9
Het eerste dat terugkwam, was de pijn. Nora kwam langzaam, pijnlijk terugzwemmen naar het bewustzijn. Ze kreunde, slikte, probeerde zich te bewegen. Haar flank leek wel doorboord te zijn. Ze knipperde met haar ogen, knipperde nogmaals en merkte dat ze in volslagen duisternis lag. Ze voelde bloed op haar gezicht, maar toen ze het wilde aanraken, weigerde haar arm te bewegen. Ze probeerde het opnieuw en merkte dat ze aan armen en benen geketend was. Ze voelde zich verward, alsof ze vastzat in een droom waaruit ze niet kon ontwaken. Wat was hier aan de hand? Waar was ze?Vanuit het donker klonk een zachte, zwakke stem. 'Dr. Kelly?' Bij de klank van haar eigen naam begon de nachtmerrieachtige verwarring te wijken. Toen haar hoofd helderder werd, voelde Nora een plotselinge schok van angst.
'Ik ben het, Pendergast,' prevelde de stem. 'Hoe is het met u?' 'Geen idee. Een paar gekneusde ribben, misschien. En u?' 'Gaat wel.' 'Wat is er gebeurd?'
Het bleef stil. Toen sprak Pendergast weer: 'Het spijt me verschrikkelijk. Ik had bedacht moeten zijn op een valstrik. Wat afgrijselijk, om brigadier O'Shaughnessy te gebruiken om ons zo in de val te laten lopen. Onuitsprekelijk wreed.' 'Is O'Shaughnessy...?' 'Hij lag op sterven toen we hem vonden. Hij kan dit onmogelijk overleefd hebben.' 'O god, wat verschrikkelijk,' snikte Nora. 'Wat vreselijk.' 'Het was een goed mens, een loyaal mens. Ik heb hier geen woorden voor.'
Het bleef stil. Nora was zo ontzettend bang dat haar angst zelfs haar afgrijzen en verdriet over wat O'Shaughnessy was overkomen, leek te overheersen. Ze begon te beseffen dat hun hetzelfde lot wachtte en dat Smithback misschien al op dezelfde wijze gestorven was. Pendergasts zwakke stem doorbrak de stilte. 'Ik heb geen kans gezien bij deze zaak de juiste intellectuele afstand te bewaren,' zei hij. 'Ik heb er gewoon te dicht op gezeten, vanaf het begin al. Alles wat ik deed was ingegeven door...'
Abrupt zweeg Pendergast. Even later hoorde Nora iets en verscheen er een klein rechthoekje licht hoog boven in de muur voor haar. Het werd net licht genoeg om de omtrekken van hun cel te kunnen zien: een kleine, vochtige stenen kelder. Voor de rechthoek zweefde een stel natte lippen. 'Maakt u zich niet overstuur,' klonk een kalmerende stem met een diep, vol accent dat wel wat leek op dat van Pendergast zelf. 'Het zal allemaal niet lang duren. Verzet is zinloos. Het spijt me dat ik momenteel geen werkelijke gastheerrol kan spelen, maar ik moet dringend iets regelen. Daarna, dat verzeker ik u, zult u het genoegen van mijn onverdeelde aandacht smaken.' De rechthoek werd dichtgeschoven.
Een minuut, misschien twee minuten, bleef Nora in het donker liggen, amper in staat te ademen in haar doodsangst. Met opperste inspanning probeerde ze logisch na te denken. 'Agent Pendergast?' fluisterde ze.Er kwam geen antwoord.
En toen werd het waakzame duister uiteengereten door een gedempte kreet in de verte verstikt, vervormd, ademloos. Meteen wist Nora, zonder de geringste twijfel, dat dat Smithbacks stem was. 'O god!' gilde ze. 'Agent Pendergast, hoort u dat?' Nog steeds gaf Pendergast geen antwoord. 'Pendergast!'
Maar de duisternis bleef zwijgen.