11
Antonina miste Lilja. Lilja was een deel van haar leven geworden en elke zondag verlangde ze naar een ontmoeting met haar.
Ze werd rusteloos, vervuld van een zwaarte die maakte dat ze geen belangstelling had voor haar gebruikelijke winterpleziertjes. Ze had geen zin om te schaatsen of om naar de jaarlijkse winterfeesten op andere landgoederen te gaan, en haar boeken konden haar niet boeien. Ze vond als altijd troost in haar pianospel, maar alle werken die ze speelde deden haar aan Lilja denken. En aan haar kus.
Zeven weken nadat ze Lilja voor het laatst had gezien – met Kerstmis – keek prins Olonov Antonina met gefronste wenkbrauwen aan terwijl ze tegenover hem aan de ontbijttafel zat. Behoedzaam legde hij zijn vork en mes op zijn bord.
‘Kom eens hier, dochter,’ zei hij, en Antonina stond op en ging voor hem staan. Zijn borstelige grijze snor was vanaf zijn neusgaten besmeurd met twee oranjegele strepen, een bewijs van de eindeloze hoeveelheid sigarenrook die hij uitblies.
‘Wat heb je hier om je hals hangen?’ vroeg hij, terwijl zijn vingers over het figuurtje op het metalen ovaal naast haar crucifix streken.
‘Dat is de heilige Nikolaj, de barmhartigste van alle heiligen.’
Haar vader schudde zijn hoofd. ‘Ik weet ook wel wie het is. Maar waar heb je dit vandaan?’
Iets in zijn stem maakte dat Antonina op haar hoede was. Ze had nooit verwacht dat haar vader zou zien – of zich zou bekommeren om – wat zij om haar hals droeg.
‘Ik vroeg je iets, Antonina. Waar heb je deze icoon vandaan?’
‘Die heb ik van iemand gekregen,’ zei ze, denkend dat dat voldoende zou zijn.
Zijn gezicht liep rood aan. ‘Van wíé heb je dit gekregen? Van een van de horigen hier in huis?’
Ze kon geen antwoord bedenken, nu haar vader haar zo vreemd aankeek. ‘Ik weet het niet.’
‘Hoe bedoel je, “ik weet het niet”? Ben je nou echt zo onnozel?’ Antonina was verbijsterd over zijn dreigende toon. ‘Zeg op, Antonina Leonidovna.’
Antonina wilde niet nog meer problemen veroorzaken voor Lilja.
Haar vader ging staan en greep haar bij de schouders. ‘Welke horige heeft je dit gegeven?’
Antonina’s mond viel open. Ze deed hem weer dicht. ‘Waarom denkt u dat het een horige was?’
Haar vaders handen drukten hard in haar schouders terwijl hij haar doordringend aankeek. ‘Iedere nieuwe ziel op mijn landgoed krijgt dit bij de geboorte. De rentmeester vertelt me welk gezin het is, en dan wordt de naam van het kind genoteerd, met een eigen nummer. Als we nieuwe horigen kopen, krijgen die ook een icoon met hun nummer.’ Hij reikte naar de amulet en trok die naar zich toe, zodat Antonina zich naar voren moest buigen. De ketting striemde in haar nek.
Hij draaide hem om en tuurde. ‘Ik moet mijn monocle pakken om het getal te kunnen lezen,’ zei hij, en Antonina’s hart bonsde. ‘Wat is het? Zeg eens wat voor nummer erop staat, Antonina.’
Antonina slikte moeizaam, ze legde haar hand over die van haar vader en duwde zijn vingers van de icoon, terwijl ze deed alsof ze de kleine inscriptie met 962 las. ‘Ik heb hem gevonden, papotsjka, op het land, een hele tijd geleden, voordat het ging sneeuwen. Ik vond ’m wel leuk, dat is alles. Het getal is 511.’
Hierop stapte haar vader achteruit, en zijn gezicht ontspande zich. ‘Heb je hem gevonden? Maar je zei toch dat je hem van iemand had gekregen?’
Antonina likte langs haar lippen. ‘Ik… ik deed alleen maar alsof ik hem van iemand had gekregen. Alsof ik een vriendin had, papa.’ Ze probeerde sip te kijken.
Het werkte. ‘Tja, je hoort altijd de waarheid te spreken. Je kunt zien dat je me boos maakt. Als je eerlijk was geweest, was het voor mij niet nodig geweest om boos op je te worden.’
‘Dat weet ik, papotsjka,’ zei Antonina, en ze pakte haar vaders hand. ‘Het spijt me,’ zei ze, en ze drukte zijn hand tegen haar wang.
‘Goed, dochter,’ zei hij, en hij trok zijn hand weg. ‘Je moet de icoon aan Kirill geven en vragen of hij hem teruggeeft aan de horige die hem heeft verloren – 511, zei je? Hij is bovendien helemaal niet mooi. Je hebt je eigen sieraden. Die icoon, een goedkoop prul zoals iedere horige op mijn bezit die heeft, is niet passend voor de dochter van een prins.’
‘Ja, papa,’ zei Antonina. ‘Ik zal hem meteen aan Kirill gaan geven, papa.’
Ze neeg even en liep de kamer uit. Maar ze ging niet op zoek naar Kirill, de rentmeester. Ze liep naar haar slaapkamer, haalde de icoon van haar ketting en stopte hem diep weg onder de fluwelen voering in de bodem van haar sieradendoos.
Een paar dagen later ontbood haar vader haar in zijn werkkamer. Hij zat in zijn brede stoel achter zijn mahoniehouten bureau naar buiten te staren, naar de vallende sneeuw.
‘Heb je de icoon aan Kirill gegeven, zoals ik had gevraagd?’ zei hij, zodra ze de kamer binnenkwam, en Antonina’s hart begon hevig te bonzen bij deze woorden. Ze keek naar haar vaders profiel: naar zijn lange, rechte neus, de lichte welving boven zijn wenkbrauwen.
Toen ze bleef zwijgen draaide hij zich met een ruk om in zijn stoel. Ze kon niets van zijn gezicht aflezen. Hij stak een hand uit. ‘Is dit de icoon die je hem hebt gegeven?’ vroeg hij, en Antonina slikte moeizaam.
‘Pak aan,’ zei hij tegen haar.
Ze liep naar zijn bureau en pakte het kleine metalen ovaal uit haar vaders hand.
‘Draai om en lees het nummer voor,’ zei hij.
Antonina begreep wat het nummer zou zijn. ‘Papa, ik…’
‘Lees het nummer op,’ zei hij nogmaals, met kalme en harde stem.
Antonina draaide het om. ‘511,’ fluisterde ze, terwijl ze naar de drie cijfers keek. Ze dansten rond, alsof ze tranen in haar ogen had. Ze knipperde om weer helder te kunnen zien.
‘Moet ik je bedanken omdat je eerlijk bent geweest en de icoon aan Kirill hebt gegeven zoals ik had gevraagd?’
Ze kon haar vader niet aankijken.
‘Natuurlijk niet,’ zei hij. ‘Je staat weer te liegen, Antonina Leonidovna. Kirill moest me spreken in verband met iets anders. Hij zei iets over je paard, niets belangrijks. Ik vroeg wanneer je hem voor het laatst had gesproken. Hij zei meer dan een week geleden. Dus heb ik hem zijn gegevens laten nakijken. Deze icoon van jou, 511, is van een horige in een klein gehucht hier in de buurt. Ik heb Kirill naar deze horige gestuurd: het is een oude vrouw, die elk moment dood kan gaan. Hij heeft haar icoon voor me meegebracht. De icoon die jij nu in je hand hebt.’
De icoon lag als een stuk ijs in Antonina’s hand.
‘Zul je me nu de waarheid vertellen?’
Antonina sloot haar hand om de icoon.
‘Ik moet de icoon hebben die jij droeg, Antonina. Ga hem onmiddellijk halen.’
‘Ik heb hem weggegooid,’ zei ze op een brutale toon, om de lichte trilling in haar stem te verbergen.
‘Hoe kan ik je geloven? Hoe kan ik ooit nog geloof hechten aan wat jij me vertelt?’
Toen Antonina geen antwoord gaf, ging haar vader verder: ‘Begrijp je eigenlijk waarom ik zoveel belang hecht aan deze zaak, Antonina?’
Antonina schudde haar hoofd.
‘Zeg op. Sta daar niet als een stom dier met je hoofd te schudden.’
‘Nee, papa. Ik begrijp niet waarom die icoon zo belangrijk is. Of waarom u zo boos bent.’
‘Dacht je soms dat ik niets wist? Ik heb je bedrog ontdekt. Eerst de hond, daarna de icoon… Je hebt contacten met een horige. Of niet soms, Antonina?’
Een seconde van stilte – de tijd voor twee snelle hartslagen – verstreek. ‘Nee, papa. Ik heb geen contact met welke horige dan ook.’ Deze vraag was gemakkelijker te beantwoorden. Lilja en zij waren geen vriendinnen meer. Ze keek haar vader recht in de ogen.
‘Hoe oud ben jij, Antonina?’ vroeg hij.
‘U weet dat ik veertien ben.’
Daarop stond hij zo abrupt op dat zijn stoel met veel lawaai achteroverviel, en Antonina schrok zo hevig dat ze de icoon liet vallen. Ze had haar vader nog nooit zo kwaad gezien, niet op haar. Zelfs niet toen ze hem had geslagen omdat ze dacht dat Sezja dood was.
Hij liep om het bureau heen en pakte haar bij de bovenarmen.
‘Dit kan niet zo doorgaan. Ik heb je te lang je gang laten gaan, je te veel vrijheid toegestaan. Je bent geen klein kind meer,’ zei hij. ‘Ik ben met je moeder getrouwd toen ze nog net geen zestien was. Jij zult nog in geen jaren aan een huwelijk toe zijn, met dank aan je moeder.’
‘Ik wil ook nog in geen jaren trouwen,’ zei Antonina.
‘Dat is het punt niet. Het punt is dat jij niet weet hoe je je als een fatsoenlijke jonge vrouw moet gedragen. Ik wil niet dat jij door welke horige dan ook wordt beïnvloed.’ Hij liet haar niet los.
‘Waarom niet?’
‘Waarom niet? Omdat zij niet zulke hersens bezitten als wij, Antonina. Zij zien de dingen anders dan wij. Ze kunnen onmogelijk net zo over de dingen denken als wij, ze zijn eeuwenlang door dezelfde families gefokt. Ze zijn onontwikkeld en ongeletterd. Ze worden geboren met minder intelligentie en minder vermogen tot emoties.’
Antonina trok zich een eindje terug. Haar vaders greep op haar armen deed haar pijn. ‘Dat is niet waar, papa. Dat is helemaal niet waar.’
Haar vader staarde haar aan. ‘En hoe kom je erbij om dat te zeggen? Denk je dat horigen over dezelfde vermogens beschikken als wij? Over dezelfde aanleg voor wiskunde en vreemde talen? Dat horigen een landgoed kunnen beheren? Een land kunnen besturen?’
‘Dat heb ik niet gezegd.’
‘Wil je zeggen dat zij net zo zijn als de adel? Dat ze net zo zijn als de nazaten van tsaren?’
‘Ik… Ik wou alleen maar zeggen…’
Er klonk geblaf van de Duitse herders op het erf, daarna het geluid van paardenhoeven in de aangestampte sneeuw. Antonina keek even naar het raam, in de hoop dat haar vader zou vertrekken om te zien wie er was gearriveerd.
Hij negeerde het geluid van buiten en schudde haar opnieuw door elkaar, zodat ze gedwongen werd hem weer aan te kijken. ‘En? Wat heb je daarop te zeggen, dochter?’
Antonina dacht aan Lilja, met haar intelligente gezicht, haar plotselinge glimlach. Ze dacht aan haar woorden: de natuurlijke orde van het leven zoals God die heeft bepaald. Ze dacht aan de treurige blik in Lilja’s goudbruine ogen toen ze afscheid namen, de manier waarop haar magere armen zich aan haar hadden vastgeklampt.
‘Je kent het leven als de dochter van een grootse adellijke familie, Antonina. Je moet weten hoe je dit leven in je eigen huis moet voortzetten, met je man en je kinderen.’ Zijn mond werd strak. ‘Je zult loyaal moeten zijn jegens je man. Je zult moeten weten hoe je met personeel omgaat. Je kunt geen vriendschap met hen sluiten. En, wat nog belangrijker is, je kunt geen genegenheid jegens minnaars van lagere stand betonen, en je echtgenoot bedriegen. Wie is het, Antonina? Wie is deze man?’
‘Man? Papa, wat bedoel je?’
‘Ik ben niet gek.’ Zijn stem was luider geworden. ‘Denk je soms dat ik niet weet hoe vrouwen zijn? Zelfs mijn eigen dochter? Alle vrouwen zijn verslaafd aan hun romantische ideeën.’
‘Papa, nee! Ik…’ Antonina’s gezicht werd rood. Hoe kon haar vader zoiets van haar denken?
‘Stil, Antonina Leonidovna. Zwijg,’ schreeuwde hij, en hij liet zijn handen abrupt vallen.
Haar bovenarmen deden pijn; de volgende dag zouden er grote blauwe plekken op zitten.
Prins Olonov ging moeizaam achter zijn bureau zitten. Zoals Antonina’s gezicht rood was geworden van schaamte over de opmerking van haar vader, zo was hij bleek geworden. Hij bekeek het boek dat voor hem op zijn bureau lag en streek met zijn vinger over het omslag.
‘Ik ben mama niet,’ zei Antonina toen, op fluistertoon.
Haar vaders vinger hield op met bewegen.
‘Ik ben niet zoals zij, papa,’ zei Antonina, luider. ‘Ik zou me nooit zo gedragen als mama. Echt niet.’
Prins Olonov deed zijn ogen dicht en sloeg zijn hand ervoor. ‘Ik zou je willen geloven, Antonina. Maar je hebt te veel leugens verteld, te impulsief gehandeld. Hoewel ik nalatig ben geweest, is er nog steeds tijd voor mij om jou het belang van fatsoenlijk gedrag bij te brengen. Er moet een soort straf volgen, of op zijn minst een tuchtiging.’ Hij haalde zijn hand van zijn ogen en keek haar aan. ‘Ik kan je onmogelijk zo door laten gaan met dingen geheimhouden, met liegen. Je moet je aanpassen. Je huwelijk en je toekomst hangen ervan af. Je moet in… in zuivere staat naar je echtgenoot kunnen gaan, Antonina.’
Hij draaide zich om en keek uit het raam, zodat hij haar niet aan hoefde te kijken. ‘Het hoort de taak van je moeder te zijn om deze dingen met je te bespreken.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Rusland begint te veranderen,’ zei hij. ‘We moeten vechten om het land zo te houden als het is, om ervoor te zorgen dat onze cultuur intact blijft. Sommige mensen, vooral zij die veel in het buitenland hebben gereisd, beginnen voorstellen te doen met betrekking tot politieke experimenten. Ze hebben het gehad over het punt van de horigheid, en het kwaad ervan. Maar horigheid is niet slecht, het is noodzakelijk.’
Zijn stem was tijdens de laatste zin gedaald.
‘Waar zouden we zijn zonder de horigen, en zij zonder ons, Antonina? Waar zouden wij allen zijn zonder deze gevestigde orde? Zouden de horigen gelukkiger zijn zonder onze leiding, zonder onze steun? Nee. Ze zijn net als kinderen, en wij, de adellijke landeigenaren, zijn hun vaders. We behandelen hen goed wanneer ze zich aan de regels houden, en we bestraffen hen wanneer ze dat niet doen. Ze moeten het belang van het systeem begrijpen, net zoals jij dat moet begrijpen.’
Hij keerde zich weer naar haar toe en keek haar aan.
‘De horigen bezitten niet het vermogen om hun leven zelfstandig te leiden, laat staan een land te leiden. Het is ons soort mensen, Antonina Leonidovna, mannen als ik, en de toekomstige vrouwen – jij, dochter – die het land zuiver zullen houden. Als jij je bezoedelt met een horige kan dat slechts tot de ondergang leiden.’
‘Bezoedelen? Papa,’ – ze sloeg haar ogen neer – ‘ik heb niet… ik heb niets verkeerds gedaan, papa.’ Toen kwam de herinnering aan Lilja’s lippen weer bij haar boven.
Er volgde een stilte. Antonina wist niet wie van hen beiden zich meer geneerde. Ze keek strak naar het patroon van het donkerrood-met-paarse tapijt. De gevallen icoon glinsterde naast haar rechtervoet.
Prins Olonov zuchtte, lang en diep. ‘Ik zou je graag willen geloven, Antonina. Maar je hebt te vaak tegen me gelogen. Je moet me de naam noemen van de horige die je hebt ontmoet.’
Antonina keek op. ‘Ik heb u de waarheid verteld, papa. Er is geen man.’
Haar vader bleef haar zo lang aankijken dat Antonina zich moest bedwingen om haar blik niet af te wenden.
Ten slotte knikte prins Olonov. ‘Je bent koppig. Misschien verbeeld je je werkelijk dat je iets van oprechte gevoelens voor hem hebt. Je zult het me uiteindelijk vertellen.’
‘Hoe zou ik dat kunnen, als er helemaal geen man is?’
Haar vader hield zijn hoofd scheef. ‘Als je het op die manier wilt spelen, laat je me geen alternatief. We zullen hem weten op te sporen. Jij leeft in je sprookjesverhalen. Je denkt dat het liefde is en je zult loyaal jegens hem zijn. Wacht maar eens af. Een horige bezit niet het vermogen tot loyaliteit of tot ware liefde. Een horige zal spreken om zijn huid te redden. Ik heb dat maar al te vaak gezien. Wanneer ze de knoet op hun rug voelen, gaan ze allemaal zingen.’
Antonina dacht aan de blauwe plekken op Lilja’s kaak en nek. Ze voelde iets kouds door haar ingewanden gaan. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Je weet heel goed wat ik bedoel, Antonina. We zullen hier beginnen, bij het huis. Daarna gaan we naar Kazjra, dat is het dichtstbijzijnde dorp. We zullen iedere ziel ondervragen, we zullen horen wat mensen hebben gezien. Er is altijd iemand die iets ziet. Er bestaan geen echte geheimen. Er is altijd iemand die door middel van roebels of dreigementen kan worden overgehaald. Je denkt misschien dat het moeilijk zal zijn om deze man te vinden, Antonina. Geloof me, dat is niet zo.’
Antonina slikte. ‘Doe dat niet, papa. Alstublieft.’
‘Je moet zijn naam noemen. Anders zullen veel horigen eronder moeten lijden. Dan zullen we eens zien of deze jongeman echt zo geweldig is als jij denkt. Je zult teleurgesteld zijn. Dat kan ik je wel verzekeren.’
‘U kunt dit niet doen, papa. Echt niet. U bent niet zo’n wrede man.’
Hierop keek prins Olonov haar zo lang en doordringend aan dat Antonina het niet langer kon verdragen. Ze legde haar gezicht in haar handen.
‘Je hebt gelijk, Antonina,’ zei haar vader ten slotte. Ook al was zijn toon anders, en zijn stem zachter, iets in deze verandering maakte Antonina nog banger.
Ze keek op en balde haar vuisten.
‘Ik wilde zien of je eerlijk en oprecht tegen me kon zijn. Maar dat kun je niet. Het is heel eenvoudig. Het enige wat ik hoef te doen is het Semjon en Kesja vragen. Ze weten dat als zij niet de waarheid spreken over waar ze met jou zijn geweest en met wie jij contact hebt gehad, ze niet alleen bang moeten zijn hun positie te verliezen, maar dat het hun ook het leven zou kunnen kosten. Zij zullen de antwoorden geven die ik moet hebben.’
Antonina voelde zich verward, verhit en bang. Het gezicht van haar vader zweefde voor haar ogen als een vreemde, bleke rechthoek met slechts het donkere van zijn baard vermengd met wit.
‘Je kunt niets voor mij verborgen houden, Tosja,’ zei hij.
Ze tastte naar de stoel achter zich en ging erop zitten. ‘Goed, papa,’ zei ze. ‘Goed. Ik zal alles vertellen. Maar het is geen man. Het is een meisje. Gewoon een boerenmeisje. Dat is alles. U vindt het vast niet erg dat ik met een boerenmeisje heb gepraat. Er school geen enkel kwaad in. Het is zoals ik u heb verteld, er was helemaal geen man – er is nooit een man geweest.’
‘Een meisje?’ herhaalde haar vader, en Antonina probeerde te glimlachen.
‘Ja. Gewoon een meisje. U had gelijk. Het was haar puppy en zij heeft me die icoon gegeven. Ik heb haar al een hele tijd niet meer gesproken.’
‘Wie is dit meisje?’
Antonina schudde haar hoofd. De beweging deed pijn. ‘Dat is niet van belang. Ik heb u verteld dat we elkaar al enige tijd niet meer hebben gesproken. Ik wilde alleen maar…’ Ze zweeg. Ze wist dat het geen zin had te proberen haar vader uit te leggen hoe Lilja en zij vriendinnen waren geworden, of waarom.
‘Het is wel van belang.’
‘Waarom?’
Haar vader stond op. ‘Dat heb ik je al uitgelegd. En dit gedoe begint me de keel uit te hangen. Ik laat Semjon en Kesja komen.’
‘Goed, papa,’ zei Antonina, en ze sprong op. De plotselinge beweging bezorgde haar een stekende pijn in haar slaap. ‘Ze heet Lilja Petrova Nevskaja. Ze is de dochter van de hoefsmid in Kazjra. Nu u dat weet… dat is toch alles wat u wilt, hè? Dat ik haar naam noem. Dat ik de waarheid spreek?’
Toen de prins geen antwoord gaf, stapte Antonina dichter naar hem toe. Ze keek naar hem op. ‘U gaat haar toch zeker niet straffen, papa? Het is niet haar schuld. Het is mijn schuld. Ik heb haar gezegd dat ze me moest opwachten om met me te praten. Dat wilde ze eigenlijk niet. Dat wilde ze echt niet. Het is niet haar schuld. U moet haar niet straffen,’ herhaalde ze. ‘Beloof me dat u haar of haar familie niet zult straffen om wat ik heb gewild. Om wat ik heb gedaan.’
Ze keek haar vader strak aan en dwong hem in gedachten te knikken en te zeggen: Ja, ja, dochter, ik begrijp het nu. Ik beloof je dat het meisje of haar familie niets zal overkomen.
‘Nee,’ zei hij. ‘Zoiets beloof ik niet.’
Die avond gingen de laatste woorden van haar vader – zoiets beloof ik niet – steeds weer door Antonina’s hoofd, waardoor de hardnekkige pijn nog heviger werd. Ze kon niet slapen uit angst over wat er met Lilja zou kunnen gebeuren. Ze lag in het donker voor zich uit te staren naar het zwarte vierkant van haar raam.
Toen de morgen eindelijk aanbrak liep ze naar beneden, naar de ontbijtkamer. Haar vader zat aan de tafel een krant te lezen en eierpastei met koude rosbief te eten.
Antonina ging tegenover hem zitten. ‘Goedemorgen, papotsjka,’ zei ze behoedzaam.
Hij keek even naar haar. ‘Goedemorgen.’ Hij pakte een gouden belletje dat naast zijn bord stond en rinkelde ermee. Onmiddellijk ging de deur open en kwamen er twee bedienden in livrei met witte handschoenen aan binnen. De ene bracht een dienblad met een bord met een zilveren deksel binnen, zette dit voor Antonina neer en verwijderde het deksel met een zwierige beweging. De andere bediende schonk haar een kop thee in uit de samowar.
‘Dank je,’ zei Antonina zacht, en ze keek naar de pastei en het vlees. Haar maag kwam in opstand.
‘Eet, Tosja,’ drong haar vader aan. ‘Eet ervan, nu de pastei nog warm is.’
Antonina pakte haar vork en stak deze in het met ei gevulde deeg. Toen keek ze naar haar vader. ‘Papa.’
‘Hm?’ Hij bleef lezen. ‘Papa,’ zei ze nogmaals, nu luider, en ditmaal legde haar vader zijn krant neer en keek haar over de tafel heen aan met een kleine, ontspannen glimlach op zijn gezicht.
‘Wat gaat er met Lilja gebeuren?’
‘Lilja?’ zei hij, alsof hij die naam niet de vorige middag uit haar mond had gehoord. ‘O, de dochter van de hoefsmid. Daar is mee afgerekend.’
‘Mee afgerekend?’ herhaalde Antonina.
‘Ja. De hoefsmid heb ik laten geselen. Om de vrouw te straffen heb ik het meisje en dat andere kind weggestuurd.’
Antonina slikte. ‘Weggestuurd?’ fluisterde ze.
‘Ja. Het meisje en dat vieze kind.’ Hij sprak terloops. ‘Op zich vond ik die jongen niet van belang, maar op de valreep kreeg ik medelijden met het meisje. Eigenlijk had ik wel bewondering voor haar. Ze verwerkte het goed – maakte geen scène toen ze begreep wat er met haar ging gebeuren. Bij wijze van beloning heb ik haar broertje mee laten gaan.’ Hij keek Antonina aan met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Ik ben niet zo hardvochtig als jij wel denkt, dochter.’
Antonina probeerde te spreken, maar haar mond was er te droog voor. Ze tilde haar theekopje op. Haar hand beefde en er vielen gloeiendhete druppels op de rug van haar andere hand. Ze had twee handen nodig om het kopje weer op de tafel te zetten. ‘Papa, Ljosja, dat jongetje… hij is amper vier jaar oud. Hij is ziekelijk. Hij heeft zijn moeder nodig om voor hem te zorgen.’
Haar vader richtte zijn aandacht op het snijden van zijn vlees. ‘Dat is niet mijn probleem. De straf is in overeenstemming met het misdrijf.’
Misdrijf, dacht Antonina. ‘Waar hebt u hen naartoe gestuurd?’
‘Dat zijn dingen die jou niet aangaan, Antonina. Je hebt een les geleerd: je daden hebben gevolgen.’
Antonina dacht aan het hutje in Kazjra, aan de moeder die gilde terwijl Ljosja, hoestend en huilend, uit haar armen werd gerukt en de vader misschien bewusteloos was door de geseling. Sezja die zonder ophouden stond te blaffen. En Lilja? Hierop sloeg Antonina haar handen voor haar gezicht. Lilja zou weten dat door Antonina dit met haar familie gebeurde. Dat Antonina haar naam had verklapt.
‘Dus,’ zei prins Olonov, terwijl hij haar over de tafel heen aankeek, ‘zullen we het verder niet meer over deze ongelukkige situatie hebben. Wil je me alsjeblieft de peper even aangeven, Tosja?’
Toen Antonina zich niet verroerde, vroeg hij haar voor de tweede keer om de peper. Ze staarde hem over de tafel heen aan. ‘Nu weet ik wat voor man u bent,’ zei ze. ‘U had het er gisteren nog over dat u voor de horigen als een vader moest zijn, en u zei dat zij als uw kinderen zijn. Zou u uw eigen kind ook zo behandelen? Zou u mij op zo’n manier behandelen, mij zoveel narigheid in mijn leven bezorgen, alleen maar om iets duidelijk te maken? Zou u dat doen?’
Het gezicht van haar vader was donkerder geworden, zijn lippen dunner. Antonina besefte dat ze hem woest maakte, maar ze kon zich niet bedwingen. Haar hoofd bonsde. Ze moest schreeuwen om zichzelf boven het zware gedreun uit te horen. ‘U maakt hun lijden alleen maar erger. U bent een tiran.’
Stond ze te gillen? Hij stond op en liep om de tafel heen. Antonina bleef staan. Haar vader kwam naar haar toe, hief zijn vlakke hand.
Antonina sloot haar mond, dwong zich haar ogen niet te sluiten of ineen te krimpen. Ze wilde dat hij haar zou slaan. Ze wilde begrijpen wat de horigen begrepen. Ze wilde weten wat Lilja door haar vader had gevoeld. Ze telde de slagen – waarbij de dreun op haar hoofd samenviel met het kloppen in haar aderen – terwijl haar vaders gezicht een reeks uitdrukkingen onderging in die korte en toch eindeloze periode. Na vijf klappen balde hij zijn hand tot een vuist en liet die zakken. ‘Wat zou je eigenlijk willen, Antonina? Wil je in een boerenhut gaan wonen? Ja? Zou dat je gelukkig maken? Ga dan. Ga bij de horigen wonen. Kijk eens hoe lang je dat volhoudt, bij de varkens slapen om warm te blijven, met je hoofd vol luizen en je lichaam onder de vlooien.’
Antonina kromp moedeloos ineen. Hij had uiteraard gelijk. Ze bezat niet de macht om iets te veranderen.
‘Je hebt geen idee van wat dan ook, jij dwaas kind.’ Hij draaide zich om en liep weg, met afhangende schouders, beide handen slap naast zijn lichaam, verslagen.
In de deuropening zei hij: ‘Ga naar je kamer. Blijf daar tot morgen. Je krijgt geen maaltijden gebracht.’
Antonina reageerde niet.
‘Begrijp je in welke positie je me hebt gebracht, Tosja? Ik kan je gebrek aan respect niet tolereren.’
Antonina kon geen woord uitbrengen. Ze keek hem na. Ze dacht aan Lilja en ze viel op haar knieën en bad dat het meisje in haar hart een manier zou vinden om Antonina te vergeven voor wat zij in haar familie en haar leven had aangericht.