21
Het is nu begin september. Michails verjaardag was eind juni voorbijgegaan zonder enig bericht. Steeds weer ondervraagt Antonina Grisja. Wat heeft die Lev gezegd toen je hem hebt gegeseld om antwoorden te krijgen? Waarom ben je hem niet gevolgd om te zien waar hij naartoe ging? Je had de wacht kunnen houden, zijn huis in de gaten kunnen houden. Hij had het losgeld. Daar moet toch íemand voor naar hem toe zijn gekomen?
En net zoals Antonina hem lastigvalt met steeds weer dezelfde vragen, heeft Grisja dezelfde antwoorden. Ik heb niet meer uit hem weten te krijgen. Hij trekt van het ene dorp naar het andere, hij heeft geen thuis. Hij is alleen maar de boodschapper, anderen zijn de daders. Hij weet verder niets. We moeten geduld hebben, mevrouw.
Geduld? Hoe moet ze nog geduld kunnen opbrengen?
Het leven in het landhuis is steeds moeilijker geworden. Konstantin is een armzalige afspiegeling van zijn vroegere zelf. Hij sluipt door het huis, schreeuwt tegen de bedienden, spreekt hen aan bij de verkeerde naam en beschuldigt hen van diefstal en insubordinatie. Ze proberen bij hem uit de buurt te blijven en slaan een kruis wanneer ze hem zien. Behalve Tanja is geen enkele vrouw bereid zijn kamer binnen te gaan om schoon te maken, en hij weigert zich door de dokter te laten onderzoeken. Pavel is de enige die hij bij zich in de buurt duldt, maar hij wil niet dat zijn lijfknecht hem wast of hem schone kleren aantrekt. Zijn haar is lang en vettig, er zitten etensresten in zijn baard. Hij zweert dat zijn zoon dood is en soms doolt hij over het kerkhof, op zoek naar zijn graf.
In de loop van de zomer zijn hun naaste buren, prins en prinses Bakanev, drie keer naar Angelkov gekomen. Elke keer maakt Antonina excuses dat de graaf ligt te rusten, biedt ze iets te eten en te drinken aan en probeert ze de roddelpraatjes van de prinses te volgen terwijl ze hoopt dat Konstantin tijdens het bezoek niet boven begint te schreeuwen. Andere landeigenaren in de provincie hebben brieven vol medeleven over Michail geschreven, informatie ingewonnen over de gezondheid van de graaf, en uitnodigingen aan Antonina gericht. Ze schrijft beleefd terug dat het een moeilijke tijd is en dat ze graag later een keer langskomt.
Na een tijdje worden de uitnodigingen minder.
Steeds meer voormalig horigen verlaten Angelkov, niet alleen omdat de afschaffing van het lijfeigenschap hen heeft bevrijd van elke verplichting of verantwoordelijkheid ten aanzien van hun voormalige eigenaar, maar ook omdat deze eigenaar gek geworden is. De roebels in de geldkist zijn op en Antonina kan hun niets betalen. De meesten willen liever proberen een eigen bestaan op te bouwen dan in de spookachtige sfeer van Angelkov te blijven wonen.
Wanneer ze stuk voor stuk naar Antonina komen om te zeggen dat ze willen vertrekken, neemt Antonina afscheid en bedankt hen voor hun trouwe dienst. Ze geeft hun een klein cadeau mee: voor de meisjes en vrouwen een van haar eigen mooie omslagdoeken of een schildpadden kam of een flesje reukwater; voor de mannen iets van Konstantin: een paar zakdoeken met monogram of een linnen overhemd.
Ze maakt een kruis op hun voorhoofd. Sommige vrouwen huilen, dan houdt ze hun hand even vast, probeert te glimlachen en wenst hun het allerbeste.
Het huis lijkt groter, leger en stiller, op Konstantins sporadische uitbarstingen na. ’s Avonds, als de wind gaat liggen, kan Antonina het verre geluid horen van de boeren die op het land werken: hun geroep en gefluit, het gestage ritme van hun sikkels. Het blijft lang licht en ze werken tot het donker wordt.
Zij die op Angelkov blijven, degenen die besloten hebben dat ze liever voor een dak boven hun hoofd en de zekerheid van voedsel werken, hebben grote moeite om de oogst uit de moestuin binnen te halen. Rajsa meldt Antonina dat ze het misschien niet allemaal binnenkrijgen voor de eerste vorst. Ze heeft niet genoeg hulp bij het werk in de keuken: het zouten van de komkommers en die in enorme, met pekel gevulde potten doen; het plukken van het fruit in de boomgaard om jams en compotes van te maken of als conserven in te maken; het rooien van aardappels en andere knolgewassen om ze in zakken te doen en in bakken in de koele, donkere kelders op te slaan; het zouten en roken van varkensvlees en ribstukken; het drogen van paddestoelen – al het werk dat nodig is om het huis te bevoorraden voor de winter. Rajsa is een lange, forse vrouw met stevige armen en sterke handen. Ze is opgewekt van aard. Nu vertoont haar gezicht voortdurend zorgelijke rimpels.
Terwijl Angelkov begint af te brokkelen zonder de honderden handen om het op effectieve wijze te beheren, hoort Antonina dat de horigen buiten het landgoed steeds meer macht krijgen.
De wereld zoals zij die kent, begint te verdwijnen. Er rest haar niets anders dan een nieuwe manier van leven te zoeken.
Voor Lilja is het leven ook veranderd.
Samen met Ljosja werkt ze in de tuin om de laatste koolrapen te rooien. Ongeacht vroegere taken verricht iedereen die beschikbaar is nu het noodzakelijke werk.
‘Lilja,’ zegt Ljosja, terwijl ze allebei gaan staan om wat water te drinken, ‘wat denk je dat er gaat gebeuren?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hoe lang zullen de graaf en de gravin nog op Angelkov kunnen blijven?’ Hij gebaart naar het huis. ‘Zonder voldoende personeel om het te onderhouden zal alles slechter worden en in verval raken. Ze zullen vast wel bezig zijn plannen te maken om te vertrekken, om ergens anders te gaan wonen.’
Lilja kijkt hem onderzoekend aan. ‘De gravin heeft me daar niets over verteld. En wat de graaf betreft…’ Ze haalt haar schouders op. ‘Hij is even nutteloos als wanneer hij dood zou zijn. Hoe dat zo? Weet jij soms iets?’
‘Nee,’ zegt hij, maar Lilja ziet dat hij ongemakkelijk doet.
‘De gravin zal een manier vinden om een deel van het oude personeel weer in dienst te nemen, ook al duurt dat even,’ zegt ze. ‘De dingen zullen weer net zo worden als eerst.’ Niet helemaal. Niet zonder Misja. Niet met de graaf in deze staat. Maar Antonina en zij zullen er samen aan werken om een deel van het leven op Angelkov weer op te bouwen. Zij tweeën, samen.
Ljosja strijkt met zijn hand over de handgreep van de spade en schudt zijn hoofd. ‘De dingen kunnen nooit meer hetzelfde zijn, Lilja. Dat weet jij ook.’
‘Toch wel,’ houdt Lilja vol. ‘Met jou hier, als altijd, en met mij…’
Ljosja valt haar in de rede. ‘Ik ben van plan om te trouwen, zusje.’
Lilja laat haar spade vallen en kijkt hem met open mond aan. Ze slaakt een hees geluid, alsof ze probeert te lachen. Haar gezicht is bezweet door de warme najaarslucht. ‘Trouwen? Met wie wil jíj trouwen?’ vraagt ze. ‘Waar heb je het over?’
‘Ik ga trouwen met Anja Fomovna.’
Lilja knippert met haar ogen en denkt na. ‘Anja Fomovna? Toch niet dat bleke meisje uit het dorp? Met haar?’
‘Ja.’
‘Praat geen onzin. Ze is echt niet goed genoeg voor jou.’
Ljosja wist dat zijn zusje dit bericht niet goed zou opvatten en hij had ertegen opgezien om het haar te vertellen. Hij had de afgelopen weken geprobeerd het juiste moment te vinden, en had ten slotte ingezien dat er geen goed moment zou zijn. ‘Dat mag je niet over haar zeggen,’ zegt hij. ‘Je kent haar helemaal niet.’
‘Ik weet dat ze een boerenmeisje is. Ik heb je niet grootgebracht om met een boerenmeisje te trouwen.’ Lilja’s stem is luider, kwaad.
‘Hoe bedoel je? We zijn zelf ook boerenmensen, Lilja. Met wie vind je dat ik dan moet trouwen?’
Lilja’s stem wordt zachter, haar boosheid is even snel verdwenen. ‘Ik heb… ik heb er gewoon niet aan gedacht dat jij zou trouwen.’
‘Je beschouwt me nog steeds als je kleine broertje, maar ik ben bijna twintig. Het wordt tijd om mijn eigen leven te beginnen, mijn eigen gezin, mijn eigen familie.’
Daarop grijpt Lilja hem vast. ‘Ik ben jouw familie, Ljosja. Ik.’
Ljosja pakt haar hand en glimlacht. ‘We zullen altijd familie zijn, Lilja. Je bent mijn zusje en je weet hoe dankbaar ik je ben. Maar het wordt tijd voor me om een vrouw te hebben. Jij hebt Soso; hij zal je toch zeker wel binnenkort laten komen?’
Lilja staart hem weer aan. ‘Soso? Ik ben blij dat hij is opgehoepeld. Maar… hebben jullie al een datum afgesproken? Is die trouwerij achter mijn rug om geregeld?’
Ljosja laat haar hand los. ‘Jij gaat niet naar je man als hij alles op orde heeft om je te ontvangen?’
‘Ik hoop dat zwijn nooit meer te zien. Dit hier is mijn thuis. De gravin heeft me nodig. Maar ik vroeg je wat… Is de trouwerij al geregeld?’
‘Nee. Maar ik ben het afgelopen jaar vaak bij Anja thuis, in de izba van haar familie, op bezoek geweest en ze wil me graag als man hebben, Lilja. Ik heb ook met haar vader gesproken. Het enige wat ik jou nu vraag is je zegen, en daarna zal ik met de gravin praten om haar te vragen of Anja bij mij in het onderkomen voor de getrouwde bedienden mag komen wonen. Misschien kan ze Rajsa dan voorlopig in de keuken helpen.’
‘Hoe bedoel je… voorlopig?’
‘Tot we weggaan.’
Lilja moest even slikken. ‘Weggaan van Angelkov? Waar gaan jullie dan naartoe?’
‘We zullen met Grisja meegaan.’
‘Grisja?’ Lilja beseft dat ze haar broer steeds herhaalt, maar ze is zo verbaasd, misschien wel geschokt, dat ze moeite heeft om het allemaal te volgen.
‘Hij gaat zijn eigen bedrijf opzetten en dan word ik zijn rentmeester.’
‘Grisja, landeigenaar? En hoe zal dat allemaal in zijn werk gaan?’
‘Hij bezit al grond,’ zegt Ljosja kalm. Hij ziet geen reden om deze feiten niet aan zijn zusje te vertellen. Grisja heeft hier sinds februari en sinds de aankondiging van de vrijlating met hem over gesproken.
Lilja’s gedachten gaan razendsnel. ‘Bezit hij land? Waar?’
‘Hij heeft een stukje land van prins Bakanev gekocht.’
‘Hoe kon hij dit doen?’
‘Lilja, je weet dat Grigori Sergejevitsj vele jaren in een betaalde baan voor de graaf heeft gewerkt. Hij heeft geen vrouw, geen gezin – alles wat hij verdiende, heeft hij gespaard.’
Lilja pakt Ljosja’s handen vast. ‘Doe nu nog niets, broertje van me. Alsjeblieft. Ik smeek het je. Praat niet met de gravin en praat niet meer over weggaan. Voorlopig nog niet.’
Ljosja ziet paniek in haar gezicht, hoort het in haar stem. En er is nog iets anders, iets verontrustends. Ze is té wanhopig, ze grijpt zijn handen te heftig en te bezitterig vast. Hij heeft medelijden met haar. Ze heeft te hard gewerkt, denkt hij.
Antonina is erin geslaagd niet opnieuw weg te zakken in de intense duisternis van de eerste maanden na de verdwijning van Michail. Ze moet voortdurend aan hem denken, maar het is nu met een soort verdoving. Ze wil nog steeds niet geloven dat hij dood is, ook al is er geen bericht meer van hem gekomen, heeft Lev zich niet meer gemeld.
Het is ook net alsof ze weduwe is geworden. Konstantin wordt steeds verwarder en zwalkt ’s nachts door het donkere huis rond, zwaaiend met de lege mouw van zijn nachthemd. Soms doet ze haar ogen open en ziet hem opeens naast haar bed staan, waar hij op haar neerkijkt. De eerste keer dat dit gebeurde, begon ze te gillen en kwam Pavel toegesneld om de oude man weer naar zijn slaapkamer terug te brengen. De keer daarna zei ze gewoon tegen haar man dat hij weg moest gaan, en dat deed hij.
Ze heeft gezien hoe Pavel hem met een lepel voert, alsof hij een hulpeloos klein kind is. Hij heeft nog steeds de chloroformtinctuur nodig, beweert Pavel, hoewel zij zich afvraagt of hij echt nog wel pijn heeft na drie maanden.
Antonina probeert elke dag zo goed mogelijk door te komen. Aangezien Angelkov haar nu nodig heeft op een manier die niet bestond toen er nog horigen waren – soms zelfs te veel – om al het werk te doen, heeft ze iets wat ze nooit eerder heeft gekend: een voornemen om dingen te doen.
En zolang ze genoeg wodka heeft, weet ze elke nacht twee of drie uur slaap te krijgen en houdt ze het vol.
Antonina ontvangt een uitnodiging voor een muziekavond ten huize van prins en prinses Bakanev. Ze is van plan om niet te gaan. Ze zullen er begrip voor hebben. Het is pas vier maanden geleden. Voor Antonina voelt het als vier jaar. Ze kan zich niet goed meer herinneren hoe haar leven vroeger was, hoewel ze zich wel al het geluk met Michail herinnert: hij las verhalen voor, zowel in het Russisch als in het Frans, zijn enthousiasme waarmee hij over zijn dierkundelessen sprak, en de prachtige dieren die hij op alle continenten had ontdekt, zijn toenemende begrip voor de aarde door zijn geografielessen, zijn tekenlessen bij zijn leraar, en altijd, altijd het luisteren naar zijn pianospel.
Ze heeft Lilja om mee te praten, maar Antonina begint haar oude vriendin een beetje vervelend te vinden. Hoezeer ze haar best ook doet, ze kan Lilja niet overhalen ’s nachts naar haar eigen kamer in de personeelsvleugel te gaan. Lilja blijft graag stilletjes bij het haardvuur in Antonina’s slaapkamer zitten om ingewikkeld kantwerk te maken. Op Antonina’s aandringen heeft ze leren lezen en schrijven toen Misja een baby was, hoewel ze het langzaam en aarzelend deed. Af en toe leest ze in het boek met psalmen.
Ze zou een stille troost voor Antonina kunnen zijn, ja, maar Antonina vond het heel vervelend dat ze het Lilja zo nadrukkelijk moest vertellen als ze alleen wilde zijn. Ze vond het vervelend, zoals Lilja haar gekwetst kon aankijken, alsof Antonina nooit mocht vergeten wat er zo lang geleden op het landgoed van Olonov was gebeurd.
Van dat vroegere leven is niets meer over. Haar vader is twee jaar na de geboorte van Michail aan een hartziekte overleden en het landgoed is verkocht. Antonina’s moeder verhuisde korte tijd later met een Franse minnaar naar Parijs. Af en toe schreef ze Antonina, en toen hielden de brieven op. Ze weet niet of haar moeder nog in leven is. Viktor is gestorven nadat hij in de Krimoorlog bij de Slag aan de Alma zware verwondingen had opgelopen, en haar jongste broer Dimitri is, voorzover zij heeft kunnen nagaan, verdwenen in een nevel van alcohol en een leven vol losbandigheid. De middelste broer Marik woont nog steeds met zijn vrouw en vier kinderen op zijn eigen kleine landgoed in het noorden van Pskov, maar Konstantin en hij hebben een aantal jaren geleden bij een familiefeest onenigheid gekregen. Geen van beiden wilde excuses aanbieden en Marik heeft alle banden met zijn zwager verbroken, en ook met zijn zusje.
Ondanks het gemis van haar familie – of misschien juist daardoor – besefte Antonina dat ze geluk had een eigen huis, een man en een kind te hebben, en ze verweet zichzelf dat ze niet dankbaar genoeg was. Ze wist dat ze haar uren kon vullen met de gebruikelijke bezigheden van andere vrouwen van haar stand: er waren eindeloos veel redenen om andere landhuizen te bezoeken en enkele dagen of weken te blijven logeren, er was allerlei volwassen gezelschap dat ze op Angelkov kon uitnodigen om ’s middags mee in de tuinen te wandelen, ’s zomers mee te gaan varen of ’s winters trojkaritten mee over de blinkende sneeuw te maken. Er konden avondjes zijn met whist en met muziekuitvoeringen. Maar Antonina had weinig zin in mensenmenigten om zich heen. Hoewel ze besefte dat ze zich meestal heel goed zelf wist te vermaken, of met Michail, was er toch nog iets anders, een knagend gevoel van onrust, alsof het leven aan haar voorbijging. Dat ze werd meegesleurd in die stroom zonder echt gevoel voor richting of macht, op zoek naar iets om zich aan vast te klampen. Of misschien wel iemand.
Lilja moedigt Antonina aan om de uitnodiging van de Bakanevs aan te nemen. ‘Je bent naar geen enkele partij geweest sinds…’ Ze zwijgt even. ‘Sinds enige tijd. Misschien is het goed voor je om weer eens wat oude vrienden te zien.’
Antonina bekijkt de vanillekleurige kaart die Pavel haar heeft gebracht. Ze zit aan de piano. ‘Vrienden?’ zegt ze, en ze kijkt Lilja aan. ‘Het zijn niet mijn vrienden, het zijn Konstantins vrienden.’
‘Maar toch,’ zegt Lilja. ‘Zou het niet heerlijk zijn om weer eens een van je mooie jurken aan te trekken, misschien die van kastanjebruine tafzijde? Die staat je zo mooi.’
Antonina neemt nog een slok wodka alvorens een arpeggio te spelen. Haar vingers struikelen over de toetsen, het arpeggio mislukt. Ze probeert het nog eens, en begint dan aan een rondo uit een sonate van Haydn. Ze denkt aan de menigte in satijn en zijde en fluweel gehulde lichamen in een oververhitte kamer, felverlicht door kroonluchters en walmende olielampen. Aan de lucht van parfum en sigaren. De gezichten die haar vol medelijden aankijken, het gezucht, de handdrukken vol medeleven. En daarna zullen de goedbedoelende mensen zich van haar afwenden, opgelucht dat ze hun plicht jegens dat arme ding hebben gedaan, vrij om zich aan hun glazen champagne te wijden en aan de zilveren dienbladen met hors-d’oeuvres van steur en kaviaar, de spanning over de muziek die zal worden gespeeld.
Dan denkt Antonina aan de lange avond op Angelkov die voor haar ligt. Ze zal een lichte maaltijd nuttigen en zich terugtrekken in haar slaapkamer. Ze zal tegen Lilja moeten zeggen dat ze alleen wil zijn. Ze zal wat lezen, drinkend uit haar glas, tot haar ogen prikken en de wodka haar slaperig heeft gemaakt, en dan zal ze bidden om slaap, bidden om verlichting van de nachtmerries over Michail.
Ze wil er niet meer aan denken. De Haydn voelt niet goed. Ze stopt en begint aan Chopins Prelude in b kleine terts. Na de eerste tien maten kan ze het niet meer verdragen. Ze denkt aan het genoegen dat ze altijd beleefde aan het luisteren naar mooie muziek op de muziekavonden waar ze altijd zo dol op was.
Ze reikt naar haar glas maar stoot het om. Gelukkig stroomt de wodka langs de zijkant van de piano en niet op de toetsen. ‘Ik zal Noesja halen om het schoon te maken,’ zegt Lilja, en ze pakt het lege glas.
Antonina kijkt neer op de toetsen. Ze weet dat het waar is wat Lilja heeft gezegd: ze is te veel alleen. Ze moet nodig weg van Angelkov, weg van Konstantin en zijn schokkende gedrag, weg van al die glazen wodka.
‘Misschien ga ik toch maar wel, Lilja,’ roept Antonina haar na. ‘Niet die kastanjebruine zijden jurk. Haal mijn zwarte tafzijden jurk maar tevoorschijn.’