20
Toen Grisja in 1844 in Moskou arriveerde, was hij een heel andere persoon dan de jongen die uit Tsjita was weggereden. Hij was bijna twee jaar ouder en hij maakte korte metten met zelfmedelijden of spijt.
Hij had geleerd dat als je je ergste angsten onder ogen ziet en die overleeft, er nooit meer iets is om bang voor te zijn. Als gevolg hiervan was hij nergens bang voor. En omdat hij nergens bang voor was, beschouwde hij zichzelf als onaantastbaar.
Er was niets wat hem opgetogen of bedroefd maakte.
Hij vond werk bij een kuiperij aan de rand van Moskou, waar hij de volmaakte vaten bouwde zoals hij dat onder zijn vaders leiding had geleerd. Na een jaar hoorde hij van een beter betaalde baan en verhuisde hij naar een kuiperij in Sint-Petersburg. Maar hij was nog steeds ongedurig. Toen zich een nieuwe mogelijkheid voordeed, ditmaal op een landgoed in de provincie Pskov, dacht hij dat dat misschien was wat hij zocht. Met goede referenties van zijn werkgever, gehuld in nieuwe kleren en met een paard dat hij van zijn gespaarde loon had weten te kopen – hij noemde het paard Felja, zoals hij vanaf dat moment elk paard dat hij bezat zou noemen – reed hij naar het landgoed dat toen als Polnokove bekendstond, en werd in 1846 door graaf Mitlovski in dienst genomen.
Vanaf het eerste begin verachtte hij de graaf, zoals hij iedere man – behalve zijn vader – had veracht die hem bevelen gaf. De graaf en zijn pokdalige vrouw gedroegen zich alsof ze goud uitdeelden aan hun personeel, wanneer ze iedereen met Kerstmis in een rij lieten staan en ieder een fles wodka gaven, dezelfde wodka waar Grisja de vaten voor maakte. Ze kregen eveneens allemaal een zakje met kopeken, de mannen een reep leer voor een nieuw vest of nieuwe riemen, en de vrouwen een grote lap stof. Met Pasen stond Grisja, met gebalde vuisten, in de rij toen het personeel opnieuw als kleine kinderen werd opgesteld om geverfde eieren en paschi, de hoge taarten van zoete kwark met boter en rozijnen, in ontvangst te nemen.
Hiervoor werden ze geacht dankbaar te buigen en oneindige trouw voor te wenden. Met zijn taart onder zijn ene arm probeerde Grisja alle herinneringen aan het paasfeest in Tsjita te bedwingen – hoe hij daar met zijn vader en broertje de mis had bijgewoond in de orthodoxe kerk van de decembristen. Pasen was altijd zijn favoriete feest geweest.
Nu was dat bedorven.
Een jaar na Grisja’s komst was de vrouw van de graaf gestorven. Binnen luttele maanden legde de weduwnaar het aan met Tanja, de wasvrouw, die veel op de gravin leek, tot aan de littekens van de pokken op haar gezicht toe. Het jaar erop hertrouwde Mitlovski. De tweede vrouw was weinig meer dan een meisje, zag Grisja toen ze uit het rijtuig stapte, met in haar arm een heel klein hondje met een knalroze lint om de hals. Het voltallige personeel uit het huis en uit de stallen, ruim zestig in totaal, was naar de voorkant van het huis geroepen en stond opgesteld langs het pad dat van de oprijlaan naar de stoep van het huis leidde. Ze bogen allemaal diep.
De graaf leidde het meisje over het knerpende grindpad naar de bovenste trede van de stoep. ‘Ik stel jullie de nieuwe gravin Mitlovskija voor,’ verklaarde hij. ‘Kom overeind en kijk naar haar.’
Het personeel gehoorzaamde.
‘Teneinde haar welkom te heten in haar nieuwe thuis heb ik de naam van het landgoed van Polnokove veranderd in Angelkov.’
Het personeel zweeg.
De nieuwe echtgenote begon haar begroeting met het kussen van de icoon van de Heilige Maagd, die door de huishoudster omhoog werd gehouden, en te glimlachen en te knikken naar de bediende die het brood en het zout ter verwelkoming aanbood. En hoewel ze uiterlijk kalm leek terwijl ze het personeel van het landhuis begroette, langs ieder van hen liep, naam en functie op een lichte maar eerbiedige toon herhaalde, zag Grisja, vlak voor hij zijn hoofd boog en haar ‘Grisja, vatenmaker’, hoorde zeggen, de onzekerheid in haar ogen.
Hij veronderstelde dat de graaf de wasvrouw nu wel met rust zou laten, maar hij realiseerde zich algauw dat hij het mis had.
De nieuwe vrouw bracht een frisse wind met zich mee en toen ze een kind baarde, tien maanden na haar komst, veranderde Grisja’s leven ingrijpend.
Hij had gravin Mitlovskija in het eerste jaar dat ze op Angelkov was, een paar keer gesproken. Ze was op een keer naar de vatenmakerij gekomen om hem te vragen een mand voor Tinka, haar hondje, te maken. ‘Ze heeft een fluwelen mand, maar die is helemaal versleten. Ik dacht dat jij misschien een nieuwe kon maken, Grisja. Kun je dat?’ Ze vroeg hem die van geschaafde duigen te maken, en ze zei dat ze hem zelf van een bekleding zou voorzien.
‘Zeker, mevrouw,’ had hij gezegd en terwijl hij boog constateerde hij dat ze zwanger was. Herinnerde ze zich echt zijn naam of had ze dat aan een van de bedienden gevraagd? ‘Hebt u een bepaalde houtsoort in gedachten?’
‘Kijk maar wat voor hout jou het beste lijkt.’ Ze keek om zich heen naar de voltooide vaten, pakte een geschaafde duig en bracht die naar haar neus. ‘Wat ruikt het hier lekker.’ Ze legde de duig weer neer en lachte even, alsof ze zich geneerde voor haar opmerking. Ze had een hoge, leuke lach. Grisja voelde zich wonderlijk blij, ook al besefte hij, door de manier waarop ze haar hand op de welving onder haar wijde jurk legde, dat ze waarschijnlijk gewoon blij was met het kind dat ze verwachtte.
Hij had de hondenmand gemaakt en hem bij het huis afgeleverd, zonder te verwachten haar nogmaals te zien. Een week later was ze terug. ‘Ik wilde je even komen zeggen dat Tinka heel blij is met haar nieuwe mand,’ zei ze, en ze drukte de hond tegen zich aan. ‘Je bent er dol op, hè Tinka?’ Ze kuste de neus van het dier. ‘Bedankt voor je vakkundigheid, Grisja,’ zei ze, terwijl ze van de hond naar hem keek.
‘Het was me een waar genoegen, gravin Mitlovskija,’ had hij, buigend, gezegd.
Ze vertrok niet meteen, ze keek in de kuiperij om zich heen, raakte planken en gereedschappen aan alsof ze niets anders te doen had. Ze pakte De dochter van de stationschef op, dat hij op een kruk had laten liggen. ‘Is dit van jou?’
Grisja verwenste zijn dwaasheid om het boek zo in het zicht te laten liggen. Zou ze nu denken dat hij niet werkte wanneer hij dat hoorde te doen en zou ze hem laten straffen? ‘Ja. Ik lees tijdens het nuttigen van mijn middagmaal.’
‘Zijn er op Angelkov veel horigen die kunnen lezen?’ vroeg ze, enigszins verbaasd.
‘Ik ben geen horige, mevrouw. Ik ben een vrij man.’
‘O. Ik heb De dochter van de stationschef vorig jaar gelezen,’ ging ze verder. ‘Het is heel droevig, hè? Maar ik was blij dat Doenja zich niets van haar vader aantrekt en wegloopt met de man van wie ze houdt.’ Ze sloeg onmiddellijk een hand voor haar mond. ‘Het spijt me. Heb ik de afloop nu verklapt?’
Grisja schudde zijn hoofd. ‘Ik heb het al eerder gelezen,’ zei hij. ‘Ik heb het hele werk van Poesjkin minstens twee keer gelezen.’
‘Ik vind het zo leuk dat hij veel boeken hier in onze provincie heeft geschreven nadat hij uit Sint-Petersburg was verbannen. En ik heb mijn nieuwe merrie naar haar vernoemd – naar Doenja, het meisje in het boek,’ ging ze verder. ‘Dus jij leest graag?’
‘Ja, mevrouw.’
‘De bibliotheek op Angelkov is pover bedeeld, maar ik probeer de kasten te vullen. Ik heb veel van mijn eigen boeken meegebracht, en als ik in Pskov ben koop ik er nog meer.’
Grisja maakte een beleefd geluid. De gravin bracht hem wonderlijk van zijn stuk met haar amicale gebabbel. Hij hoopte maar dat Mitlovski zijn vrouw niet kwam zoeken.
Op dat moment wendde ze zich van hem af. ‘Tot ziens,’ zei ze, ‘en nogmaals hartelijk dank.’ Terwijl ze wegliep, viel het zonlicht op het ingewikkelde vlechtwerk van haar blonde haar, en Grisja dacht aan de graaf en haar. Heel even probeerde hij zich voor te stellen dat het meisje even zorgeloos met de oude man lachte.
En hij besefte dat met geld werkelijk alles in deze wereld te koop was.
De volgende keer dat hij haar zag, was na de geboorte van de erfgenaam van het Mitlovski-fortuin.
De jonge moeder had een wandeling over het erf gemaakt, gevolgd door de kinderjuffrouw met de warm ingepakte baby. De gravin was naar de stallen gekomen om een jong veulen te bewonderen. Toen ze bij de zwarte arabier met de hoge benen had gekeken, had geglimlacht en vriendelijke geluidjes had gemaakt, maakte ze een onverwachte omweg. In plaats van via de hoofdingang te vertrekken, liep ze door de achterdeuren naar buiten, naar het plein waar de geselbank stond.
Ze verscheen op het moment dat de rentmeester, een beer van een vent die Gleb heette, zijn knoet hief. Hij stond op het punt een horige die de graaf had mishaagd door een stier onhandig te castreren, te geselen. De onfortuinlijke man was met ontbloot bovenlijf en met zijn gezicht omlaag vastgebonden op de bank die rechtop tegen de muur van een bijgebouw was gezet. Grisja liep heel toevallig over het plein op weg naar de smid om een gebroken dissel te laten repareren.
Grisja was vaak boos dat de graaf geen aandacht besteedde aan de manier waarop Gleb zijn werk uitvoerde. De rentmeester mocht in een klein maar net houten huisje met een voortuin wonen. Grisja zag daar soms Glebs forse vrouw over de rijen groenten gebogen staan. In het twee verdiepingen hoge stenen huis voor het personeel deelde hij een kamer met drie mannen uit de koeienstallen, met de immer aanwezige stank van mest die in hun huid was getrokken.
Gleb haalde de natgemaakte zweep met zijn repen leer die elk een metalen bal aan het uiteinde hadden, over de blote rug van de horige. De man gilde op een hoge en vreselijke manier, en toen zijn kreet wegstierf, hoorden degenen die toekeken nog een kreet. Ze waren allen geschokt de nieuwe, jonge gravin te zien met een gezicht dat wit was weggetrokken en met haar hand tegen haar hals.
Om onduidelijke redenen draaide ze zich om naar de kinderjuffrouw, griste de baby uit haar armen en drukte hem tegen zich aan, alsof het kind de volgende was die moest worden gestraft. ‘Stop!’ schreeuwde ze tegen Gleb, die de knoet boven zijn hoofd had geheven voor de volgende slag. ‘Stop, zei ik,’ herhaalde ze. ‘Ik wil dat je die man losmaakt.’
Gleb liet de knoet zakken en keek Antonina woest aan.
‘Met alle respect, mevrouw de gravin, maar ik ben u geen verantwoording schuldig. Uw man is degene die mij bevelen geeft, en het is uw man voor wie ik negen lange jaren heb gewerkt. Ik zou u willen voorstellen, mevrouw, dat u ervoor zorgt niet meer op de geselplaats te komen.’
Antonina keek om zich heen als om steun te zoeken. Ze zag Grisja en deed haar mond open.
Hij schudde, bijna onmerkbaar, zijn hoofd, en hij was blij dat ze zo verstandig was om in te zien dat het verkeerd zou zijn om hem bij deze woordenwisseling te betrekken. ‘Juist,’ zei ze, en ze keek Gleb weer aan. ‘Ik zal je onbeleefdheid tegenover mij aan de graaf melden. Daar kun je zeker van zijn.’ Ze stak haar kin in de lucht, draaide zich toen abrupt om en vertrok.
Grisja zag het ernstige gezichtje van de baby over haar schouder.
De graaf was opgetogen over de komst van zijn zoon. Na de geboorte van het kind had hij ter ere van deze gebeurtenis een feest gegeven voor iedereen op het landgoed. Het feest duurde drie dagen, compleet met twee avonden vuurwerk. Zijn blijdschap maakte hem goedgeefs, en hij schonk ook nu een fles wodka en wat kopeken aan al zijn zielen – meer dan duizend – die in de omringende dorpen woonden en op het land werkten. Hij droeg zijn zoon rond en liet hem aan iedereen zien, hoewel de baby niet mocht worden aangeraakt. De bedienden in het huis waren het erover eens dat ze de graaf nog nooit zo breed hadden zien glimlachen.
Michail Konstantinovitsj was slechts twee maanden oud toen Antonina getuige was van het geselen en dit aan haar man meldde.
‘Dat is de gewoonste zaak van de wereld,’ had Konstantin gezegd. ‘Dat heb je thuis toch zeker ook wel gezien, of je hebt er in elk geval van geweten. Hoe moeten we onze kinderen anders vlijtig laten werken?’
‘Het zijn je kinderen niet,’ zei ze, met de baby op haar schoot, terwijl ze dacht aan de vuurrode striem op de rug van de man, die al vol littekens zat.
Konstantin, die naast haar op het bankje zat, schudde zijn hoofd, kriebelde zijn zoon onder zijn kinnetje en lachte naar hem. ‘Je begrijpt best wat ik bedoel,’ zei hij, zonder Antonina aan te kijken. Hij pakte een handje van Michail en bekeek de kleine, volmaakte nageltjes. ‘Ik moet als een vader voor hen zijn, om hun de dwalingen van hun gedrag duidelijk te maken en hun te leren hun fouten nimmer te herhalen.’
Ze herinnerde zich hetzelfde argument van haar vader nog duidelijk. ‘Ik mag die rentmeester niet. Hij is grof en brutaal. Hij behandelde me met geen enkel respect. Ik wil hem niet langer op het landgoed zien.’ Ze dacht terug aan de vadsige buik van Gleb, terwijl hij de knoet liet neerkomen, en aan het speeksel op zijn kin terwijl hij over het erf naar haar schreeuwde.
Eindelijk wendde Konstantin zijn blik af van zijn zoon. ‘Wat wil je dan dat ik doe, engel van me? Een goede rentmeester is moeilijk te vinden. Ze moeten kunnen lezen en de boekhouding bijhouden. Gleb is niet handig met lezen, je weet dat ik er zelf geen geduld voor heb. Maar hij is goed met cijfers. Een rentmeester moet gezag hebben over de anderen, en hij moet eerlijk zijn.’
‘Die bruut eerlijk? Die indruk maakt hij niet op mij.’ Met de baby nog steeds op haar schoot ging ze op Konstantins knie zitten. Hij keek een beetje onthutst, maar stond het toe. ‘Alsjeblieft, man,’ zei Antonina, en ze kuste hem op de wang. Hierop verschoof Konstantin wat, zodat Antonina weer naast hem zat.
‘Ik ben inderdaad al enige tijd om diverse redenen niet tevreden over Gleb. Maar het zal niet zo gemakkelijk zijn om iemand te vinden die zijn plaats kan innemen.’
Antonina drukte haar mond tegen Michails zachte hoofdje, voelde zijn bloed onder haar lippen kloppen. ‘Wat dacht je van de kuiper? Die donkere,’ zei ze, in een opwelling. ‘Grisja. Hij is veel jonger en sterker dan Gleb. Ik weet dat hij kan lezen, want ik heb hem met een boek gezien.’
‘Hij is goed in zijn werk,’ zei haar man.
‘Zou een kuiper niet gemakkelijker te vervangen zijn dan een rentmeester?’
‘Hij zegt niet veel,’ zei Konstantin. ‘Maar hij straalt wel iets sterks uit.’ Hij stond op, ongeduldig. Hij had een afspraak met Tanja. ‘Misschien kan het geen kwaad om eens met hem te praten,’ zei hij.
Antonina glimlachte naar hem. Hij voelde zich onwillekeurig gecharmeerd door haar glimlach.
‘Dank je, lieve man,’ zei ze. En toen: ‘Ik geloof echt dat Misja met de dag meer op jou gaat lijken. Kijk eens naar zijn nobele voorhoofd.’
Konstantins borst werd zichtbaar breder.
‘Ga je nu meteen met Grisja praten?’ vroeg ze. Konstantin zei dat hij dat zou doen. Daarna pakte hij zijn zoon op en tilde hem met een stralend gezicht hoog in de lucht.
Michail was zonder veel problemen geboren, het was slechts langdurig en pijnlijk geweest voor Antonina, zoals dat met de meeste eerste bevallingen het geval is.
Ze weigerde haar kind aan een min af te staan. In plaats daarvan voedde ze hem zelf, tot ergernis van haar man, die dit beneden haar stand vond.
Als vrouw van een landeigenaar was het haar taak kinderen voor haar man te baren. De zorg en opvoeding dienden aan anderen te worden overgelaten: aan minnen en kinderjuffrouwen en gouvernantes en huisleraren. De ouders werden slechts geacht de verslagen aan te horen over de gezondheid van de kinderen en naarmate ze groter werden nieuwverworven vaardigheden te aanschouwen, zoals de beheersing van de Franse en Duitse taal, de eerste aarzelende pogingen op muziekgebied, het paardrijden, boogschieten en geweerschieten voor jongens, het borduurwerk voor meisjes.
Maar Antonina was gefascineerd door haar zoon. Vóór Michail had ze nog nooit een baby vastgehouden. In de eerste weken van zijn leven, toen ze leerde hem te voeden en te verzorgen, had ze alle belangstelling voor iets anders verloren. Was dit normaal? vroeg ze aan Lilja.
Lilja wist het niet. Als ze Michail in haar armen hield, herinnerde ze zich wel hoe het had gevoeld bij haar eigen baby’s, maar ze waren allebei ziekelijk geweest en hadden steeds gehuild. Toen ze een paar dagen oud waren, was ze weer op het land gaan werken, met het ene kind op haar rug gebonden en het andere voor haar borst. ’s Nachts was ze zo uitgeput dat ze huilde wanneer ze hen voedde, en probeerde hen zoet te houden zodat hun gehuil Soso niet wakker maakte en hij kwaad werd. Ze was Ljosja heel dankbaar; hij hielp altijd, wiegde het ene huilende kind in zijn armen terwijl zij bezig was met het andere. Hij verrichtte ook simpele taken, zoals het roeren in de kasja die op het fornuis stond, zodat die niet aanbrandde, en het verzamelen en binnenbrengen van mandjes gedroogde mest om het vuur in de haard brandende te houden.
Ze ervoer nu bijna iets van treurigheid als ze Antonina’s blijdschap zag. Ze wenste dat ze met haar baby’s iets van deze voldoening had gekend. Ze had hun kleine gezichtjes en pluizige haar bekeken. Degene die het laatst was gestorven, was net begonnen te lachen, en Lilja wist nog goed hoe dit haar altijd een schok van blijdschap had bezorgd. Maar het was erg moeilijk voor haar geweest om het werk op het land en in de izba te doen en er tegelijk voor te zorgen dat Soso tevreden was. Na de begrafenis van het tweede kindje kon ze voor het eerst in vele maanden een hele nacht doorslapen. De volgende morgen werd ze wakker met een zwaar gevoel van verdriet, maar ook met opluchting.
Ze besefte dat dit voor Antonina heel anders was, wanneer ze haar in het grote, schone bed met Tinka aan haar voeten zag liggen lezen en theedrinken met haar baby naast zich. Ze zag dat Antonina op slag haar boek weglegde en haar theekopje neerzette wanneer het kind ook maar een kik gaf, om hem op te pakken en zijn gezichtje met kussen te overdekken. Lilja begreep wat Antonina zou willen horen, en dus zei ze tegen haar mevrouw dat het ja, heel normaal was dat Antonina zo van haar kind was gaan houden, zoals de natuur het had bedoeld. ‘De liefde voor een kind is misschien wel de enige ware liefde die een vrouw in haar leven kent, mevrouw, afgezien van de liefde voor God.’
Antonina had haar aangekeken. ‘Ja, de liefde voor je kind en voor God.’ Ze wilde Lilja niet vragen of ze dacht dat het mogelijk was om zo’n intense liefde voor een man te voelen.
De meeste avonden dat Konstantin óf vrienden ontving óf weg moest omdat hij zaken van het landgoed moest regelen, liet Antonina Lilja bij zich blijven terwijl ze Michail de laatste voeding gaf.
Lilja wist, net als de rest van het personeel, dat Konstantin zijn avonden soms met de wasvrouw doorbracht.
Op een avond, toen de baby drie maanden oud was, lag Antonina in bed met hem in haar arm. Hij had net zijn voeding gehad en sliep, met nog steeds getuite lippen. Antonina lag te lezen, met een boek in haar andere hand.
Lilja zat in een stoel vlakbij kleine steekjes te maken in een kanten jurkje voor Michail.
Antonina liet het boek op de beddesprei vallen. ‘Mijn ogen zijn moe. Ik wil dat je me voorleest, Lilja.’
Lilja keek haar aan en haalde haar schouders op. ‘Je weet dat ik niet kan lezen.’
‘Ik zal het je leren,’ zei Antonina. ‘We beginnen over een paar weken, als Misjenka een regelmatiger patroon heeft gekregen.’ Ze kuste zijn hoofdje.
‘Zoals je wilt, Tosja,’ antwoordde Lilja, en ze ging verder met haar naaiwerk. ‘Ik wil met alle plezier leren lezen als jij dat van me verlangt, hoewel ik er in mijn leven nooit de noodzaak van heb ingezien.’
‘Je móét gewoon leren lezen, Lilja,’ zei Antonina met aandrang, met een gebaar naar het stapeltje op haar nachtkastje.
Lilja keek weer op van het babyjurkje. ‘Mijn leven laat me geen tijd voor zulke dingen.’
‘Dan zal ik je meer tijd geven. Ik zal een van de andere vrouwen wat laten overnemen van wat jij voor me doet, zoals dat naaiwerk. Zo krijg je tijd om te lezen. Je kunt heel veel over de wereld te weten komen als je leest.’
Lilja bleef steekjes maken. Ten slotte zei ze: ‘Het is voor mij niet nodig om meer te weten dan wat ik nu weet.’
Antonina boog zich naar voren, maar voor ze antwoord kon geven, ging Lilja verder: ‘Wat voor nut zou het voor mij hebben om meer te weten wanneer mijn wereld hier is, Tosja? Zou het me niet ongelukkig maken te weten wat er buiten de modder van de dorpen is, voorbij de beken en rivieren, voorbij de grenzen van het landgoed, wanneer ik nooit méér zal hebben dan dit?’ Ze keek Antonina recht aan.
De slapende baby snuffelde even, trok zijn wenkbrauwen op, en Antonina leunde weer terug in de kussens. ‘Maar Lilja, misschien komt er een tijd, komt er een dag, dat er meer mogelijkheden zijn. Je weet hoe er wordt gesproken over voorstellen tot afschaffing van de lijfeigenschap. Als het daar ooit van komt…’
Lilja stak haar hand op en Antonina zweeg. ‘Ik heb liever niet dat je over zulke dingen met me praat, Tosja. Ik geef de voorkeur aan het leven zoals ik dat nu leid. Ik zou liever niet…’ Ze fronste haar wenkbrauwen, alsof ze boos was op zichzelf, of misschien op Antonina.
‘Je wilt je niet voorstellen hoe je méér zou kunnen hebben dan wat je vandaag hebt. Je hebt geen andere dromen?’ Antonina vroeg zich af of Lilja nog steeds aan het klooster dacht.
Lilja beet de draad met haar tanden door en stak de naald weer in het speldenkussen. ‘Dít is mijn droom. Dit is waarvan ik heb gedroomd. En nu heb ik het.’ Met het jurkje nog steeds in haar handen keek ze Antonina aan. ‘Begrijp je? Ik heb alles wat ik wil, hier, in deze kamer, Tosja.’
Antonina was van slag door de intensiteit van Lilja’s blik, maar toen begon de baby opeens te huilen en richtte ze haar aandacht op hem.
Grisja wist dat hij zijn nieuwe bestaan aan Antonina te danken had. Toen de graaf hem in zijn werkkamer ontbood om hem te vertellen dat er een mogelijkheid bestond om Glebs werk als rentmeester over te nemen, was Grisja verbijsterd geweest.
Het was de meest begeerde positie voor een vrije man zonder titel en zonder land.
‘Mijn vrouw denkt dat jij een eerbiediger en evenwichtiger rentmeester zou kunnen zijn dan Gleb,’ zei de graaf. ‘Het is goed om op een landgoed veranderingen aan te brengen. Onder een nieuwe leiding presteren de horigen soms beter. Het salaris is veel hoger dan wat ik je als kuiper betaal,’ ging hij verder. ‘Ben je geïnteresseerd?’
‘Ja, graaf Mitlovski. Ik kan u verzekeren dat ik zulke verantwoordelijkheden uitermate serieus zou nemen.’
Konstantin knikte. ‘Mijn vrouw vertelt me dat je kunt lezen.’
‘Russisch en Frans.’
‘Frans?’
Grisja vroeg zich af of hij te ver was gegaan. ‘Een beetje maar,’ loog hij. ‘En ik zal boekhoudlessen nemen, mocht dat nodig zijn.’
‘Ja, ja. Ik ga geen ander werk voor Gleb zoeken tot jij hebt bewezen dat je deze baan waardig bent,’ zei de graaf. ‘Je hebt een proeftijd van twee weken.’
Grisja besefte dat de volgende twee weken niet gemakkelijk zouden zijn, nu Gleb wist dat zijn vrouw en hij misschien naar een ander landgoed zouden worden overgeplaatst, ten gunste van Grisja. Aan de andere kant was het graaf Mitlovski die Glebs toekomst bepaalde, niet hij. Al snel bewees hij de graaf dat hij niet alleen meer bedreven was in boekhouden dan Gleb, maar dat hij ook minder klaagde. Hij behandelde acute problemen met horigen naar eigen goeddunken, zonder de graaf lastig te vallen met allerlei kleinigheden.
Twee weken later nam hij zijn intrek in het leuke huis van de rentmeester; hij verfde de luiken onmiddellijk blauw, net als van het houten huis in Tsjita waar hij was opgegroeid. In plaats van groenten plantte hij kersen- en appelbomen in de tuin. Hij bouwde kasten voor de boeken die hij uit Siberië had meegebracht en voor de boeken die hij daarna had verzameld, en ook voor de boeken die de gravin hem leende, met de gedachte dat een bepaalde schrijver hem vast wel zou bevallen.
Hij sliep voor het eerst van zijn leven alleen, afgezien van toen hij door Siberië had gereisd en onder de blote hemel had geslapen.
Toch bleef hij een intens gevoel van rusteloosheid met zich meedragen. Hij dacht dat dit kwam doordat hij nog steeds onderworpen was aan de grillen van een andere man. Hij beschouwde Konstantin qua intelligentie als zijn mindere, en dit was eveneens moeilijk te verdragen. Toen Grisja een jaar rentmeester was, zei de graaf tegen hem dat hij er genoeg van kreeg met Tanja door het huis te moeten sluipen en dat hij zich niet wilde verlagen door naar haar kamer in het personeelsverblijf te gaan. Hij wilde Grisja’s huis één keer per week kunnen gebruiken. Grisja was verbijsterd en vervuld van afschuw. Maar wat kon hij zeggen? De graaf bezat hem niet, maar het huis wel.
Deze factoren speelden ongetwijfeld een rol in Grisja’s onrust. Maar eenzaamheid maakte er ook deel van uit.
Na zo hard zijn best te hebben gedaan om niets te voelen, was Grigori Sergejevitsj Narisjin niet in staat te beseffen dat hij eenzaam was.
Antonina sprak dagelijks een dankgebed uit omdat ze Lilja weer had gevonden. Ze vond het wel jammer dat hun vriendschap verborgen moest blijven. Alleen wanneer ze in haar slaapkamer met zijn tweeën waren, konden Lilja en zij als vanouds met elkaar praten. Daar kon Lilja haar Tosja noemen in plaats van mevrouw en kon ze spreken met iets van haar oude openhartigheid. Af en toe, als Lilja spontaan om Misja’s capriolen moest lachen, vond Antonina dat ze bijna op het meisje leek zoals ze in het bos was geweest.
Ze vroeg zich wel eens af hoe Lilja’s leven buiten haar slaapkamer eruitzag, maar Lilja liet duidelijk merken dat ze niet over Soso wilde praten. Ze sprak wel vaak vol trots over Ljosja, ze vertelde Antonina hoe sterk hij werd en dat hij in de stallen steeds meer verantwoordelijkheden kreeg.
Op een morgen, toen Lilja glimlachte terwijl ze Misja’s blonde haar met de palm van haar hand gladstreek, had Antonina gevraagd: ‘Hoe zit het met jou, Lilja? Hoop je nog meer kinderen te krijgen?’
Lilja hield op met glimlachen, hoewel ze met haar hand over Misja’s hoofd bleef strijken. ‘Ik hoop het niet. Ik wil er niet meer.’
‘Echt niet?’ Ze legde haar hand op Lilja’s arm. ‘Je zult altijd mijn kamenier blijven, ook al krijg je meer kinderen. Dat beloof ik je,’ zei ze. ‘En ik wil dat jij opnieuw dit geluk beleeft, net als ik met Misja.’
Toen Lilja niets zei, drong Antonina aan: ‘Je bedoelt vast niet dat je geen kinderen meer wilt. Hoe zit het met Soso? Wil hij geen zoon, net als alle mannen?’
Lilja haalde haar schouders op, en het gesprek was afgelopen.
Lilja was blij dat Antonina wilde dat ze ’s nachts bij haar bleef toen de baby nog klein was. Toen hij ouder werd en Antonina haar vertelde dat ze terug moest naar haar kamer met Soso, in de personeelsvleugel, zocht Lilja nog steeds voorwendsels om tot laat te blijven. Ze had nog even weinig zin in gemeenschap met Soso als toen ze pasgetrouwd waren. Ze probeerde ervoor te zorgen dat als ze terug was in hun kamer, Soso al diep, snurkend, in slaap was en zich niet omdraaide en boven op haar klom.
Ze wist dat hoe minder vaak ze zich per maand moest onderwerpen, des te minder de kansen waren dat ze ooit weer met een kind werd opgezadeld. Ze vond het vreselijk om haar benen voor hem wijd te moeten doen.
Antonina wist niet dat net zoals zij van Valentin Vladimirovitsj droomde om zich in haar echtelijke plichten te schikken, op de avonden dat haar man zwaar op haar ging liggen, Lilja zich de lange, blanke hals van de gravin voor de geest haalde.