24
In de datsja is een kleine stal waar Grisja haar helpt afstijgen en daar valt Michails jas op de stoffige vloer. Ze slaakt een kreet. Grisja raapt hem snel op, borstelt het stro eraf en geeft hem weer aan haar. Ze begraaft haar gezicht in de talmotsjka, en er welt een hevige snik op uit haar keel.
Wanneer ze huilt brengt hij aarzelend zijn handen omhoog naar haar schouders. Met haar gezicht nog steeds in de jas leunt Antonina tegen zijn borst. Dan slaat hij zijn armen om haar heen, zo licht dat Antonina ze aanvankelijk bijna niet voelt.
Afgezien van Lilja’s kalmerende strelingen wanneer ze haar wast of haar haar doet of haar helpt in slaap te vallen, is Antonina in lange tijd niet aangeraakt. Dat ze haar wang tegen de ruige wol van Grisja’s tuniek kan leggen en het kloppen van een menselijk hart kan horen, bezorgt haar zo’n intens gevoel van troost dat ze het moeilijk vindt om zich los te maken.
Zo blijven ze in de stal staan, met de stofdeeltjes die om hen heen dwarrelen en met een sterke geur van mest en vochtig stro in de lucht. De hoeven van de paarden bewegen op de houten vloer onder het dunne laagje oud hooi. Er klinkt zacht gehinnik en gesnuif, het gezwiep van een staart. De regen roffelt op het houten dak.
Ten slotte beseft Antonina dat ze te lang in Grisja’s armen is gebleven en ze stapt achteruit. Ze veegt haar ogen met haar knokkels af en hapt even naar lucht wanneer haar vingers langs haar gekneusde neus strijken. Dit veroorzaakt een nieuw stroompje bloed en ze houdt Grisja’s zakdoek weer tegen haar gezicht terwijl ze naar de datsja lopen. Door de bomen ziet ze water glinsteren: een meertje.
Grisja loopt voor haar uit om de deur open te maken. Hij voert Antonina naar een bankje bij de haard en dan knielt hij neer en gaat aan de slag met houtjes en vuursteen. Binnen enkele minuten vatten de houtjes vlam en brandt er een vuur in de beroete bakstenen holte. Hij schuift wat achteruit, legt kleine blokken hout op het vuur en trekt dan zijn jasje uit en gooit dit op een schommelstoel die vlakbij staat.
‘De datsja zal nu snel warm worden, mevrouw,’ zegt Grisja, en hij kijkt haar over zijn schouder aan. ‘Ik zal het fornuis ook aanmaken om water te verwarmen zodat u uw gezicht kunt schoonmaken.’ Hij loopt de kamer uit en Antonina hoort het gespetter van water.
Ze laat Michails jas op het bankje liggen en loopt door de korte gang, waar ze een primitief klein closet vindt. De houten datsja is gezellig, goed onderhouden en op een eenvoudige maar charmante, landelijke wijze ingericht; het is het zomerhuis van…? Maakt het deel uit van het bezit van de familie Bakanev? Het ligt op een afgelegen plek op het land en is slechts bereikbaar via een smal, bijna onvindbaar pad tussen de bomen, of vanaf het meer.
Als ze zich in de hobbelige spiegel aan de wand van de wasruimte bekijkt, trekt ze de zakdoek weg en krimpt ineen. Ze herkent zichzelf niet, er is iets verwilderds aan haar, iets wat haar bang maakt. Het gestage geklop in haar neus maakt dat haar hele lichaam pijn doet. Haar lijfje is met bloed bevlekt.
Grisja ligt opnieuw voor de haard geknield als ze terugkomt in de zitkamer. ‘Is de pijn heel erg, mevrouw?’ vraagt hij terwijl hij naar haar omkijkt.
‘Is er iets te drinken, Grisja?’
Grisja staat op en loopt naar de keuken. Hij komt terug met een halfvolle fles wodka en een glas. Antonina vraagt zich even af hoe hij hier zo goed de weg weet.
‘Het spijt me dat er geen rode of witte wijn is, alleen deze wodka, maar die is wel van goede kwaliteit. Niet van Angelkov,’ zegt hij, met een vage glimlach, ‘maar toch goed. Het water staat op,’ voegt hij eraan toe.
Antonina gaat weer op het bankje zitten en laat de verfrommelde, bebloede zakdoek naast zich vallen. Ze raapt de jas op en legt die over haar schoot. Ze strijkt hem glad, stopt dan en peutert aan een binnennaad die een eindje los is.
Grisja schenkt het glas halfvol. Terwijl hij dit doet, slaakt Antonina een kreet. ‘Kijk! Kijk eens!’ zegt ze, en ze houdt twee velletjes met de getransponeerde muziek van Glinka omhoog. Ze zijn aan de achterkant beschreven en ze zaten tussen de voering en de wollen stof.
Net als op het briefje dat Lev had meegebracht, heeft Michail met houtskool geschreven.
Ik vind het hier niet leuk. Er slaapt een varken naast me, en ik ben bang dat hij me zal bijten. Maar ik huil niet. Ik ben een soldaat voor papa. Als ik thuiskom zal ik tegen hem zeggen dat hij deze slechte mannen moet straffen.
De houtskool op het tweede briefje is zo vlekkerig geworden dat Antonina moeite heeft de woorden te ontcijferen.
Het is hier beter omdat er geen varken is. Ik ben nog steeds een soldaat. Maar als ik de kerkklokken hoor moet ik soms bijna om mama huilen. Het is nu warm. Ik denk dat het al na mijn verjaardag is, omdat het zo warm is. Ik heb erge jeuk.
Ze huilt. ‘Hij was deze zomer nog in leven, Grisja, maar waarom was zijn jas…’ Ze kan de zin niet afmaken.
Grisja zegt niets.
Ze drukt haar handen tegen haar ogen. Wat zou hij nu aanhebben in het koude najaar? ‘Waarom had dat kind de jas van Misja aan?’ vraagt ze, en ze laat haar handen zakken, nog steeds huilend, terwijl ze het glas van Grisja aanneemt.
Grisja weet waarom. Hij weet het doordat hij nog geen uur geleden de man in het dorp heeft ondervraagd. Maar hij kan het niet aan Antonina vertellen. Hij ziet hoe ze haar wodka in één keer naar binnen giet.
‘Nog wat,’ zegt ze, en als hij haar glas weer vol schenkt, kijkt ze naar hem op. ‘Drink met me mee, Grisja.’
Hij aarzelt heel even en zegt dan: ‘Zoals u wilt. Excuseert u me, dan ga ik nog een glas halen.’
Antonina legt Misja’s briefjes neer, zet haar glas weg en doet haar vochtige cape af. Ze pakt het volle glas en wacht tot Grisja terugkomt, terwijl haar andere hand op de vlekkerige pagina’s naast haar ligt. Het vuur brandt helder en het wordt vergroot door de wodka in haar glas, waarin het oranje en rood en geel danst.
Grisja komt terug en schenkt een glas voor zichzelf in, waarna hij voor de haard gaat staan.
‘Op Misja,’ zegt Antonina, en ze heft haar glas. Grisja aarzelt even. Dan doet hij een stap naar voren om met haar te klinken. De huid van haar hals en polsen steekt blank af tegen de donkerpaarse wol van haar jurk.
‘Op Michail Konstantinovitsj,’ zegt hij, wachtend tot Antonina drinkt voordat hij zelf het glas naar zijn lippen brengt.
Net als met het eerste glas giet ze de wodka in één keer naar binnen. Hij zou niet verbaasd moeten zijn, hij weet dat de gravin graag drinkt. Maar hij had niet verwacht dat ze als een man zou drinken.
‘Nog eentje,’ zegt Antonina, en Grisja schenkt haar glas nog eens vol.
‘Het water zal inmiddels wel warm zijn,’ zegt hij, en hij excuseert zich nogmaals. Als hij terugkomt heeft hij een zinken bak met klotsend water bij zich en een schone zachte doek. Het glas is leeg. ‘Ik zal dit voor u in de wasruimte zetten,’ zegt hij tegen haar.
Antonina wordt overvallen door een intense vermoeidheid. Ze schudt haar hoofd en deze beweging doet de pijn terugkeren. ‘Ik wil hier blijven.’
Grisja zet de bak op de vloer en maakt de doek nat. Hij wringt hem uit en vouwt hem tot een keurig vierkant, waarna hij hem haar aanbiedt.
Ze klemt het lege glas in haar hand en keert hem haar gezicht toe.
Grisja gaat naast haar op de bank zitten en drukt de warme, vochtige doek onder haar neus en lippen. Ze haalt opeens diep adem.
‘Het doet pijn. Geef me nog iets te drinken,’ zegt ze, op een toon zoals ze wellicht, denkt Grisja, als kind heeft geklonken. Hij kent de kracht van pure wodka van hoge kwaliteit. Hij doet wat ze zegt.
Ze giet de helft van het volgende glas naar binnen en keert hem dan weer haar gezicht toe, met gesloten ogen. Grisja probeert voorzichtig het opgedroogde bloed weg te deppen. Deze keer krimpt ze niet ineen. ‘Mag ik uw neus aanraken, mevrouw?’ vraagt hij.
Antonina knikt, en als Grisja’s vingertoppen voorzichtig op de brug van haar neus drukken, slaakt ze een gesmoorde kreet en duwt zijn hand weg. Ze drinkt de wodka op en laat het glas op het kleed aan haar voeten vallen.
‘Hij is gebroken, zoals ik al dacht,’ zegt hij.
Antonina zegt, op diezelfde kinderlijke en ongewone toon: ‘Waarom drink je niet met me mee, Grisja?’
De wodka heeft haar kalmer gemaakt. Het is warm in de datsja, de regen komt nog steeds omlaag, hoewel het niet langer een aanhoudend gekletter is. Grisja weet dat als ze nog langer blijven het moeilijk zal zijn om het pad in het bos te kunnen zien op deze avond zonder maan.
‘We moeten weldra vertrekken, mevrouw, om niet in het donker te hoeven rijden.’
Antonina leunt naar voren en legt haar hoofd tegen zijn schouder. ‘Ik wil niet weggaan. Ik ben zo moe.’
Grisja kijkt naar haar handen, die slap in haar schoot liggen. Haar haar ligt als een zachte massa tegen hem aan. Hij ruikt iets zoets, maar weet niet of het van haar haar of haar jurk of haar huid afkomstig is.
Zo blijven ze zitten, in de kamer die donker is, op het vuur in de haard na. Af en toe valt er een blok, met een plof en geknetter. Hij weet dat hij er meer hout op zou moeten leggen omdat het anders uitgaat. ‘Mevrouw,’ zegt hij zacht, en ze maakt even een geluidje. ‘Ik zal het vuur opstoken en de lamp aandoen.’
Wanneer hij zich voorzichtig van haar losmaakt, pakt ze de fles en drinkt het restant van de wodka op.
Als hij zich weer naar haar omdraait, is ze gaan liggen, met de ene hand om de fles en de andere onder haar wang. Hij steekt de lamp op de ronde tafel in een hoek aan. De regen valt nog steeds zacht en gestaag tegen de ruiten. Hij loopt terug naar de bank bij de haard en kijkt neer op Antonina, waarna hij de fles voorzichtig uit haar greep losmaakt en op de vloer zet. Haar neus is gezwollen en begint blauw te worden, maar ze ziet er verder sereen uit, haar ogen zijn dicht en ze ademt gelijkmatig. Michails jas is op de vloer gevallen. Hij raapt hem op en legt hem op de armleuning van de bank.
Hij pakt een dikke deken van de rugleuning van de schommelstoel en legt die over haar heen. Er is een sliert blond haar over haar gezicht gevallen, en hij vraagt zich af wat er zou gebeuren als hij die naar achteren veegde. Hij vraagt zich af hoe haar haar aanvoelt.
Opeens doet ze haar ogen open en kijkt naar hem op, niet vol schrik omdat ze hem zo dichtbij ziet.
Hier in de datsja is ze een andere vrouw. Ze is niet de vrouw die hem in de studeerkamer met houten lambrisering opdrachten geeft, die hem abrupt wegstuurt wanneer ze klaar met hem is. Bij het schijnsel van het haardvuur kent hij haar niet, ziet hij alleen maar hoe mooi ze is.
‘Kom dichterbij,’ zegt ze, en hij knielt naast de bank. Ze steekt haar hand in zijn haar en schuift het van zijn slaap naar achteren. ‘Je haar is heel zwart, net als je ogen. Hoe komt dat zo, Grisja?’
Hij verroert zich niet. ‘Mijn moeder was een Boerjat.’
‘Een Boerjat?’ Antonina knippert met haar ogen. Ze heeft wel eens van de Boerjats gehoord, een ras met Aziatische trekken, afkomstig uit de verre zuidoosthoek van Siberië, in de buurt van Mongolië. ‘Hoe komt het dat je moeder een Boerjat was, Grisja?’
Hij geeft geen antwoord en ze laat haar hand zakken. Ze kijkt hem lang aan. ‘Ik ben eenzaam, Grisja,’ zegt ze.
Wanneer hij aanstalten maakt om het ingewikkelde kapsel van dikke vlechten in haar nek los te maken, houdt ze hem tegen.
Ze was opgestaan van de bank en had hem bij de hand genomen. Ze bewoog zich zeker en elegant, ondanks alle wodka die ze had geconsumeerd. Hij voelde zich traag, opeens onhandig, terwijl hij haar volgde. Ze leidde hem naar de slaapkamer en bleef voor hem staan terwijl ze naar hem opkeek, naar zijn gezicht, en hij begreep dat ze wilde dat hij haar kuste.
Voorzichtig sloeg hij zijn armen om haar heen, klaar om ze weg te halen als ze ook maar de geringste verandering van mening toonde. Dat deed ze niet. Ze hield haar gezicht naar hem opgeheven en hij drukte zijn mond tegen de hare.
Antonina heeft slechts de enkele kus van Lilja gekend, en van Konstantin. Ze is nooit op de manier gekust als Grisja haar kust. Het is de kus van een man die zeker is van zichzelf, en zeker van zijn begeerte, maar er is geen haast bij. Wanneer ze elkaar blijven kussen, wordt zijn mond dringender en hij legt zijn hand tegen haar lendenen en tilt haar half tegen zich op.
Dan zet hij haar neer. ‘Weet je het zeker?’ fluistert hij.
En als ze knikt, maakt hij aanstalten om haar haar los te maken. ‘Nee,’ zegt ze zacht en ze legt haar handen op de zijne. ‘Laat mijn haar, alsjeblieft.’
Hij weet dat hij dit niet zou moeten doen. Kan hij de wodka de schuld geven? Is ze onder invloed en daardoor zwak? Hij was dit niet van plan geweest, hoewel hij er wel aan heeft gedacht… zich heeft voorgesteld hoe hij haar zou hebben. Hij heeft in de loop van zijn leven veel, heel veel vrouwen gehad. Een vrouw veroveren is nooit moeilijk geweest voor Grisja. Voor sommigen heeft hij oprechte genegenheid gevoeld, terwijl anderen gewoon een fysieke behoefte bevredigden. Hij is altijd eerlijk tegenover hen geweest: hij belooft niets en hij zegt hun dat hij niet geschikt is voor het huwelijk. Sommige vrouwen, die ook geestig waren, de vrouwen die hem aan het lachen konden maken, betekenden meer voor hem dan de vrouwen die alleen maar mooi waren.
Geen van hen had ooit deze onrust bij hem teweeggebracht. Geen van hen bracht hem in verwarring met betrekking tot zijn gevoelens. Sinds zijn vijftiende heeft Grisja zich voorgenomen niet te zwichten voor iets wat tederheid of sympathie zou kunnen zijn. Die emoties konden leiden tot herinneringen die alle schuldgevoelens weer opriepen. Grisja weet dat het meetorsen van schuldgevoelens is alsof er een logge, zware last aan je borst is gegespt, een last die je haast onmogelijk af kunt leggen. Je kunt moeilijk bereiken wat je wilt met een last die je zo in de weg zit. Je blik wordt erdoor verduisterd en je stap wordt onvast. Schuldgevoelens staan een mens niet toe de dingen te doen die nodig zijn om een leven te leiden waarin je toewerkt naar het doel dat je voor ogen staat.
Hij weet precies wie hij is en wat hij heeft gedaan. Hij beziet zichzelf in een hard en meedogenloos licht. Hij is een man die tot alles in staat is om er zelf beter van te worden.
Hij neemt zijn handen van haar haar en legt ze rond haar gezicht. ‘Ik zal proberen uw neus niet aan te raken, dame,’ zegt hij glimlachend, en ze beantwoordt de glimlach met haar eigen glimlach. Die is lui, nee, loom.
Iets in zijn binnenste springt op. Hij heeft deze glimlach nooit eerder gezien.
‘Maar je moet me Tosja noemen,’ zegt ze zacht. ‘Op zo’n moment moet je Tosja tegen me zeggen.’ Ze legt zijn vingers op de knopen van haar met bloed besmeurde lijfje.
Als ze wakker wordt is het donker in de kamer, op één druipende kaars na, en Antonina voelt zich beroerd. Haar maag krimpt ineen met niets dan wodka erin, en haar hoofd bonst.
Ze staart naar het lage, houten plafond en voelt de warmte van Grisja naast zich. Ze draait haar hoofd opzij om zijn profiel te bekijken. Het beddegoed bedekt hem tot aan zijn middel. Ze kijkt naar zijn blote borst die op en neer gaat en ze zou haar hand erop willen leggen.
Ze heeft vandaag een jongen gezien van wie ze dacht dat hij haar zoon was. Daarna heeft ze zijn geschreven woorden gelezen en zijn talmotsjka tegen zich aan gedrukt. Ze is een moeder, een echtgenote, en een hypocriet. Dat Konstantin het met Tanja aanlegde terwijl hij met haar getrouwd was, had haar van afschuw vervuld. Ze beschouwde hem als zwak en immoreel. En nu… ze doet haar ogen dicht. Hoe heeft ze dit alles kunnen laten gebeuren?
Ze slaat een kruis en bidt inwendig om vergeving.
Grisja beweegt, draait zich naar haar om, en ze houdt haar adem in. Ondanks haar zojuist uitgesproken gebed wil ze dat hij weer naar haar reikt, wil ze zijn warme huid tegen zich aan voelen, wil ze haar vingers op zijn lichaam leggen en langs zijn ribben strijken, de holte boven zijn sleutelbeen en de rand van zijn heup voelen. Het had niet horen te gebeuren. Maar hoe kan ze tegenover zichzelf ontkennen hoe hij haar heeft geraakt?
Ze valt weer in slaap, maar ze wordt wakker doordat Grisja beweegt. Het is nog geen dag, hoewel de hemel lichter wordt en de lucht zachtgrijs. Hij ligt op één elleboog naar haar te kijken en zonder zichzelf toe te staan na te denken slaat ze haar armen om zijn hals en trekt hem over zich heen, drukt zich in een boog tegen hem aan terwijl ze voelt dat hij klaar is voor haar. Zijn begeerte maakt dat haar eigen begeerte nog groter wordt.
Konstantin heeft haar nooit begeerd. Hij deed wat hij moest doen om een erfgenaam te produceren.
Grisja bukt zich om haar tepel te kussen, neemt deze in zijn mond, en Antonina slaakt onwillekeurig een zachte kreet. Zijn haar valt over zijn wang en ze veegt het weg terwijl ze haar hand om zijn achterhoofd legt. Ze kan zijn donkere wimpers tegen zijn wangen zien. Als hij zijn hoofd optilt om haar aan te kijken, legt ze haar mond op de zijne en hij beantwoordt haar kus en is dan met één snelle beweging in haar. Hij draait haar zodat ze op hun zij liggen, met het gezicht naar elkaar toe. Behoedzaam manoeuvreert hij haar been omhoog, over zijn heup, en hij beweegt langzaam, zonder de haast van de vorige avond.
‘Ik wil je, Grisja,’ zegt ze, en daarop zegt hij: ‘Noem me alsjeblieft Tima. Zeg Tima tegen me.’
Antonina’s begeerte is op dat moment zo groot dat ze zich niet verbaast over zijn verzoek. ‘Tima,’ zegt ze zacht, en ze legt haar mond tegen zijn oor, strijkt met het puntje van haar tong langs de rand ervan.
Als ze wakker worden schijnt er een waterig zonnetje door het raam naar binnen. Antonina weet niet of Grisja haar wakker heeft gemaakt of zij hem, maar ze kijken elkaar aan in dat bleke ochtendlicht. Hij doet zijn mond open om iets te zeggen, maar de volle omvang van wat ze heeft gedaan, dringt opeens tot Antonina door. Ze gaat rechtop zitten en wendt zich van hem af. Hoewel ze die nacht geen enkele schaamte kende, slaat ze nu de sprei om zich heen terwijl ze haar kleren van de vloer opraapt. Ze zijn koud en vochtig. Ze gaat de kamer uit zonder iets te zeggen of Grisja aan te kijken. Ze gaat naar de wasruimte, waar ze zich haastig aankleedt. Dan staat ze zich een enkele blik in de spiegel toe.
Haar neus is dik en er zitten donkere kringen onder haar ogen. Er is ook een enigszins rode, schrale plek waar Grisja’s kin langs haar kaak heeft geschuurd. Haar haar, dat weliswaar nog grotendeels door spelden en kammen bijeen wordt gehouden, is verward en klitterig.
Meer dan de misselijkheid in haar maag voelt ze een vreselijk berouw over wat ze heeft gedaan.
Ze gaat naar de zitkamer en is bezig haar cape aan te trekken als Grisja de slaapkamer uit komt, hij kijkt naar de vloer terwijl hij zijn leren riem over zijn witte tuniek vastgespt. Zijn haar staat in plukken om zijn hoofd. Zijn wangen vertonen een lichte blos onder de stoppels van één nacht, en hij heeft zijn laarzen onder zijn arm.
Ze stopt Misja’s pagina’s weer in de zak van de talmotsjka. ‘De wegen zullen wel erg modderig zijn na alle regen,’ zegt ze. Haar poging om haar stem terloops te laten klinken is niet echt succesvol. ‘Het zal een lastige rit worden.’
‘Ja,’ antwoordt Grisja, en hij kijkt op. ‘Hoe gaat het vanmorgen met je neus?’ Hij gaat op een stoel zitten en begint een laars aan te trekken.
Antonina beseft dat dit de eerste keer is dat hij in haar aanwezigheid is gaan zitten zonder daar toestemming voor te hebben gevraagd. Haar mond is droog van de wodka, ze smacht naar een kop hete thee en ze wendt zich af als ze de linten van haar cape vastknoopt. ‘Ik zadel Doenja wel,’ zegt ze.
‘Nee, Tosja, laat mij dat doen.’
De naam die ze hem heeft gevraagd voor haar te gebruiken klinkt bij klaarlichte dag opeens verkeerd.
Ze doet de deur open. ‘Ik doe het liever zelf. En, Grisja…?’
Hij kijkt naar haar op met zijn laars halverwege zijn been, een verwachtingsvolle uitdrukking op zijn gezicht. Hij glimlacht wat. Hij kijkt blij.
‘Ik heb gisteravond te veel wodka gedronken, Grisja. Ik was niet… Na alles wat er in Toesjinsk was gebeurd, en mijn neus… Maar het was een vergissing. Begrijp je? Ik kan me echt niet herinneren…’
Ze weten allebei dat ze moet liegen. Hij spreekt haar niet tegen.
Ze kan zijn gezicht niet doorgronden, maar de blijdschap is uit zijn blik verdwenen.
‘We zullen het er nooit meer over hebben,’ zegt ze. Het is niet nodig nog meer te zeggen, maar iets maakt dat ze eraan toevoegt: ‘Begrijp je?’
Hierop verstrakt het gezicht van Grisja. Hij is weer haar rentmeester. Ze had hem net zo goed kunnen vragen haar een rekenoverzicht te brengen, of een luie horige de les te lezen. ‘Ik begrijp het.’ Er ligt geen tederheid in zijn stem, niets wat verwijst naar wat ze nog zo kortgeleden samen deelden.
‘Goed,’ zegt Antonina resoluut. Als Grisja ten slotte de datsja uit komt is zij al op het erf en zit op Doenja, die ongeduldig in de koele herfstlucht loopt te stappen.
Antonina vindt het moeilijk om naast Grisja naar huis te rijden.
Ze weet dat hij zich niet aan haar heeft opgedrongen, het was eerder andersom. Grisja zou nooit met haar naar bed zijn gegaan als zij niet het initiatief had genomen, hem had aangemoedigd.
Ze probeert de naam waarmee hij haar had gevraagd hem te noemen uit haar hoofd te krijgen – Tima.
Grisja denkt aan hoe de naam uit haar mond klonk. Het voerde hem terug naar een onschuldiger tijd, een tijd waarin hij nog niet dat grote onrecht had begaan. Het had hem in staat gesteld voor één nacht te vergeten wat hij nooit heeft kunnen loslaten.
Twintig jaar lang heeft niemand hem Tima – kort voor Timofej, zijn volledige naam – genoemd. De laatste keer dat hij die naam hoorde, was toen hij vijftien jaar oud was en wegliep van alles wat hem vertrouwd was.