3

Langzaam werkte Smithback zich langs de muur omhoog naar de stenen omlijsting van een raam op de eerste verdieping. Hoewel hij kornissen en wapenschilden als houvast gebruikte, bleek de klimtocht moeilijker te zijn dan hij had verwacht. Hij had een schram over zijn wang opgelopen en een vinger gekneusd. En uiteraard was hij zijn Italiaanse schoenen (a tweehonderdvijftig dollar) aan het ruï-neren. Misschien kon hij een schadevergoeding van de Times krijen Hij voelde zich bijzonder kwetsbaar toen hij daar met gespreide armen en benen tegen de gevel plakte. Er moet toch een gemakkelijker manier zijn om de Pulitzer te winnen, dacht hij even. Hij greep de vensterbank en hees zich grommend van inspanning omhoog. Hij klom op de brede richel, bleef daar even zitten om op adem te komen en keek om zich heen. Het was nog rustig op straat. Zo te zien had niemand iets gemerkt. Hij richtte zijn aandacht op het hobbelige glas van het raam.

Het vertrek zag er volledig verlaten en donker uit. Stofdeeltjes hingen in de bloedeloze lichtbundels die schuin naar binnen vielen. Hij meende in de muur tegenover het raam een deur te zien. Maar niets gaf hem enig idee van wat daarachter lag, in de rest van het huis. Als hij meer wilde weten, moest hij toch echt naar binnen. En wat dan nog? Het huis stond al tientallen jaren leeg. Waarschijnlijk was het intussen gemeente-eigendom, openbaar bezit. Hij was nu al zover, hij had al zoveel gedaan. Als hij nu vertrok, kon hij weer helemaal overnieuw beginnen. Voor zijn geestesoog zag hij het gezicht van zijn hoofdredacteur die, met uitpuilende ogen van de woede, een vuistvol papieren stond te schudden. Als hij schadevergoeding wilde voor de schoenen, kon hij daar maar beter iets tegenover stellen.

Hij voelde aan het raam. Zoals hij al verwacht had, zat dat op slot. Of misschien klemde het van ouderdom. Even wist hij niet goed wat te doen. Hij keek nog eens om zich heen. Het vooruitzicht om langs die muur weer omlaag te moeten klauteren was nog akeliger dan de weg omhoog. Aan het raam viel niets te zien. Hij móést naar binnen, al was het maar een seconde. Hij kon niet eeuwig op die vensterbank blijven zitten. Als er iemand voorbijkwam, als iemand hem zag... En toen zag hij, een paar blokken naar het zuiden op Riverside Drive, een patrouillewagen. Langzaam reed hij in noordelijke richting. Het zou er niet goed uitzien als ze hem hier zagen zitten en hij kon niet tijdig terug klimmen.

Snel trok hij zijn jasje uit, maakte er een bal van en hield het tegen een van de laagste ruiten van het venster. Met zijn schouder drukte hij tot het glas luid krakend brak. Hij peuterde de stukjes glas uit de sponning, legde ze op de vensterbank en kroop naar binnen. Daar stond hij op. Hij tuurde door het raam. Alles was rustig, niemand had hem zien inbreken. Toen draaide hij zich om en bleef gespannen staan luisteren. Stilte. Hij snoof de lucht op. Het rook er, niet onaangenaam, naar oud behang en stof niet de bedompte luchtdie hij verwacht had. Hij haalde een paar maal diep adem. Denk aan het artikel. Denk aan de Pulitzer. Denk aan Nora. Hij zou even snel rondkijken en dan maken dat hij wegkwam. Hij wachtte tot zijn ogen aan de schemering waren gewend. Achter in de kamer was een plank, waar één enkel boek op lag. Smithback liep erheen en pakte het. Het was een boek uit de negentiende eeuw, Mollusca genaamd, met een goudkleurige afbeelding van een schelp op de omslag. Smithback voelde hoe zijn hart sneller ging slaan: een boek over natuurlijke historie. Hij opende het in de hoop dat hij een voorblad zou vinden met het opschrift ex libris enoch leng. Maar nee. Hij sloeg de bladen om, op zoek naar aantekeningen, en legde het boekwerk weer terug.

Er zat niets anders op: hij zou het hele huis moeten doorzoeken. Zorgvuldig trok hij zijn schoenen uit, zette ze bij het raam en ging op kousenvoeten verder. Met behoedzame stappen ging hij op weg naar de gesloten deur. De vloer kraakte, en hij bleef staan. Maar de diepe stilte bleef onveranderd. Het leek onwaarschijnlijk dat er iemand anders in huis was, want zo te zien hadden zelfs junks en daklozen geen kans gezien om binnen te komen, maar enige voorzichtigheid kon geen kwaad.

Hij legde zijn hand op de deurknop, draaide die langzaam om en duwde de deur een paar centimeter open. Hij tuurde door de spleet. Zwart. Hij duwde hem wijder open zodat het schemerige ochtendlicht uit het raam achter hem de gang in kon stromen. Hij zag een lange, hoge gang met chique behang met grote, groene motieven. Aan de wanden hingen schilderijen met witte doeken eroverheen, in vergulde nissen. De lakens plakten vast aan de zware lijsten. Aan het einde van de gang liep een brede marmeren trap naar beneden en verdween in een poel van diepere duisternis. Boven aan de trap stond iets een beeld, misschien? -, ook onder een wit laken. Smithback hield zijn adem in. Het zag er werkelijk naar uit dat het huis was afgesloten en leegstond sinds Lengs dood. Fantastisch. Zou dit echt allemaal Lengs spul zijn?

Voorzichtig liep hij een paar stappen de gang in. Daar was de geur van schimmel en stof vermengd met iets onaangenamers: iets organisch, zoetig, een geur van bederf. Het leek wel of het oude, verrotte hart van het huis uiteindelijk was doodgegaan. Misschien had hij gelijk met zijn argwaan en had Leng de lijken van zijn slachtoffers verborgen achter het zware, antieke behang. Op een armlengte afstand van een van de schilderijen bleef hij staan. Nieuwsgierig stak hij een arm uit, pakte een hoek van het laken en tilde het op. De vergane stof viel in een wolk van stof en rafels uit-een en geschrokken deed hij een stap achteruit. Er werd een donker schilderij zichtbaar. Smithback keek van dichterbij. Een roedel wolven in een dicht bos was een hert aan het uiteenscheuren. De anatomische details waren afgrijselijk om aan te zien, maar bijzonder knap uitgevoerd. Ongetwijfeld was het doek een vermogen waard. Smitbacks belangstelling was gewekt en hij liep naar de volgende nis. Ook daar trok hij het laken weg, en ook dat verging tot poeder bij zijn aanraking. Op dit schilderij was een walvisjacht te zien: een gigantische walvis vol harpoenlijnen wentelde zich rond in zijn doodsstrijd. Een metershoge fontein van felrood slagaderlijk bloed spoot uit zijn luchtgat en met zijn staart zwiepte hij een boot vol harpoeniers de zee in.

Smithback kon zijn ogen niet geloven. Raak, in één keer raak. Maar toeval was dat natuurlijk niet: dit was het resultaat van hard werken en zorgvuldig onderzoek. Zelfs Pendergast was niet achter Lengs adres gekomen. Dit betekende de redding van zijn baan bij de Times, misschien zelfs van zijn relatie met Nora. Want wat voor informatie over Leng Nora en Pendergast ook zochten, hij wist zeker dat die hiér te vinden was.

Even bleef Smithback gespannen staan luisteren, maar van beneden klonk geen geluid. Met trage, kleine, geruisloze stappen liep hij over de vloerbedekking van de gang. Toen hij bij het overdekte standbeeld boven aan de trap kwam, stak hij zijn hand uit en greep hij het laken. Dat was al even vergaan als de vorige en viel in een hoop flarden op de grond. Er steeg een wolk van stof, droge schimmel en rottende materie op.

Aanvankelijk voer er bij de aanblik een huivering van schrik door Smithback heen, tot hij besefte waar hij naar keek. Het was in feite niets meer dan een opgezette chimpansee die aan een boomtak hing. Motten en ratten hadden het grootste deel van het gezicht weggevreten en de putten en gaten liepen door tot aan het bruin verkleurde bot. Ook de lippen waren weg, zodat de chimpansee de gemartelde grijns van een mummie vertoonde. Eén oor bungelde nog even aan een sliert verdroogd vlees en voor Smithbacks ogen viel het op de grond. In een van zijn handen had de aap een stuk kunstfruit, met de andere greep hij naar zijn maag alsof hij buikpijn had. Alleen de glazen kraalogen leken nieuw, en daarmee keek hij Smithback met een maniakale blik aan.

Smithbacks hart begon te bonzen. Leng was tenslotte taxonoom geweest, verzamelaar, en lid van het Lyceum. Had hij er net als McFadden en de rest een eigen collectie op nagehouden, zijn eigen rariteitenkabinet? Maakte deze vergane chimpansee deel uit van die collectie?Weer voelde hij zich even besluiteloos. Wat was het beste: nü weggaan?

Hij deed een stap achteruit en tuurde de trap af. Daar was geen licht te zien, afgezien van de paar straaltjes die tussen de planken en luiken voor de ramen door schenen. Geleidelijk begon hij de vage omtrekken te zien van wat een ontvangsthal leek te zijn, compleet met eiken parketvloer. Daarop lagen huiden van exotische dieren: zebra, leeuw, tijger, jaguar, oryx. Daaromheen stond een aantal donkere voorwerpen, ook afgedekt met witte lakens. Langs de lambrisering stonden oude kasten met ribbel-glazen deuren. Daarin stond een aantal schemerige voorwerpen in vitrines, elk voorzien van een bordje van messing.

Ja, het was inderdaad een collectie. Lengs collectie. Smithback bleef met de knop van de trapleuning in zijn hand staan. Hoewel niets in het huis in meer dan honderd jaar aangeraakt leek te zijn, voelde hij diep in zijn hart dat het huis niet die hele tijd leeggestaan had. Het zag er op de een of andere manier verzorgd uit. Alsof er iemand toezicht op gehouden had. Hij moest nu rechtsomkeert maken en ervandoor gaan.

Maar er heerste een diepe stilte, en hij aarzelde. Die collecties in de gang leken wel een snelle blik waard. Het interieur van dit huis en de collecties zouden een belangrijke rol spelen in zijn artikel. Hij ging gewoon éven naar beneden om te kijken, heel even maar. Om te zien wat er onder die lakens zat. Hij deed een voorzichtige stap, en nog een... en toen hoorde hij achter zich een zacht klikgeluid. Hij draaide zich razendsnel om, zijn hart bonzend in zijn keel. Eerst leek alles hetzelfde. En toen besefte hij dat de deur waardoor hij de gang was binnengekomen, dichtgevallen moest zijn. Met een zucht van opluchting bedacht hij dat de wind door het gebroken venster moest zijn gekomen en de deur dichtgedrukt had. Hij liep verder de indrukwekkende marmeren trap af, zijn hand op de trapleuning. Onderaan bleef hij staan. Door samengeknepen ogen tuurde hij de diepere duisternis in. De geur van rotting en bederf leek hier sterker.

Zijn blik bleef rusten op een voorwerp midden in de gang. Een van de lakens was zo vergaan dat het al van het voorwerp af gevallen was. Het zag er vreemd en misvormd uit in het donker. Smithback deed een stap naar voren, kneep zijn ogen nog verder samen en besefte plotseling wat het was: een opgezette kleine, vleesetende dinosaurus. Maar dit was een uitzonderlijk goed bewaard gebleven dinosaurus, met het fossiele vlees nog aan de botten, een paar fossiele inwendige organen en zelfs een paar enorme lappen fossiele huid.En op die huid zaten de onmiskenbare omtrekken van véren. Smithback was met stomheid geslagen. Dit was een verbijsterend exemplaar, van onschatbare waarde voor de wetenschap. Kortgeleden hadden wetenschappers de theorie ontwikkeld dat sommige dinosauriërs, misschien zelfs de T. Rex, een verendek gehad konden hebben. Hier was het bewijs. Hij keek naar beneden: een messing bordje met het opschrift onbekende coeloraptor uit red deer river, alberta, canada.

Smithback richtte zijn aandacht op de kasten. Zijn blik viel op een reeks menselijke schedels. Hij liep erheen. Op het messing bordje stond hominidae uit de grotten bij swartkopje, zuid-afrika. Smithback kon zijn ogen niet geloven. Hij wist genoeg over fossiele hominidae om te weten dat die verschrikkelijk zeldzaam waren. Deze tien schedels hier waren de meest complete verzameling die hij ooit gezien had. Dit zou een revolutie betekenen in het onderzoek naar hominidae.

In de volgende kast lag iets te glimmen. Hij ging erheen: een enorme verzameling edelstenen. Zijn blik viel op een grote, groene, geslepen steen ter grootte van een mussenei. Het opschrift eronder luidde: diamant, exemplaar zonder insluitingen, uit novotney terra, siberië, 216 karaat, naar verluidt de enige groene diamant ter wereld. Daarnaast lagen in een grote kist immense stervormige robijnen, saffieren en meer exotische stenen met namen die hij amper kon uitspreken te fonkelen in schemerige uithollingen stenen van een kwaliteit die niet onderdeed voor de fraaiste exemplaren in het Museum voor Natuurlijke Historie. Ze leken een prominente positie te bekleden temidden van de andere stukken. Op een plank niet ver daar vandaan lagen rijen goudkleurige kristallen, schitterend, kantachtig als sneeuwvlokken, een ervan zo groot als een grapefruit. Daaronder rijen tektieten, voornamelijk zwart en misvormd, maar sommige met een prachtige, diepgroene of -violette kleur.

Smithback deed een stap achteruit. Zijn verstand duizelde van de rijkdom en de gevarieerdheid van de collectie. En dan te bedenken dat dit hier allemaal honderd jaar lang in zo'n bouwvallig huis heeft gestaan... Hij wendde zich af en rukte impulsief het laken van een klein specimen achter hem weg. Het laken verging tot niets en voor zich zag hij een eigenaardig, opgezet dier: een groot zoogdier dat in de verte op een tapir leek met een enorme snuit, krachtige voorpoten, een bolle kop en kromme slagtanden. Het leek op niets dat hij ooit gezien had: een monster. Hij bukte zich om het opschrift te kunnen lezen: enig bekend exemplaar van de slagtand-megalope-dus, beschreven door plinius en beschouwd als fabeldier totdat dit exemplaar in 1869 in de belgische kongo werd geschoten door de engelse ontdekkingsreiziger kol. sir henry f. moreton.

Grote goedheid, dacht Smithback. Kon dat waar zijn? Een groot zoogdier, volslagen onbekend in de wetenschap? Of was het namaak? Plotseling kwam een gedachte bij hem op: kon dit allemaal namaak zijn? Maar toen hij om zich heen keek, realiseerde hij zich dat dat niet het geval was. Leng zou geen namaak verzameld hebben, en zelfs in dit schemerlicht was te zien dat alles echt was. Dit was écht. En als de rest van de collecties in het huis hier maar in de verste verte op leek, was het waarschijnlijk de grootste natuurlijke-historiecollectie ter wereld. Dit was meer dan een rariteitenkabinet. Het was te donker om aantekeningen te maken, maar Smithback wist dat hij geen aantekeningen nodig had: wat hij hier had gezien, stond voor eeuwig op zijn netvlies gebrand.

Zo'n artikel kreeg je als verslaggever maar eens in je leven. Hij trok nog een laken weg en stond oog in oog met het gigantische, fossiele skelet van een kortsnuitige holenbeer die met een onhoorbaar gebrul op zijn achterpoten overeind was gekomen, de zwarte tanden scherp als dolken. Het bordje van messing op het eiken voetstuk vermeldde dat deze beer afkomstig was uit de teerputten bij Kutz-canon in New Mexico.

Op kousenvoeten sloop hij door de hal, haalde nog meer lakens weg, ontdekte een hele nieuwe rij zoogdieren uit het Pleistoceen stuk voor stuk schitterende exemplaren, museumkwaliteit of mooier die eindigde bij een reeks skeletten van Neanderthalers, perfect bewaard gebleven, sommige met wapens en gereedschappen en een met een soort halsketting van tanden.

Toen hij opzij keek, zag hij een marmeren doorgang naar een vertrek daarachter. Midden in het vertrek stond een enorme meteoriet met een bobbelig oppervlak, doorsnee minstens tweeënhalve meter, temidden van rijen en rijen kasten. De steen was robijnrood van kleur. Het was bijna niet te geloven.

Hij wendde zijn blik af en richtte zijn aandacht op de voorwerpen op een stel mahoniehouten planken tegen een andere muur. Daar lagen bizarre maskers, vuurstenen speerpunten, een schedel met ingelegd turkoois, messen vol edelstenen, padden in glazen flessen, duizenden vlinders onder glas: alles gerangschikt met een minutieuze aandacht voor systematiek en classificatie.

Hij zag dat er geen elektrische verlichting in het vertrek was. Er zaten gasaansluitingen, elk met een pijpje dat naar een mamu overdekt door een kap van bewerkt glas. Ongelooflijk. Dit móést het huis van Leng zijn, precies zoals hij het achtergelaten had. Het leek wel of hij het huis uit gelopen was, het achter zich had dichtgespijkerd en ervandoor gegaan was...

Maar met plotseling tanend enthousiasme bleef Smithback staan. Natuurlijk had het huis er niet zo bijgelegen, onaangeraakt, sinds Lengs overlijden. Er moest een bewaarder zijn die regelmatig langskwam. Iemand had dat metaal voor de ramen aangebracht en die lakens over de collectie gehangen. Weer maakte zich het gevoel van hem meester dat dit huis niet leeg was, dat er nog iemand ronddoolde. De stilte, de waakzame collectie en de groteske opgezette dieren, de overweldigende duisternis in de hoeken van de vertrekken en bovenal de stank van bederf bezorgden hem een groeiend gevoel van onbehagen dat hij niet van zich af kon zetten. Onwillekeurig huiverde hij. Waar was hij mee bezig? Hij had al genoeg voor een Pulitzer. Hij had zijn verhaal: nu moest hij slim zijn en maken dat hij wegkwam.

Hij draaide zich om en klom snel de trap weer op. Hij passeerde de chimpansee en de schilderijen, en toen bleef hij staan. Alle deuren in de gang zaten dicht en het leek er nog donkerder dan een paar minuten tevoren. Hij besefte dat hij niet meer wist door welke deur hij was binnengekomen. Een van de laatste was het geweest, dat wist hij nog wel. Hij liep naar de meest waarschijnlijke deur, voelde aan de klink en merkte tot zijn verbazing dat de deur op slot zat. Verkeerd gegokt, dacht hij, en hij liep naar de volgende. Ook die zat op slot.

Met een stijgend gevoel van paniek probeerde hij de deur aan de overkant van de gang. Ook die zat op slot. En de volgende, en die daarna. Zijn nekhaar ging recht overeind staan terwijl hij alle andere deuren probeerde. Allemaal zaten ze op slot, stuk voor stuk. Smithback stond in de donkere gang en probeerde zijn plotselinge, bijna verlammende paniek te beheersen. Hij zat opgesloten.


De gruwelkamer
Section0001.xhtml
Section0103.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml