiddeld iedere nacht een moord plaatsgevonden. Nu bevonden zich hier een bedrijf dat ijs bezorgde, een slachthuis en een verlaten onderstationvan het gemeentelijke waterbedrijf dat in 1879 was gesloten toen het niet meer nodig was vanwege het nieuwe reservoir verderop in de stad.

Pendergast liep een straat verder en sloeg linksaf Little Water Street in. Op de hoek aan het eind van de straat stond het Five Points Nijverheidshuis, het andere weeshuis dat Enoch Leng zijn medische bijstand had verleend. Het was een hoog gebouw uit de Beaux-Artsperiode met een toren aan de noordzijde. Boven op het mansardedak lag een klein, rechthoekig dakterras met een ijzeren balustrade. Het gebouw leek droevig misplaatst temidden van de armzalige houten huisjes en de bouwvallige hutten.

Hij staarde naar de vensters met hun brede bovenkozijnen. Waarom had Leng zijn diensten aangeboden aan deze twee missies, allebei in 1880, het jaar voordat Shottums Kabinet afbrandde? Als hij op zoek was naar een oneindige bron straatarme slachtoffers wier afwezigheid geen ophef zou veroorzaken, was het Kabinet een betere keuze dan een nijverheidshuis. Tenslotte was er een grens aan het aantal mysterieuze verdwijningen na verloop van tijd moest iemand argwaan krijgen. En waarom had Leng speciaal déze missies gekozen? Er waren talloze andere weeshuizen in het arme deel van Manhattan. Waarom had Leng besloten om hiervandaan te werken en, waarschijnlijk, zijn slachtoffers te betrekken? Pendergast stapte de straatkeien weer op en keek nadenkend links en rechts. Little Water Street was de enige straat die in de twintigste eeuw niet meer bestond. De weg was ondergeplaveid, er waren gebouwen overheen gezet, de hele straat was vergeten. Hij had natuurlijk oude kaarten gezien waarop de straat vermeld stond, maar er was nooit een straat aangelegd die precies liep op de voormalige lokatie van Little Water Street.

Een onvoorstelbaar sjofele man met een paard en wagen kwam de straat af lopen. Hij rinkelde met een bel en haalde voor een fooi het afval op. In zijn kielzog volgde een troep tamme zwijnen. Pendergast schonk hem geen aandacht. Hij glipte de smalle straat weer in en bleef staan bij de ingang van Cow Bay. Hoewel het op moderne kaarten moeilijk te zien viel nu Little Water Street er niet meer was, zag Pendergast dat beide weeshuizen uitgekomen moesten zijn op deze afgrijselijke woonhuizen. De gebouwen zelf waren weg, maar de doolhof van tunnels waarvan de criminele inwoners ooit gebruik hadden gemaakt, moest er nog zijn.

Hij keek om zich heen. Slachthuis, ijsfabriek, verlaten waterleidinggebouw... Plotseling werd het hem allemaal duidelijk. Langzamer nu liep Pendergast weg in de richting van Baxter Street en verder naar het noorden. Hij kon natuurlijk op dit punt zijn reis beëindigd hebben; hij had zijn ogen kunnen opslaan naar de twin-tigste-eeuwse boeken en buizen en computerschermen, maar hij wilde liever de discipline van de mentale oefening voortzetten en de lange route terugvolgen naar Lenox Hill Hospital. Hij was benieuwd of de brand in Shottums Kabinet al geblust was. Misschien kon hij een rijtuig naar de stad nemen. Of nog beter, hij kon langs het circus aan Madison Square Garden lopen, langs Delmonico's, langs de paleizen aan Fifth Avenue. Hij had heel wat om over na te denken, veel meer dan hij zich aanvankelijk had voorgesteld, en dat kon hij net zo goed in 1881 doen als in het heden.


De gruwelkamer
Section0001.xhtml
Section0103.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml