22
Binnen enkele minuten in de salon van de Bakanevs beseft Antonina dat het een vergissing is geweest om weg te gaan van Angelkov.
Ze heeft zich nooit thuis gevoeld op dit soort feestjes, nooit geweten waar ze over moest praten, afgezien van het beantwoorden van vragen over haar man of het vertellen over de streken van haar zoon. Elke keer dat ze zich bij een groepje voegt, wordt het pijnlijk duidelijk dat niemand over Konstantin of Michail zal beginnen. Dit soort avonden is niet geschikt om zulke onaangename onderwerpen ter sprake te brengen.
Dus glimlacht ze en knikt, accepteert zo minzaam mogelijk de opmerkingen van al degenen die haar vertellen hoe blij ze zijn haar te zien. Ze ziet er goed uit, krijgt ze steeds weer te horen, hoewel ze weet dat dit niet waar is. Ze voelt zich ongemakkelijk in haar zwarte tafzijde, met de zwarte veren in haar haar. Ze heeft zich gekleed alsof ze echt een weduwe is – alweer zo’n vergissing.
Ze beantwoordt simpele vragen over het landgoed, het vertrek van de horigen en ze stemt in met de opluchting over de koelte in het najaar na de hitte van de zomer.
Ze drinkt de glazen champagne die haar worden gepresenteerd, hoewel ze voor het eten bedankt. Tijdens de muziekuitvoering staat ze achter in de zaal. Ze geniet van de muziek, kijkt naar de acht mannen zonder hen te zien, ze zijn als een zwerm bewegende zwarte vogels die prachtige geluiden voortbrengen. Maar aan het eind van hun laatste reeks, als de pianist de eerste akkoorden van La Séparation van Glinka inzet, is het alsof ze in een vijver met ijskoud water is geworpen.
Ze ziet Michail, met zijn kleine compositieboekje tegen zich aan geklemd toen hij zijn vader achterna holde.
Met bevende hand zet ze haar glas neer en kijkt naar de violist. Ze is weer in het huis van haar vader, waar ze luistert naar Valentin Vladimirovitsj die met de pianist samenspeelt nadat hij met haar moeder de liefde heeft bedreven.
Hij weet dat hij die vrouw in het zwart voor het laatst heeft gezien op een van de grote landgoederen die verspreid lagen in het noorden van Pskov. Toen Valentin nog eigendom was van de rijke prins Sergjoes Denisovitsj Jablonski bepaalde de prins wanneer, wat en voor wie zijn met zorg samengestelde orkest ging spelen. Voor het publiek in de diverse weelderige salons en balzalen betekende het orkest van horigen een avond van aangenaam amusement. Voor Valentin was het zijn leven: de onmetelijke vrijheid van de muziek, gecombineerd met zijn gevangenschap als bezit van Jablonski.
Nu is dat alles veranderd. Hij is vrij man en hij kan kiezen waar hij wil spelen, met wie en voor wie. Ja, sinds de vrijlating is in Rusland alles veranderd.
En zij, de vrouw, is ook veranderd. Haar gezicht is smaller, bijna doorschijnend in zijn bleekheid, en er is iets met die ogen… Ze ziet er ouder uit, besluit Valentin, maar niet ouder op de natuurlijke manier door het verstrijken van de tijd, van de… wat is het, tien jaar of meer?… sinds hij haar heeft gezien. Nee, dit is iets diepers. Hij heeft deze blik eerder gezien, hoewel meestal niet op het gezicht van de adel. Hij heeft die gezien op het gezicht van de boeren, degenen die tot voor kort horigen waren, degenen wier leven is veranderd zonder dat ze er zelf macht over hadden. Dus is haar iets overkomen, iets wat meer is dan alleen tijd. Helemaal in het zwart vormt ze een donkere schaduw in deze ruimte vol schitterende kleuren, hoewel de jurk haar blanke huid benadrukt, zodat haar hals en handen oplichten.
Valentin verplaatst zijn blik heel even in haar richting wanneer de orkestleden hun instrumenten opnemen en inzetten. Hij laat zijn strijkstok zakken wanneer de altviool inzet en de melodie voert, en hij kijkt haar openlijk aan wanneer hij het zich eindelijk herinnert. Het was op het landgoed van Olonov, het was haar naamdag. Ze stond achter in de zaal. Vandaag is het al net zo: ze blijft achterin, in tegenstelling tot de andere vrouwen die op beleefde wijze de beste plaatsen op de eerste rijen proberen te bemachtigen.
Op haar eigen feest had ze ongeïnteresseerd geleken terwijl het orkest speelde, en ze had naar de barokke rand rond het hoge plafond gestaard alsof ze de details van die weelderige zaal grondig wilde bestuderen. En toch herinnert hij zich ook de enkele beweging van haar wenkbrauwen, de manier waarop haar hoofd bewoog als een dier dat vlakbij een ongewoon geluid hoort. Dat had haar verraden. In tegenstelling tot het koele, afstandelijke uiterlijk dat ze toonde, luisterde ze met de opperste concentratie. Hij leefde met muziek, had zijn hele leven al met muziek geleefd, en hij herkende degenen die er ook mee leefden. De andere jonge vrouwen in hun ritselende avondjurken hadden met smachtende blik naar de musici zitten kijken. Ze hielden hun hoofd lieftallig scheef, en hun vochtige lippen waren enigszins geopend, alsof ze verwachtten hun namen te horen gefluisterd door de snaren van de violen en de cello’s, of zacht uit de mondstukken van de blazers te horen komen.
Ze dachten alleen aan zichzelf. Ze maakten geen deel uit van de muziek. De muziek drong niet door tot in hun bloed, stroomde niet door hen heen om de sensatie van een plotselinge, duizelingwekkende koorts te veroorzaken, eerst te heet en daarna te koud.
Valentin kijkt naar de vrouw achter in de zaal en probeert zich te herinneren wat hij zo lang geleden op haar gezicht heeft gezien. Valentin houdt van vrouwen, van alle vrouwen, en hij heeft een geweldig geheugen voor hen. Hij heeft met ontelbaar veel vrouwen geslapen, maar hij herinnert zich alle details van ieder van hen.
Met deze vrouw heeft hij niet de liefde bedreven, maar… aha. Het was haar moeder geweest, prinses Olonova. De dochter… wat herinnerde hij zich van haar? Er lag een verlangen op haar gezicht, maar niet het verlangen van de mooie, oppervlakkige devoesjka’s. Haar verlangen was niet de behoefte om te flirten en een goede huwelijkspartner te vinden; haar verlangen gold iets heel anders. Er had geen listigheid in gelegen, ondanks de intelligente blik in haar ogen. Waren ze blauw of groen? Misschien grijs? Ze hadden een wisselende, afwijkende kleur, waarvan hij vermoedde dat die van de ene tint in de andere kon overgaan al naar gelang je haar ogen bij kaarslicht of in het zonlicht zag, of ze opgewonden of moe of treurig waren. Hij had ogen als die van haar eerder gezien, hoewel slechts één keer, in het gezicht van een oude vrouw. Hij wist niet of ze zijn njanja was of gewoon een vreemde die in zijn kinderjaren op een bepaald moment voor hem had gezorgd. Net als veel herinneringen uit zijn vroegste jaren was de oude vrouw als iets uit een droom.
De vorige keer dat hij deze vrouw had gezien, had ze hem, ten slotte, recht in de ogen gekeken terwijl hij speelde, en hoewel hij besefte dat hij zich hoorde te schamen over hoe zij hem met haar moeder had gezien, was dit niet het geval. Na die laatste avond, toen ze elkaar hadden gesproken – hij herinnert zich dat hij haar heeft gesproken – had Valentin op een smalle brits in de bedompte kamer die hij met de eerste fluitist en de cellist in de personeelsvleugel deelde, aan haar liggen denken.
Hij vond het prettig om aan een vrouw te kunnen denken wanneer hij speelde. Het vervulde hem met begeerte wanneer hij zijn kin dieper op zijn viool legde en zijn ogen sloot. Hij voelde hoe de begeerte in zijn spel kwam. Dit verlangen schiep een hartstocht die door zijn armen naar zijn vingers ging en in zijn strijkstok trok. En dan gleed de stok soepel, bijna glad van wellust, over de snaren. Het bloed stroomde warm door zijn aderen, door zijn ledematen en naar zijn liezen, en hij raakte opgewonden terwijl hij speelde, maar het was een opwinding van de zinnen, niet van het lichaam. Wanneer hij speelde en aan een bepaalde vrouw dacht, was het alsof zijn hart groter en steviger werd, alsof het wachtte op… op wat? Vervulling? Een soort bevrediging, verlossing? Verlossing van wat? Soms brandden zijn gesloten ogen van een verlangen naar iets wat hij niet doorgrondde.
Hij wist dat hij aan haar zou denken, aan die prinses Olonova. En dat deed hij, gedurende de weken die volgden, wanneer hij zijn ogen sloot om voor een zaal vol vreemden te spelen, hoewel ze zich nooit meer onder zijn publiek had bevonden.
En na al deze tijd is ze hier. Hoe heette ze ook alweer… Het was een prachtige naam, iets elegants, maar hij kan het zich niet herinneren.
Valentin is moe. Hij heeft een reis van drie dagen in een tochtige britsjka achter de rug, van Sint-Petersburg naar het provinciestadje Pskov, waar hij ’s middags met een groep op het verjaardagsfeest van een barones had gespeeld. Daarna had hij er drie uur over gedaan om hier te komen, in het huis van prins en prinses Bakanev. Hij had slechts tijd gehad om in de keuken van de personeelsvleugel een kom vissoep te eten, met een stuk donker brood, en wat bittere, lauwe thee naar binnen te gieten voor de twee uur durende repetitie, waarna hij nog net tijd had om zijn avondkleding aan te trekken. De soiree begon om acht uur. Het was nu na middernacht. Morgen zou hij met een nieuwe baan beginnen, voor de prins en prinses. Hij zou muziekleraar zijn voor hun twee nichtjes die met hun ouders uit Smolensk op bezoek waren tot minstens na Nieuwjaar.
Is zijn leven als vrij man erg verschillend van zijn bestaan als horige musicus? Toen de vrijlating werd aangekondigd, had prins Jablonski zijn musici toestemming gegeven hun instrument en bladmuziek mee te nemen terwijl hij hen liet gaan. Anderen waren niet zo gelukkig, velen moesten hun geliefde instrument en bladmuziek achterlaten toen ze door hun voormalige eigenaars werden vrijgelaten.
In Sint-Petersburg was het voor Valentin gemakkelijker dan voor sommige anderen: hij genoot de bescherming van madame Golitsyna, een welgestelde emigrante uit Frankrijk, die met een Russische graaf getrouwd was geweest. De weduwe – die twaalf jaar ouder was dan Valentin – had hem onder haar hoede genomen. In ruil voor zijn gezelschap en bepaalde gunsten liet ze hem bij zich logeren wanneer hij in de stad was en kocht zij de kleding die hij nodig had om in op te treden.
Valentin ontdekte al jong, in zijn eerste jaar in het orkest van Jablonski, toen hij vijftien was, dat hij vrouwen iets te bieden had. Dat hij deze gave kon gebruiken om iets te bemachtigen van wat hij van het leven verwachtte. Sinds de eerste schitterend geklede en geurende vrouw hem na een optreden naar een koets met gordijntjes bracht en hem leerde hoe hij het haar naar de zin kon maken, waarbij ze hem na afloop een tasje met roebels gaf, heeft Valentin zijn charmes weten te gebruiken. Het maakte zijn leven als horige musicus veel interessanter, en de incidentele betalingen in de vorm van roebels of een mooi kledingstuk of dure sigaren stonden hem een aangenamer bestaan toe.
Als vrij man speelt Valentin nu wanneer hij kan op soirees in Sint-Petersburg, maar wanneer er weinig werk is, moet hij klusjes op het land aannemen. Dat betekent ongemakkelijke reizen en lange uren – alles zonder het comfort van thuiskomen voor een warme maaltijd en een warm bad bij madame Golitsyna.
Ja, hij wordt nu voor zijn werk betaald, maar het is slechts een schijntje.
Desalniettemin knielt hij elke morgen en avond neer om God te danken dat hij een jongeman is in deze voorspoedige tijd. Hij is niemand meer verantwoording schuldig en hij hoeft niet langer in angst te leven dat zijn viool hem in een opwelling door prins Jablonski zal worden afgenomen. Hij hoeft niet bang te zijn dat hij voortaan altijd op het land zal moeten werken, dat hij de kinsteun nooit meer zal voelen, of de lichtheid van de strijkstok.
Ja, Valentin Vladimirovitsj is God en tsaar Alexander ii dankbaar, maar hij moet het nu volledig van zijn eigen vindingrijkheid hebben. Hij is altijd op de uitkijk naar de volgende gelegenheid – of naar de volgende vrouw – om een beter leven voor zichzelf te scheppen.
Vanavond ziet Valentin dat de vrouw die op het landgoed van Olonov nog een meisje was, is binnengekomen nadat het orkest heeft gestemd. Ze schuift heel licht de achterkant van de salon binnen, alsof haar beenderen poreus en licht zijn, juist op het moment dat de pianist zijn vingers boven de toetsen heft en de violisten hun strijkstok boven de snaren houden en de fluitisten hun instrument naar de mond brengen. Ze beweegt als een veertje dat van de borst van een treurende duif valt. Hij weet dat haar voetstappen geen geluid maken bij het lopen. Was ze haar moeders slaapkamer niet zo geruisloos binnengekomen dat hij van haar aanwezigheid was geschrokken?
Net als eerst gaat ze niet zitten maar blijft ze staan, met haar handen voor haar zwarte tafzijden middel, alsof ze die elk moment in gebed zou kunnen verheffen. Ze richt haar blik op de fraaie draperieën met franjes die voor de ramen hangen, en ze blijft zo staan, volmaakt roerloos, op haar wenkbrauwen na. Hij herinnert zich dat ze het orkest had gevraagd La Séparation in f kleine terts te spelen. Hij kan zich een vrouw altijd weer voor de geest halen, net als een stuk muziek.
Hij zal het orkest dit vanavond opnieuw voor haar laten spelen, en misschien zal ze hem aankijken en hem herkennen. Hij wil dat ze weet dat hij zich haar herinnert.
Hij buigt zich naar voren en geeft de rest van het orkest het bericht door dat ze de nocturne van Glinka als laatste nummer zullen spelen.
‘Moeten we de wijziging in het programma aankondigen?’ vraagt de pianist hem.
Valentin schudt zijn hoofd. Het kan hem niets schelen als het publiek geïrriteerd is. Het enige waar hij zich om bekommert, is de aandacht trekken van die Olonova, of hoe ze nu ook mag heten, ze zal wel al jaren getrouwd zijn. Aan de andere kant suggereert haar zwarte kledij dat ze weduwe is.
Hij heft zijn strijkstok en wacht tot de pianist inzet. Hij kijkt naar haar terwijl de zoete noten van de nocturne aanzwellen, en wanneer hij zijn stok op de snaren zet, knippert ze alleen maar heel even met haar ogen en kijkt hem dan recht aan. Hij voelt een golf van blijdschap. Het volgende moment beseft hij dat het is alsof ze hem niet ziet. Haar ogen schitteren, koortsachtig en te fel. Hij kan het groen zien, zelfs op deze afstand. Maar er ligt geen herkenning op haar gezicht.
In plaats daarvan is het iets wat op verdriet lijkt. De melodie zwelt langzaam aan, met golven van lichte noten, de snaren van zijn viool trillen gespannen, en haar gezicht weerspiegelt de ontroering van de muziek. En dan is ze weg. Ze verlaat de salon wanneer de laatste, aangehouden noten zijn verklonken.
Antonina wil naar huis. Ze besefte dat hij het was, hoewel niet voordat het stuk van Glinka werd ingezet. Maar ze wil met niemand praten, ze voelt zich volledig kapot. Ze rent de brede gang van het riante huis van de Bakanevs in op zoek naar… naar wat? Ze kan geen lucht krijgen.
Een bediende ziet haar voorbijrennen, met één hand tegen haar hals, en hij schiet haar te hulp. Hij neemt haar mee naar de garderobe, hoewel Antonina zich aanvankelijk niet kan herinneren wat ze aanhad. Als ze ten slotte naar de zwartfluwelen cape wijst, vraagt ze de bediende haar calèche te waarschuwen. Dit alles neemt eindeloos veel tijd in beslag. Ze loopt naar buiten, naar de veranda, om de frisse najaarslucht in te ademen en haar gloeiende gezicht te laten afkoelen.
Valentin legt zijn viool in de kist en loopt haastig de salon uit, waarbij hij minzaam glimlachend probeert iedereen te ontwijken die hem de hand wil schudden of hem wil bedanken voor de mooie uitvoering. Hij verwacht niet echt de vrouw nog te zullen zien, ze was zichtbaar ontredderd en is waarschijnlijk inmiddels vertrokken. Hij loopt naar de veranda om een sigaret te roken. Er staan daar nog meer mannen te roken en zachtjes te praten.
En zij staat er ook.
‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zegt hij, en hij loopt naar haar toe en buigt. ‘We hebben elkaar al eens ontmoet. Een aantal jaren geleden. Op het feest ter ere van uw naamdag, geloof ik. Madame…?’ Hij wacht tot ze zich voorstelt.
‘Gravin Mitlovskija,’ zegt ze, en ze steekt haar hand uit. ‘Ja. Ik herken u. Het spijt me, ik ken uw achternaam niet. Maar het is Valentin Vladimirovitsj, geloof ik?’
Hij glimlacht, opgewekt en blij, en hij brengt zijn lippen van haar gehandschoende hand weer omhoog. ‘Wat een geheugen,’ zegt hij. Hij is vergeten dat hij haar een muziekpartij heeft gegeven, met zijn naam erop.
Ze trok haar hand terug. ‘U hebt allen prachtig gespeeld. La Séparation is een lievelingsnummer van me.’
‘Dat weet ik,’ zegt hij, en Antonina knippert verward met haar ogen en prutst aan de handgreep van haar avondtasje. Herinnert hij zich die avond dan nog net zoals zij?
‘Ik sta op mijn calèche te wachten,’ zegt ze.
‘Dan woont u hier in de buurt, vermoed ik, als u vannacht niet blijft logeren.’
‘Ja.’
‘Juist ja,’ zegt hij. Ze is niet bepaald toeschietelijk. ‘Nou, misschien zien we elkaar dan nog wel eens, wanneer u met uw man op bezoek komt. Ik zal de komende maanden hier blijven om de nichtjes van prinses Bakanev muziekles te geven.’
Antonina hoort de vraag in zijn stem wanneer hij ‘uw man’ zegt, en ze strijkt met haar hand over de wijde rok van zwarte tafzijde. ‘We gaan niet veel op bezoek. Mijn man is ziek.’
‘Wat verdrietig.’
‘Dank u. O, daar is mijn rijtuig. Het was heel leuk u weer te ontmoeten,’ zegt ze, wanneer er een calèche met blinkende koperen lampen, getrokken door twee mooie trappelende Arabische volbloeden voor het huis stilhoudt. ‘Zoals ik al heb gezegd, speelt u net zo mooi als vroeger. Nee, ongetwijfeld nog mooier,’ voegt ze eraan toe. ‘Tot ziens, meneer…’
‘Kropotkin.’
‘Meneer Kropotkin,’ zegt ze hem na, en dan draait ze zich om en loopt de stoep af.
Hij leunt over het hek en ziet dat de koetsier omlaagklimt en zijn arm uitsteekt. Hij is lang, met zwart, verwaaid krullend haar, en hij is informeel gekleed. De vrouw legt haar hand op zijn arm wanneer hij het portier opendoet en haar in de calèche helpt. Er is iets vreemds aan de situatie: de man gedraagt zich te familiair om een bediende te zijn.
Valentin richt zich tot een van de gasten die vlakbij een sigaar staat te roken. ‘Neemt u me niet kwalijk,’ zegt hij, ‘maar die vrouw… gravin Mitlovskija… kent u haar?’
De man neemt de sigaar uit zijn mond en blaast een geurige rookwolk uit. ‘We hebben haar enige tijd niet in het openbaar zien verschijnen. Haar man is erg ziek. Hij heeft nu een hersenziekte, heb ik gehoord. Treurige geschiedenis, de Mitlovski’s. Slachtoffers van alle ongeregeldheden: de zoon is verdwenen bij een onopgelost misdrijf en de man heeft daardoor zijn arm verloren. Het landgoed schijnt er slecht aan toe te zijn.’ De man zwijgt, zich ervan bewust dat hij te loslippig is geweest tegenover de musicus. Hij wijt het aan de vele glazen champagne. ‘Ze woont op het aangrenzende landgoed,’ zegt hij, om duidelijk te maken dat het gesprek is afgelopen. ‘Angelkov.’