20

Klimmen

Ik kreeg zoveel meer, door langzaam te klimmen en houvast te zoeken bij de twijgen, die tussen gelukzaligheid en mij groeien.

EMILY DICKINSON

De mulifa maakten vele soorten touw en koord, en Mary Malone onderzocht en beproefde een hele morgen wat Atals familie in voorraad had, voor ze haar keuze maakte. Methodes van ineen draaien waren hun onbekend. Alle touwen en koorden waren gevlochten, maar ze waren sterk en veerkrachtig, zodat Mary precies de gewenste soort vond.

Wat ben je aan het doen? vroeg Atal.

De mulifa hadden geen woord voor ‘klimmen’, zodat Mary het met omschrijvingen en veel gebaren moest uitleggen. Atal was ontzet.

Om hoog in de bomen te gaan?

Ik moet zien wat er gebeurt, legde Mary uit. Nu mag je me helpen met het touw.

In Californië had Mary ooit een wiskundige ontmoet die elk weekeinde in bomen klom. Mary had wat aan bergbeklimmen gedaan en had toen aandachtig naar zijn uitleg over de methoden en uitrusting geluisterd. Ze besloot het zodra ze de gelegenheid kreeg zelf te proberen.

Uiteraard had ze nooit verwacht in een ander universum in bomen te zullen klimmen, en ze had weinig zin het alleen te doen, maar het was niet anders. Ze wilde het in elk geval zo veilig mogelijk maken.

Ze nam een touw dat heen en terug een tak van een hoge boom kon halen, en sterk genoeg was om een paar keer haar gewicht te dragen. Toen sneed ze een heel sterk koord in een groot aantal kleine stukken en maakte er lussen van, die ze voor houvast aan het lange touw knoopte.

Vervolgens moest ze het touw over de tak zien te krijgen. Na twee uur experimenteren met dun, sterk koord en een veerkrachtige boomtak had ze een boog, met haar zakmes sneed ze wat pijlen, waar ze harde strookjes blad aan bevestigde voor een rechte baan, en na een dag werken kon Mary aan de slag. Maar de zon ging al onder, haar handen wilden niet meer, dus ging ze eten en slapen, nog vol van haar bezigheden, terwijl de mulifa eindeloos met hun zachte, zangerige gefluister over haar spraken.

De volgende morgen ging ze meteen proberen om een pijl over een tak te schieten. Enkele mulifa kwamen kijken, bezorgd om haar veiligheid. Klimmen was voor schepsels op wielen zo wezensvreemd dat ze al beroerd werden bij de gedachte.

Mary wist wel wat hun gevoelens waren. Ze slikte haar nervositeit weg, bond een uiterst licht, dun touw aan een pijl en schoot die met de boog omhoog.

De eerste pijl raakte ze kwijt. Die bleef ergens in de bast steken en kwam er niet meer uit. Ook de tweede ging verloren, doordat deze wel over de tak kwam maar daarna niet de grond bereikte, en bij het terugtrekken bleef hij vastzitten en knapte. Ze haalde de dunne lijn weer binnen en probeerde het met de laatste pijl, en deze keer lukte het.

Voorzichtig hees ze met de dunne lijn het touw met de lussen over de tak, tot beide uiteinden over de grond hingen. Vervolgens bond ze die zo stevig mogelijk aan een dikke boomwortel vast. Vanaf de grond kon ze uiteraard niet weten op wat voor tak ze vertrouwde. Anders dan bij het beklimmen van een rotswand, waarbij je om de paar meter het touw aan een haak kon bevestigen zodat je nooit ver kon vallen, ging het hier om een heel lang, los touw, waarbij je van heel hoog kon vallen als er iets misging. Voor wat extra beveiliging knoopte ze van drie stukken touw een tuigje, dat ze met een losse knoop om beide touwuiteinden legde. De knoop zou dan aantrekken zodra ze begon te glijden.

Mary zette haar voet in de eerste lus en begon te klimmen.

Ze was vlugger bij het bladerdak dan ze had gedacht. De klim verliep voorspoedig en het touw voelde goed aan. Ze had er niet over willen nadenken hoe ze op de eerste tak moest komen, maar de diepe kloven in de schors bleken goed houvast te bieden waarbij ze zich veilig voelde. Al na een kwartier stond ze op de eerste tak en keek hoe ze naar de volgende kon.

Ze had nog twee einden opgerold touw bij zich om een netwerk van lijnen te maken, ter vervanging van de haken, ankers en andere ijzers die bij bergbeklimmen de zaak beveiligden. Het vastmaken daarvan kostte nog een paar minuten, en na zich aldus te hebben beveiligd bepaalde ze welke tak haar het gunstigst leek, deed haar reservetouw om en ging verder.

Na tien minuten voorzichtig klimmen bevond ze zich in het dichtste gedeelte van de kruin. Ze kon bij de lange bladeren komen, en kon ze door haar handen laten gaan. Ze trof veel heel kleine bloemen aan, elk met een rondje ter grootte van een munt, dat later zou uitgroeien tot zo’n grote, staalharde zaaddoos.

Ze kwam uit op een royale, drievoudige vertakking, waar ze het touw vastmaakte, haar tuig ermee verbond en ging uitrusten.

Door openingen in het gebladerte kon ze de blauwe zee zien blinken tot aan de horizon, en aan de andere kant zag ze over haar schouder de reeks lage heuvels van de goudbruine prairie, doorsneden door de zwarte wegen.

Er stond wat wind, die de bloemen een vage geur deed afgeven, en de stijve bladeren ritselden, en Mary had het gevoel dat ze door een paar reuzenhanden was opgetild. Terwijl ze in de oksel van de machtige takken lag voelde ze een zaligheid die ze maar één keer eerder had ervaren, en dat was niet toen ze haar gelofte als non deed.

Na enige tijd werd ze weer nuchter door kramp in haar rechterenkel, die wat klem zat. Ze trok haar voet terug en concentreerde zich weer op haar taak, nog steeds enigszins verzaligd door wat haar omringde.

Ze had de mulifa uitgelegd dat ze de lakplaatjes een handbreedte van elkaar moest houden om de sraf te zien. Daar zagen zij meteen het lastige van in, en ze maakten een kijker van bamboe, met de amberkleurige plaatjes aan weerszijden bevestigd. Deze kijker zat in haar borstzak, en daar haalde ze die nu uit. Toen ze erdoor keek zag ze die zwevende gouden vonken, de sraf, de Schaduwen, Lyra’s Stof, als een grote wolk van kleine wezentjes in de wind drijven. Voor het merendeel dwarrelden ze willekeurig als stofdeeltjes in een bundel zonlicht, of als moleculen in een glas water.

Voor het merendeel.

Maar hoe langer ze keek, hoe meer ze een ander soort beweging ging zien. Onder de toevallige zweving was er een diepere, tragere, universele beweging van het land in de richting van de zee.

Hé, dat was merkwaardig. Ze verbond zich aan een van haar vaste touwen, kroop over een horizontale tak en bekeek nauwgezet alle bloemen die ze tegenkwam. En algauw begon ze in te zien wat er gaande was. Ze bleef kijken tot ze het helemaal zeker wist en begon toen aan de langdurige, inspannende afdaling.

De mulifa waren van streek, want ze hadden duizend angsten uitgestaan met hun vriendin hoog boven de grond.

Vooral Atal was opgelucht en betastte zenuwachtig Mary’s hele lichaam met haar slurf, liet daarbij genoeglijke geluidjes horen en voerde haar samen met zo’n twaalf anderen vlug naar de nederzetting.

Zodra ze over de top van de heuvel kwamen, werd in het dorp onderling geroepen, en toen ze bij het spreekplatform kwamen was daar zo’n menigte dat Mary aannam dat er veel bezoekers van elders waren gekomen om te horen wat zij te zeggen had. Ze zou willen dat ze beter nieuws voor hen had.

De oude zalif, Sattamax, besteeg het platform en verwelkomde haar hartelijk, en ze beantwoordde dit met alle mulifahoffelijkheid die ze kende. Na deze begroeting begon ze te spreken.

Haperend en met veel omschrijvingen zei ze: Mijn lieve vrienden. Ik ben in de hoge kruin van jullie bomen geweest en heb daar de groeiende bladeren, de jonge bloemen en de zaaddozen goed bekeken.

Ik zag dat er in de boomtoppen een stroom van sraf is, vervolgde ze, maar die beweegt daar traag tegenin. Kunnen jullie dat vanaf de grond zien? Ik kon dat namelijk niet.

Nee, zei Sattamax. Dat horen we voor het eerst.

Nou, vervolgde ze, de bomen filteren de sraf als die door ze heen gaat, en een deel ervan gaat naar de bloemen. Ik heb gezien hoe dat ging: de bloemen zijn naar boven gekeerd, en als de sraf recht naar beneden zou vallen, zou deze in hun blaadjes gaan en ze bevruchten, als stuifmeel van de sterren.

Maar de sraf valt niet omlaag, die drijft weg naar de zee. Wanneer een bloem toevallig landinwaarts gericht is, kan de sraf erin komen. Daarom groeien er nog steeds wat zaaddozen. Maar de meeste zijn naar boven gericht, en de sraf gaat er dan gewoon aan voorbij. De bloemen moeten zo zijn geëvolueerd doordat in het verleden alle sraf omlaag viel. Er is wat met de sraf gebeurd, niet met de bomen. En die stroomrichting is alleen op die hoogte te zien, vandaar dat jullie dit niet wisten.

Als jullie de bomen willen redden, en jullie leefwijze, dan moeten we erachter komen waarom de sraf zich zo gedraagt. Ik weet nog niet hoe dat zou moeten, maar ik zal het proberen.

Ze zag velen van hen omhoogkijken naar de stroming van Stof. Maar vanaf de grond was dat niet te zien. Zelf keek ze door haar kijker, maar meer dan het intense blauw van de hemel zag ze niet.

Ze spraken lange tijd en probeerden zich vermeldingen van de srafwind in hun legenden en verhalen te herinneren, maar die waren er niet. Bij hun weten kwam de sraf van de sterren, zo was het altijd geweest.

Ten slotte vroegen ze of ze verder nog ideeën had, en ze zei: Ik moet meer waarnemingen doen. Ik moet uitzoeken of de wind altijd die kant uit waait, of dat die veranderlijk is, zoals de luchtstromen overdag en ’s nachts. Daarom moet ik meer tijd in de boomtoppen doorbrengen en daar slapen, om ’s nachts waarnemingen te doen. Jullie zullen me moeten helpen om daar een soort vloertje te maken, zodat ik veilig kan slapen. Maar we moeten meer te weten komen.

De mulifa, praktisch als ze waren, en zeer gemotiveerd, boden meteen aan te bouwen wat ze maar nodig had. Ze kenden hijsmethoden met katrollen, en algauw kwam er een met het idee Mary de boomkruin in te hijsen, om haar de gevaarlijke, moeizame klim te besparen.

Blij dat ze iets konden bijdragen gingen ze meteen materialen verzamelen. Onder haar leiding gingen ze vlechten, binden en balken opzetten, en ze verzamelden alles wat ze nodig had voor een observatieplatform in de boomtop.

Nadat hij het oude echtpaar bij de olijfbomen had gesproken, was pater Gomez het spoor bijster. Dagenlang zocht en informeerde hij overal in het rond, maar de vrouw leek van de aardbodem verdwenen.

Hij zou het nooit opgeven, maar ontmoedigend was het wel. Het kruis om zijn nek en het geweer op zijn rug waren symbolen van zijn absolute vastbeslotenheid om zijn taak te volbrengen.

Maar zonder weersverandering had het heel wat langer kunnen duren. In de wereld waarin hij zich bevond was het heet en droog, en hij kreeg steeds meer dorst. Toen hij een natte plek op een rots zag, boven een puinhelling, klom hij naar boven om te kijken of daar een bron was. Die was er niet, maar in de wereld van de zaaddoosbomen had het zojuist geregend. Zo ontdekte hij het venster en wist hij waar Mary heen was gegaan.

De Noorderlicht-trilogie
9789044618334.001.html
9789044618334.002.html
9789044618334.003.html
9789044618334.004.html
9789044618334.005.html
9789044618334.006.html
9789044618334.007.html
9789044618334.008.html
9789044618334.009.html
9789044618334.010.html
9789044618334.011.html
9789044618334.012.html
9789044618334.013.html
9789044618334.014.html
9789044618334.015.html
9789044618334.016.html
9789044618334.017.html
9789044618334.018.html
9789044618334.019.html
9789044618334.020.html
9789044618334.021.html
9789044618334.022.html
9789044618334.023.html
9789044618334.024.html
9789044618334.025.html
9789044618334.026.html
9789044618334.027.html
9789044618334.028.html
9789044618334.029.html
9789044618334.030.html
9789044618334.031.html
9789044618334.032.html
9789044618334.033.html
9789044618334.034.html
9789044618334.035.html
9789044618334.036.html
9789044618334.037.html
9789044618334.038.html
9789044618334.039.html
9789044618334.040.html
9789044618334.041.html
9789044618334.042.html
9789044618334.043.html
9789044618334.044.html
9789044618334.045.html
9789044618334.046.html
9789044618334.047.html
9789044618334.048.html
9789044618334.049.html
9789044618334.050.html
9789044618334.051.html
9789044618334.052.html
9789044618334.053.html
9789044618334.054.html
9789044618334.055.html
9789044618334.056.html
9789044618334.057.html
9789044618334.058.html
9789044618334.059.html
9789044618334.060.html
9789044618334.061.html
9789044618334.062.html
9789044618334.063.html
9789044618334.064.html
9789044618334.065.html
9789044618334.066.html
9789044618334.067.html
9789044618334.068.html
9789044618334.069.html
9789044618334.070.html
9789044618334.071.html
9789044618334.072.html
9789044618334.073.html
9789044618334.074.html
9789044618334.075.html
9789044618334.076.html
9789044618334.077.html
9789044618334.078.html
9789044618334.079.html
9789044618334.080.html
9789044618334.081.html
9789044618334.082.html
9789044618334.083.html
9789044618334.084.html
9789044618334.085.html
9789044618334.086.html
9789044618334.087.html
9789044618334.088.html
9789044618334.089.html
9789044618334.090.html
9789044618334.091.html
9789044618334.092.html
9789044618334.093.html
9789044618334.094.html
9789044618334.095.html
9789044618334.096.html
9789044618334.097.html