33
De volgende dag – het is aan de vooravond van de tweehonderdste dag sinds Michail is ontvoerd – laat Lilja Grisja weten dat ze hem weer wil spreken.
Grisja kom door de achterdeur binnen en stampt de modder van zijn laarzen. ‘Wat is er nu weer?’ vraagt hij, terwijl hij naar de volle fles wodka op de tafel kijkt. Die vrouw begint nu wel heel brutaal te worden, denkt hij, zoals ze alles gewoon uit de voorraad van de gravin pakt.
‘Ga zitten,’ zegt Lilja, en ze schenkt voor ieder van hen een glas in, waarna ze een kristallen schaaltje met ingemaakte, gezouten zilveruitjes en blokjes biet naar hem toe schuift. ‘En? Heb je het geld?’
‘Dat komt snel, over hoogstens een week. Er moeten allerlei papieren worden ingevuld en de prins is een paar dagen weg. Ik kan het geld niet krijgen voordat hij terug is.’
‘Hm. En hoe zit het met Kropotkin?’ zegt ze dan, en ze neemt een slok.
Grisja houdt zijn glas vast en kijkt haar aan.
‘Hij probeert de gravin het hoofd op hol te brengen met zijn muziek en zijn mooie praatjes. Ik hoor hem,’ zegt ze, ‘en ik zie de blik waarmee ze naar hem kijkt.’
Grisja’s hand klemt het glas nog steviger vast.
Lilja ziet dat zijn knokkels wit zijn geworden. ‘Ik denk dat als dit lang genoeg duurt, hij zal proberen met haar te trouwen.’
Grisja komt half overeind, waardoor de stoel met een krassend geluid over de houten vloer naar achteren schuift. ‘Waar heb je het over? Hij is pas een paar keer hier geweest.’
‘Zes keer,’ zegt Lilja. ‘De afgelopen weken is hij zes keer hier geweest en vandaag heeft ze me verteld dat hij morgenavond blijft eten.’
Grisja kijkt haar verwilderd aan, hij heft zijn glas en giet de inhoud in één teug naar binnen. ‘Haar man is amper koud. Je bent gek om te suggereren dat er iets tussen hen is.’
‘Er gebeuren wel vreemdere dingen. We moeten haar tegen hem beschermen, Grisja. Misschien wel tegen haarzelf.’ Lilja gebaart dat Grisja weer moet gaan zitten. ‘De gravin heeft Rajsa opdracht gegeven het laatste beetje gezouten rundvlees voor de soep te gebruiken en een kip te slachten. Ze zal ongetwijfeld een van de laatste flessen wijn voor haar gast boven laten brengen. En als hij blijft eten, denk je dat hij daarna zijn paard nog zal zadelen in deze kou om in het donker naar huis te rijden? Denk je echt dat hij dat zal doen? Hij zal vast hier blijven.’ Ze zwijgt even, om haar woorden goed tot hem door te laten dringen. ‘Het is niet goed, Grisja. Hij is niet goed genoeg voor haar.’
‘Wat ziet ze in hem?’ vraagt Grisja, en hij vult zijn glas nog eens. ‘Hij is een horige.’
Lilja antwoordt terloops: ‘Hij wás een horige. Hij zou haar heel gemakkelijk kunnen inpalmen. Ze is eenzaam, Grisja.’
Daarop krijgt Grisja het erg warm, met nog steeds zijn dikke, gevoerde jas aan in de keuken die smoorheet is door het gloeiende fornuis. Hij gooit de jas uit en schenkt zich nog eens in. Hij denkt aan de manier waarop Antonina in de datsja haar hoofd achterover hield om de wodka in één keer naar binnen te gieten, met haar hals bloot en kwetsbaar. Dat had ze zelf tegen hem gezegd voordat ze met hem naar de slaapkamer liep. Ik ben eenzaam, Grisja.
Zou ze bij de violist dezelfde woorden gebruiken? ‘Je hebt gelijk. We moeten de gravin in bescherming nemen tegen hem.’
Lilja schuift de fles naar Grisja toe. ‘Als weduwe is Angelkov van haar, ze kan ermee doen wat ze wil.’ Ze schudt haar hoofd, pakt een stukje biet en neemt een hapje. ‘Als ze met Kropotkin zou trouwen, zouden het landhuis en alles wat er na de uiteindelijke verdeling in mirs aan wersten over is van hem worden.’
Grisja is verbaasd dat Lilja op de hoogte is van de wet. Die bepaalt dat het enige wat een alleenstaande vrouw of weduwe in Rusland kan bezitten, land is. Daardoor weet ze wat er op het spel staat als Antonina weer zou trouwen. Hij had gedacht dat de muziekleraar inmiddels bij Bakanev zou zijn vertrokken, dat het maar een paar bezoekjes zouden zijn.
Lilja schudt haar hoofd en neemt nog een hapje biet. ‘Ik verbaas me over het gedrag van mevrouw. Wat ik allemaal heb gezien… nou ja, dat is heel ongepast voor een vrouw van haar stand.’ Ze eet het laatste restje biet op en veegt haar mondhoeken met haar schort af. Ze weet dat Grisja wil vragen waar ze precies op doelt, maar hij zal dit niet doen. Het is beter zo. Lilja weet hoe sterk verbeelding kan zijn. ‘Ik vond gewoon dat je dit moest weten.’ Ze gaat staan. ‘Aangezien jij je net zoveel zorgen over het welzijn van mevrouw maakt als ik.’
Grisja kijkt haar onderzoekend aan. Hij gaat eveneens staan, drinkt zijn glas leeg en pakt zijn jas. Terwijl hij de deur opendoet, zegt Lilja nog iets.
‘Ik zal je laten weten wat er morgen gebeurt. Wanneer hij komt eten.’
Als hij terugloopt naar zijn huis moet Grisja denken aan hoe Antonina hem had gekust, hoe gretig ze was geweest, hoe vrijmoedig ze haar begeerte had getoond. Ze was ongetwijfeld wat losser geworden door de wodka, maar Grisja weet zeker dat Antonina geen toneel speelde toen ze de liefde met hem bedreef.
Die muzikant zou een vrouw als zij nooit weten te hanteren.
‘Die violist is niet goed voor haar,’ zegt hij in het donker.
Valentin en Antonina hebben hun soljanka – de dikke, pikante rundvleessoep – gehad, gevolgd door een hoofdgerecht van gebraden gevogelte met jus en een aardappelsalade met kappertjes, olijven, hardgekookte eieren en doperwten. In de keuken wacht een schaal met kaas en ingemaakte bietjes, en ook een taart, waarvan Antonina weet dat die veel te veel heeft verbruikt van wat er nog over was van hun suiker.
Valentin merkt op dat ze worden bediend door dezelfde man – Pavel – die hem heeft binnengelaten en zijn jas heeft aangepakt. Er is kennelijk geen speciaal personeel meer om het eten te serveren. Het is duidelijk dat de gravin en het landgoed zwaar te lijden hebben gehad onder het afschaffen van de lijfeigenschap.
Antonina eet weinig maar drinkt gestaag van haar wijn. Pavel trekt geruisloos een tweede fles open om Antonina’s lege glas te vullen. Daarna loopt hij naar Valentin, met de fles in de aanslag, maar Valentin schudt zijn hoofd. Pavel zet de fles terug op het buffet en neemt zijn plaats bij de deur weer in.
‘Het is slechts eenvoudig voedsel,’ zegt Antonina. ‘Ik bied u mijn excuses aan.’
‘Weet u waarom ik mij u al deze jaren heb herinnerd, gravin?’ vraagt Valentin, zonder acht te slaan op haar opmerking over het eten. ‘En waarom u zo’n indruk op me hebt gemaakt toen ik u voor het eerst zag, op uw naamdag?’
Antonina kijkt hem recht in de ogen. Ze wil niet dat het gedrag van haar moeder iets met het antwoord te maken heeft.
‘Ik zag u de eerste dag tijdens onze repetitie. U dacht dat u zich achter een pilaar had verborgen. Wat me opviel was dat u zo vrij leek. U bezat een zekere wildheid. Ik weet geen andere omschrijving. Het was subtiel maar toch duidelijk aanwezig: de manier waarop u bewoog, de manier waarop u ongeduldig uw haar naar achteren veegde, alsof het op uw hoofd was gezet om u te ergeren. En u was er zich totaal niet van bewust. Dat maakte het juist zo intrigerend, dat u geen idee had hoe uniek u was. Ik zag zelfs toen dat u het vermogen bezat om de harten van mannen te breken – als u dat zelf maar wilde inzien.’
Antonina vraagt zich af of hij er wel zeker van is dat zij het was. Niemand heeft haar ooit zo beschreven, als een begeerlijke vrouw.
Het kaarslicht flakkert over Antonina’s gezicht. Ze is heel goed in het verbergen van haar gevoelens. Maar Valentin kijkt erdoorheen. Hij is meer dan alleen maar een musicus. Hij weet wat vrouwen graag willen horen, wat ze willen dat mannen in hen zien. En dus gaat hij verder: ‘En toen ik u onlangs bij Bakanev zag, had uw meisjesachtige aantrekkelijkheid zich ontwikkeld tot ware schoonheid.’ Hij laat haar dit compliment even verwerken. ‘Maar er school geen wildheid meer in u. U zag er verwilderd uit, alsof u gevangenzat. Mevrouw de gravin, u ziet er verloren uit.’ Zijn stem, zo zacht, is vol medeleven.
Antonina neemt een slok wijn. Het is een bourgogne die haar mond verwarmt. Vanavond vindt ze wijn lekkerder dan de scherpe prikkeling van wodka achter in haar keel.
‘Mag ik zo brutaal zijn te vragen waarom u me niet wilt begeleiden wanneer ik speel?’ vraagt Valentin, en Antonina wendt haar blik af.
‘Waarom ik niet wil spelen?’ herhaalt ze. Ze voelt zich enigszins onnozel.
Valentin knikt bemoedigend. Zijn complimenten en medeleven schijnen haar niet te beroeren, dus gooit hij het over een andere boeg.
Antonina staat van tafel op. ‘Neem alsjeblieft uw wijn mee. Laten we naar de muziekkamer gaan.’ Ze lopen de eetkamer uit en ze zegt tegen hem: ‘Het ontspant me om dicht bij mijn piano te zijn. Mijn zoon en ik…’ Ze zwijgt even om van de wijn te drinken. ‘Michail wilde beslist dat ik elke dag met hem speelde,’ zegt ze, wanneer ze de wijn heeft doorgeslikt. ‘Sinds zijn ontvoering heb ik voor niemand – met niemand – meer gespeeld.’ De woorden stokken in haar keel. Ze gaat even met haar tong langs haar lippen. Ze staan bij de deur van de muziekkamer.
Valentin doet de deur voor hen open en volgt haar terwijl ze naar de piano loopt en op het bankje gaat zitten. ‘Voor u ligt het heel anders, meneer Kropotkin. U bent in staat uw capaciteiten te gebruiken, het talent waarmee u bent geboren, om een groot publiek vreugde te bereiden.’ Valentin gaat naast haar zitten. ‘Daar hebt u veel mee bereikt. Kijk maar hoe uw leven er nu voor staat.’ Ze zet haar wijnglas op de piano en kijkt hem aan. ‘Ik weet dat u ooit een kind in een dorpje bent geweest.’
Valentin drinkt de rest van zijn wijn op en zet het glas naast het hare.
‘En nu… bent u hier, een deftige heer in een maatpak, die met een gravin dineert.’ Haar handen rusten op de toetsen, en voor het eerst lijkt ze ontspannen met hem. ‘Met een gravin dineert.’
Valentin legt zijn vingers over de hare op de toetsen.
‘Terwijl uw muziek u in een andere wereld brengt,’ gaat ze verder, terwijl ze hem blijft aankijken, ‘bleef mijn muziek voor altijd binnen de muren van mijn huis. Net als iedere andere vrouw van mijn stand,’ zegt ze, ‘mag ik alleen spelen om mijn gezin vreugde te bereiden.’
Valentin beseft dat ze aangeschoten is. Ze probeert het te verbergen, maar dat lukt niet goed.
‘Zoals u weet, Valentin Vladimirovitsj,’ zegt ze, zijn voornaam en patroniem voor het eerst die avond uitsprekend, ‘is het nu eenmaal zo dat hoeveel talent ze ook mag hebben, in Rusland geen enkele vrouw van adel op méér kan hopen.’
Er klinkt een luid gekraak, en ze schrikken allebei. ‘Het is opmerkelijk hoe het houtwerk reageert wanneer het koud wordt,’ zegt Valentin, blij met de onderbreking van de monoloog van de gravin. ‘Er is altijd gekraak wanneer het krimpt.’
Antonina is zich er opeens van bewust dat ze zich in verlegenheid heeft gebracht en haar gast ongetwijfeld ook. Ze trekt haar handen onder die van Valentin vandaan en gaat staan.
Valentin gaat eveneens staan. ‘Mevrouw,’ zegt hij, maar haar gezicht staat niet langer een beetje glazig. Ze kijkt hem strak aan en hij beseft dat hij haar niet moet overhaasten. ‘Toch is het zo dat deze situatie – het leven waarover u spreekt – begint te veranderen sinds de afschaffing van de lijfeigenschap. Misschien is het in de provincie nog niet zo duidelijk waarneembaar, maar in de grote steden zijn de nihilisten bezig een nieuw Rusland te scheppen, voor zowel mannen als vrouwen. Er zijn verhalen over nieuwe conservatoria in Sint-Petersburg en Moskou die zowel mannen als vrouwen toelaten om een muzikale beroepsopleiding te krijgen.’
Ze heeft zich niet bij hem vandaan bewogen. ‘Het is alweer een tijd geleden dat ik naar Sint-Petersburg ben geweest. Niet meer sinds… nou ja, meer dan een jaar geleden. Ja, voordat het Emancipatie Manifest van kracht werd.’ Ze wil haar wijn hebben, maar Valentin staat tussen haar en haar glas.
‘Ik denk dat u het erg veranderd zult vinden,’ gaat hij verder. ‘Er doen zich tal van verrassende mogelijkheden voor. De Russische Maatschappij voor Muziek, die een paar jaar geleden is opgericht, wil het niveau van musiceren in dit land verbeteren en wil muzikale opleiding mogelijk maken.’ Hij zwijgt even, maar als ze geen antwoord geeft, gaat hij verder. ‘De diversiteit van de leerlingen is verbijsterend – van ambtenaren en kooplieden tot studenten – zelfs jonge vrouwen die zich geen privélessen kunnen veroorloven gaan erheen. Er zijn geweldige nieuwe mogelijkheden en kansen.’
Antonina kan over zijn schouder haar halfvolle glas zien. ‘Dat wist ik niet… ik word al enige tijd erg door mijn eigen zaken beziggehouden. Vergeef me alstublieft, meneer Kropotkin. Ik heb de tijd niet in de gaten gehouden.’ Ze doet haar uiterste best om haar zelfbeheersing te bewaren; ze weet dat ze te veel heeft gedronken. ‘Het zal een koude rit naar huis zijn.’ Ze gebaart naar de deur.
‘De Bakanevs zijn zo vriendelijk geweest me het gebruik van een rijtuig met koetsier toe te staan,’ zegt hij. ‘Dus heb ik op de terugweg weinig met de kou te stellen. Tenzij u natuurlijk wilt dat ik meteen vertrek…’ Hij legt zijn hand op haar arm.
Ondanks het vage gezoem in haar hoofd wordt Antonina vervuld van schaamte. Ze heeft zojuist geklaagd over haar verwende, verkwistende leven, en ze denkt dat ze hem een onflatteus, misschien zelfs lelijk beeld heeft geschetst van wie ze werkelijk is. Ze voelt de warmte van zijn hand en ze kijkt op de ormulu-klok op de schoorsteenmantel.
‘Het is nog vroeg. Kan ik u wat kaas aanbieden, of een dessert?’
‘Nee, dank u.’ Valentin staat nog steeds heel dicht bij haar. ‘Ik heb meer dan genoeg gehad.’ Hij legt een hand op haar middel.
‘Zullen we naar de salon gaan?’ Ze schuift bij hem vandaan, pakt haar wijnglas en drinkt de bourgogne op. ‘Ik heb Lilja gevraagd ervoor te zorgen dat de kachels en het haardvuur goed brandende worden gehouden, het zal er warm zijn.’
‘Ja,’ zegt Valentin. ‘Dat lijkt me prettig.’
In de salon doet Antonina de deurtjes van een kast open. Ze schenkt twee glazen wodka in en biedt er Valentin een aan.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, dank u, mevrouw.’
‘Drinkt u niet met me mee? Wilt u zeggen dat er in Rusland een man is die nee zegt tegen een glas wodka?’ Ze pakt haar eigen glas en loopt langzaam, wankel, naar hem toe.
Valentin pakt haar opnieuw bij een arm, ditmaal om haar te ondersteunen. ‘Het spijt me, maar als ik moet spelen – als u wilt dat ik dat straks nog doe – gaat dat beter met een helder hoofd.’
‘Zelfs niet één glaasje?’ vraagt Antonina.
Hij schudt zijn hoofd en glimlacht.
‘Ik zou wel eens iets over uw kinderjaren willen horen,’ zegt ze. Ze wil dat de zwaarte die hen van de muziekkamer naar de salon is gevolgd, optrekt.
Valentin kijkt naar het raam en schraapt zijn keel.
‘Als u dat liever niet doet, zal ik…’
‘Uiteraard zal ik u erover vertellen als dat uw wens is. Maar zou u me erg brutaal vinden als ik u vraag om een kop thee?’
Ze roept Pavel, die buiten de kamer wacht, en vraagt hem thee te brengen. ‘Alstublieft, laten we bij de haard gaan zitten tijdens het wachten.’ Wanneer ze tegenover hem in de diepe stoel van velours is gaan zitten en een slokje van haar wodka neemt, gaat hij ook zitten.
‘Ik heb les gehad van een alom gerespecteerde leraar, een zekere Desjatnikov,’ begint hij zonder omhaal van woorden. ‘Ik heb weinig herinneringen aan mijn jeugd vóór die tijd.’ De manier waarop hij het verhaal vertelt is alsof hij de zinnen voorleest. Antonina vermoedt dat hij zijn verhaal heel vaak heeft verteld, aan heel veel vrouwen. De meeste mannen vertellen niet zo gemakkelijk over hun verleden. ‘Ik weet alleen dat ik nog heel jong was toen ik bij mijn ouders vandaan werd gehaald. Mijn leeftijd blijft een raadsel.’ Hij glimlacht. ‘Ik was jong genoeg – en misschien ook bang of verward genoeg – om de tijd ervóór te vergeten.’ Hij kijkt in het vuur. ‘Pas later besefte ik, toen ik de nieuwe jongens zag binnenkomen, dat we een andere naam kregen na onze komst. Mijn oude naam is eveneens uit mijn geheugen verdwenen.’
Na een ogenblik stilte vraagt Antonina: ‘Was het heel akelig voor u? Om bij uw ouders te worden weggehaald? Ik denk aan… ik maak me zorgen over mijn zoon.’
‘Mevrouw, die tijd…’
‘Toe, zeg alsjeblieft Antonina,’ onderbreekt ze hem. Het lijkt opeens belachelijk om bij een titel te worden aangesproken wanneer Valentin het intieme verhaal van zijn vroegere leven vertelt.
‘Zoals je wilt, Antonina.’ Hij glimlacht, en opeens is de atmosfeer lichter.
Haar glas is leeg. Ze denkt aan het glas dat ze voor Valentin heeft ingeschonken en dat op de plank van de kast staat.
‘Hoewel ik me mijn familie of mijn dorp of hoe ik werd gekozen niet kan herinneren, was ik later, toen ik ouder was en met Desjatnikov rondtrok, wel getuige van de procedure. Je weet ongetwijfeld hoe zoiets in zijn werk gaat.’
Antonina knikt en schraapt haar keel, staat dan op en loopt naar de kast om haar lege glas te ruilen voor het volle. Ze weet niet waarom, maar ze zou zich meer bij Valentin op haar gemak hebben gevoeld als hij haar wodka had aangenomen en met haar het glas had geheven. Als ze zich omdraait zit hij op zijn hurken voor de haard en wakkert het vuur aan met de blaasbalg.
Wanneer Antonina weer is gaan zitten, blijft Valentin staan, met één voet op de koperen rail voor de haard. ‘Elke keer dat ik zag hoe de maestro een nieuwe jongen uitzocht, probeerde ik me te herinneren hoe het mij was overkomen: de man met mooie kleren, het schone overhemd en gestreepte vest en glimmende laarzen, die zorgvuldig mijn gezicht en mijn handen bekijkt. Maar ik kon me niets herinneren. Ik heb zelfs niet de vaagste herinnering aan iets vóór het urenlang studeren onder de hoede van Desjatnikov.’
Ze denkt aan Michail. Hij zou zich dit leven, zijn leven, op Angelkov vast wel herinneren. Zou hij ooit zijn naam echt vergeten. Of haar gezicht?
‘Een van de andere muzikanten, een jongen met wie ik een aantal jaren heb samengespeeld, heeft me verteld dat ik lange tijd niet heb gesproken. Misschien was ik helemaal in mezelf gekeerd geraakt. Ik heb het bij anderen gezien, vooral bij de jongsten.
Mijn enige troost – en dit herinner ik me wel – was de zekerheid dat op een dag een groot en sterk iemand me zou redden. Ik veronderstel dat ik aan mijn vader dacht, de droom van een klein kind, dat ik zou worden gered en mee naar huis zou worden genomen. Omdat ik me mijn ouderlijk huis niet kon herinneren, maakte ik het tot de geweldigste plek die je je kunt voorstellen.’ Hij glimlachte spijtig. ‘Natuurlijk kwam er niemand. Ik raakte gewend aan dat leven en ik groeide op.
Nu ken je het weinig boeiende verhaal van mijn leven.’ Hij gebaart zwierig met zijn hand en glimlacht naar haar. ‘Ik werd Valentin Vladimirovitsj Kropotkin. Het jongetje dat ik ooit was, bestaat niet meer, Antonina.’ Haar naam voelt verrukkelijk in zijn mond. Hij laat hem ronddraaien alsof het een zoete kers is.
Pavel komt binnen met het dienblad voor de thee. Als hij weer weg is, vraagt Antonina aan Valentin hoe lang hij bij Desjatnikov is gebleven.
‘Toen ik ongeveer veertien was, verkocht hij me aan het orkest van prins Jablonski, in de provincie Smolensk. We speelden op muziekavonden en hij verhuurde ons aan vrienden en landhuizen in de hele provincie en daarbuiten.’ Hij drinkt van zijn thee. ‘Zoals we ook op het feest ter ere van jouw naamdag kwamen.’
‘Wat vreselijk treurig allemaal, Valentin.’
‘Niet wanneer je naar het leven van de dorpsbewoners kijkt. Zonder het orkest van horigen was ik misschien niet meer geweest dan de zoveelste arbeider op het land, had ik een leven vol ontbering gehad zonder ooit de vreugde van muziek te kennen.’
‘Ja, misschien wel. En nu kun je spelen voor wie je maar wilt, waar en wanneer.’
Valentin probeert tevreden te blijven kijken terwijl hij het broze theekopje neerzet. Natuurlijk gaat hij haar niet vertellen hoe zijn leven er werkelijk uitziet: de worsteling om werk te vinden, te hopen dat hij zich nieuwe snaren en hars voor zijn stok kan veroorloven. Hoe zou het met mevrouw Golitsyna zijn? Heeft ze hem inmiddels vervangen? Zal hij een plek hebben om te wonen, wanneer hij naar Sint-Petersburg teruggaat als zijn werk bij de Bakanevs is afgelopen? ‘Zou je het prettig vinden om mij over je zoon te vertellen?’
Antonina ademt in en houdt haar adem vast. Kan ze over Misja praten? Valentin blijft heel stil zitten, in een afwachtende houding.
‘Als het gaat, Antonina.’ Hij zegt haar naam zacht.
‘Hij… hij is in juni tien jaar geworden. Hij is musicus. Net als jij,’ zegt ze, en ze probeert te glimlachen. ‘Hij is een waarlijk begaafd pianist. Hij speelt al sinds zijn derde. Als een engel.’ Ze denkt aan de cherubijn die uit het plafond van de kerk viel.
‘Ik weet zeker dat hij deze gave van zijn moeder heeft geërfd.’
Ze glimlacht. ‘Eigenlijk, Valentin, doe jij me aan hem denken.’ Ze is zelf verbaasd als ze dit zegt. Had ze dit bij zijn eerste bezoek al gezien?
‘Omdat ik musicus ben?’
‘Eh… ja. Maar ook vanwege je fijne gelaatstrekken en je expressieve gezicht. Wanneer besefte je dat je muziek in je binnenste voelde?’
Valentin kijkt Antonina spijtig aan. ‘Dat is ook verdwenen. Ik herinner me alleen dat ik met de andere jongens onder Desjatnikov heb gespeeld. Ik weet wel dat ik een vreemde eigenschap heb gehad die verband hield met muziek. Ik zie kleur als ik muziek hoor. Ik weet dat ik dit altijd moet hebben gehad omdat er af en toe een tint is die een fluistering lijkt van iets in mijn verleden.’
‘Ik begrijp het niet.’
Valentins gezicht is bezield. ‘Eerder in mijn leven dacht ik dat iedereen het net zo zag als ik. Als ik geluiden hoor, zie ik kleuren. Bijvoorbeeld wanneer de cello speelt zie ik rood. Al naar gelang van de vaardigheid van de cellist is de kleur helder en stralend, of in diverse tinten tot aan heel donker en modderig bordeauxrood. De kleur trilt in de lucht of, als ik mijn ogen dichtdoe, in mijn hoofd.’ Hij vertelt haar vervolgens welke kleuren hij bij welk instrument ziet.
‘Wat vreemd, en wat mooi.’
‘Ja. Ik praat er natuurlijk niet vaak over – ik denk dat sommige mensen het heel vreemd zouden vinden, zij die geen weet hebben van de macht van muziek, en van wat dat met je verstand kan doen. En met je ziel.’
‘Ik weet dat Michail, zelfs als klein kind, muziek intenser beleefde dan ik ooit,’ zegt Antonina, en Valentin gaat verzitten.
‘Op wat voor manier is hij ontvoerd?’ vraagt hij nu, en Antonina knippert snel met haar ogen. De voorwerpen in de kamer zijn opeens te fel, haar ogen doen er pijn van. ‘Het spijt me. Ik begrijp dat ik dit niet had moeten vragen.’
‘Valentin,’ zegt ze. ‘Stel dat Misja alles vergeet, net als jij? Je zei dat het kind dat jij ooit was geweest niet meer bestaat.’
‘Ik denk dat ik toen jonger was dan Michail.’
‘Ja. Michail is nu tien. Hij zal me niet vergeten.’ Er komen tranen in haar ogen en ze gaat staan. ‘Denk je ook niet?’ Ze heeft moeite haar evenwicht te bewaren en zoekt steun bij de armleuningen van haar stoel.
Valentin komt naar haar toe, pakt haar handen, brengt ze naar zijn lippen en kust ze. ‘Natuurlijk zal hij je niet vergeten. Hij zal zich alle mooie details van je gezicht blijven herinneren. Hij weet hoe hij heet, hij weet van welk landgoed hij afkomstig is. Hij zal de weg naar jou terug weten te vinden.’
Antonina is geroerd door het medeleven op zijn gezicht, in zijn stem, en ze is erg duizelig. Ze klampt zich aan hem vast.
‘Hij zal worden gevonden,’ zegt Valentin zacht, en hij slaat zijn armen om haar heen. ‘Een kind als dat van jou – van adellijke komaf, herkenbaar door zijn opvoeding en milieu en talent – kan niet zomaar verdwijnen. Hij zit ergens te wachten, Antonina, en misschien maakt hij er wel muziek.’ Hij kust haar. Zijn lippen zijn warm en zacht.
Valentins lippen doen haar denken aan Grisja en aan haar eigen immorele gedrag. Ze is weer dronken, en ze gedraagt zich schandalig. Ze legt haar handen tegen zijn borst en trekt haar gezicht bij hem vandaan.
Zijn armen zijn nog steeds om haar heen, losjes.
‘Het spijt me,’ zegt hij. ‘Mijn oprechte excuses. Je bent zo mooi, en zo verdrietig. Ik wil… alsjeblieft, ik wil je pijn verlichten. Ik kan mijn gedrag niet vergoelijken, behalve dat ik me liet meeslepen. Door jou.’
Ze legt haar vingers op haar lippen en daarna tegen haar hals. ‘Ik… het ligt ook aan mij. Het is een moeilijke tijd voor me. Ik kan alleen maar aan mijn zoon denken,’ zegt ze, wetend dat dit niet helemaal waar is. Wanneer ze aan Grisja denkt zijn er tijden dat ze niet aan Michail denkt. Grisja neemt heel veel ruimte in wanneer hij een kamer binnenkomt, en hij vult haar hoofd al net zo.
Valentin heeft zijn armen nog steeds om haar heen. Antonina weet dat ze zich los moet maken.
‘Ik weet niemand te bedenken die de macht bezit om mijn zoon te vinden,’ zegt ze. Opnieuw denkt ze aan Grisja. Hij is de enige die contact heeft gehad met de ontvoerders, hoewel de laatste keer maanden geleden was. ‘Degene die mijn zoon terugbrengt, Valentin,’ zegt ze, ‘zal mijn liefde en dankbaarheid hebben, mijn hele leven lang.’
Er klinkt een doffe bons.
Antonina stapt bij Valentin vandaan en ziet Lilja in de deuropening staan. Er liggen drie houtblokken aan haar voeten, ze houdt er nog twee vast.
Lilja heeft lang genoeg in de deuropening gestaan om ValentinVladimirovitsj met zijn armen om Antonina te zien. Heeft ze de kus gezien? Ze heeft gehoord wat Antonina zojuist tegen hem heeft gezegd.
‘Neem me niet kwalijk, mevrouw,’ zegt ze, en ze bukt zich om de blokken op te rapen.
Degene die mijn zoon terugbrengt zal mijn liefde en dankbaarheid hebben, herhaalt Lilja inwendig. Mijn hele leven lang.
Dit is wat Lilja altijd van Antonina heeft gewild.