28
Grisja probeerde de laatste woorden van zijn moeder aan hem te vergeten. Hij weet, terwijl Antonina en hij van de datsja naar Angelkov terugrijden, dat zijn moeder het bij het verkeerde eind had. Hij was geen goede zoon, en hij is geen goed mens.
Antonina’s geur ligt op zijn huid. Er is iets met hem gebeurd in die onverwachte, verwarrende en toch opwindende uren in de datsja. Toen Antonina zichzelf toestond niet langer een gravin te zijn maar een vrouw te worden, verloor hij de ijzeren zelfbeheersing die hij het grootste deel van zijn leven had weten te handhaven. Zoals hij haar zag liggen slapen, voelde hij het verlangen haar te beschermen, het verdriet weg te nemen.
Het verdriet over een verraad dat hij op zijn geweten heeft.
Ondanks de manier waarop ze een uur geleden tegen hem sprak voor ze zich omdraaide en de datsja uit liep, zijn zijn gevoelens voor haar niet veranderd. Terwijl ze naast elkaar in stilte rijden, met alleen het gesop van de paardenhoeven in de modder en het gekras van kraaien, wil hij dat ze tegen hem glimlacht zoals ze in het kaarslicht in de datsja tegen hem heeft geglimlacht.
Zoals hij haar nu ziet, met Michails jas – het enige wat ze nog van hem heeft – tegen zich aan gedrukt, herinnert hij zich hoe ze tien jaar geleden was, toen ze op het geselplein stond en haar baby zo vurig beschermend tegen zich aan drukte.
Grisja weet dat ze hem onvoorwaardelijk vertrouwt. Hij vindt het moeilijk om terug te denken aan gisteren, in Toesjinsk. Hij had gehoopt – gebeden – dat hij naar de deur zou gaan die Lev had beschreven, hem de stapel roebels zou geven, waarna Michail de hut uit zou komen. Dat is niet wat er gebeurde. Lev had de jongen niet. Hij zei dat het ventje van Mitlovski in een ander dorp, verderop langs de weg, op Grisja zat te wachten. Hij zou het geld van Grisja aannemen en hem instructies geven over hoe hij de jongen kon vinden. Ga nu met me mee, had Grisja gezegd, breng me bij hem, maar Lev had zijn hoofd geschud. Grisja was woedend, ging tegen Lev tekeer terwijl hij de roebels bij zich hield en zei dat dit een nieuwe list was. Hij zou de roebels houden tot hij met zekerheid wist dat de jongen nog in leven was. Geef me het bewijs, breng hem dan naar me toe, en zodra ik hem heb zullen jullie je geld krijgen. En terwijl hij daar stond te ruziën, had hij het gegil van de gravin gehoord. Hij had het geld weer in zijn tuniek gepropt en was erheen gehold, waarna hij haar had aangetroffen met een gezicht vol bloed en wijzend naar een dorpskind dat Michails talmotsjka aanhad.
Toen hij was teruggegaan om de vader van het dove kind te ondervragen, had hij gezegd: ‘Vertel me de waarheid.’ Hij zag aan de nerveuze bewegingen van de jongere man dat hij iets verborgen hield. ‘Weet je nog dat ik in het voorjaar naar Toesjinsk ben gekomen op zoek naar het kind van de landeigenaar?’
De man knikte.
‘Dus je weet wie ik ben.’
De man knikte opnieuw.
‘Dan heb je niets te vrezen. Het enige wat ik wil is het kind vinden en hem aan zijn moeder teruggeven.’
De man keek over Grisja’s schouder naar Antonina.
‘Je zult niet gestraft worden. Op mijn erewoord. Vertel me wat je weet.’
Hierop had de jongere man, met zijn arm om zijn vrouw geslagen, hem verteld dat ze de afgelopen zomer gedwongen waren de jongen verborgen te houden, een paar maanden nadat Grisja naar Toesjinsk was gekomen om naar hem te zoeken. De jongen was door drie mannen gebracht. Dit was ergens begin juli, de gerst stond al hoog. Ze hadden ’s nachts voor zijn deur gestaan. Hij wist nog dat het een warme nacht was geweest en dat de jongen zijn jas in zijn armen had gehad. Hij hield hem stevig vast, het was alles wat hij bezat. De man vertelde Grisja dat hij was uitgekozen om de jongen te verbergen omdat zijn vrouw en zijn zoon doofstom waren, ze konden met niemand anders communiceren dan met hem en niemand besteedde enige aandacht aan hen. Hij kreeg te horen dat als hij zou onthullen dat hij de jongen verborgen hield, of het kind zou toestaan hun izba te verlaten, zijn eigen kind zou worden gedood.
‘Ik wist dat hij de ontvoerde zoon van de landeigenaar was. Maar wat moest ik doen?’ zei hij tegen Grisja. ‘Ik wilde het leven van mijn zoon niet in de waagschaal stellen voor het leven van andermans zoon.’
Grisja keek naar de dove jongen, met zijn hoofd tegen zijn moeders arm gedrukt. ‘Was Michail… was de jongen in goede gezondheid?’
‘Hij was mager en vies, zijn kleren waren gescheurd en zijn haar was lang; hij had wat blauwe plekken op zijn armen en benen. Hij praatte niet, behalve om mij te vragen hem te helpen ontsnappen. Hij zei dat zijn vader me honderden roebels zou betalen.’ De dorpsbewoner haalde diep adem. ‘Ik heb tegen hem gezegd dat zijn vader nu machteloos was en de jongen probeerde me te slaan. Ik zag dat hij bang was, maar ik begreep dat hij niet gemakkelijk te houden zou zijn. Ik moest er zeker van zijn dat hij niet iets zou doen wat de dood van mijn zoon zou betekenen.’ Hij legde zijn hand op het hoofd van zijn zoon, en zijn stem werd brutaler.
‘Ik heb hem een lesje geleerd, en hij werd tot bedaren gebracht. Ik moest hem vastbinden, omdat ik bang was dat hij zou proberen te ontsnappen, zelfs na het pak slaag. En toen hebben de mannen hem een week later opgehaald, weer midden in de nacht. Hij had liggen slapen toen ze hem losmaakten en hem naar buiten sleepten, en hij liet zijn jas hier liggen.’ De man keek Grisja onderzoekend aan. ‘Heb jij kinderen?’
Grisja schudde zijn hoofd. Hij voelde een tic in zijn rechterwang.
‘Als dat wel zo was geweest, zou je begrijpen waarom ik dit allemaal heb gedaan.’ Het gezicht van de jongere man stond uitdagend.
Grisja keek naar het vieze kind van de man. ‘Zoals de gravin al heeft gezegd, zal er een nieuwe jas voor je zoon worden bezorgd. En ook een kleine beloning – voor je eerlijkheid.’ Hij draaide zich om en liep terug naar Antonina, die in elkaar gezakt op haar paard zat te wachten.
Terwijl ze nu terugrijden naar Angelkov denkt Grisja aan de terloopse opmerking van de man over het pak slaag voor de jongen en het vastbinden van hem. Hij vraagt zich af hoe Michail het overleeft. Als hij het overleeft.
Michail heeft het voordeel dat hij een zoon van zijn moeder is. De jongen lijkt in alle opzichten op haar: intelligent en nieuwsgierig, gevoelig maar op zijn tijd ook ondeugend. Hij is innemend, net als zij. Als hij net zoals zijn vader was geweest, bazig en egoïstisch, zou het er misschien slechter voor hem uitzien. Grisja probeert zich te troosten door aan zijn eigen jeugd te denken. Hij was maar vijf jaar ouder dan Michail toen hij er in zijn eentje op uit trok en hij had het overleefd.
Maar de jongen is niet als Grisja. Nee, met zijn verfijnde bouw en intelligente vingers en instincten lijkt hij meer op een andere jongen die Grisja ooit heeft gekend. Hij moet erkennen dat Michail hem doet denken aan het broertje dat hij in geen twintig jaar heeft gezien. Kolja.
Sinds de ontvoering heeft Grisja zich dagelijks verwijten gemaakt omdat hij Michail in gevaar heeft gebracht en de gravin kapot van verdriet heeft gemaakt, alleen maar vanwege zijn minachting voor de graaf.
Hij had niet meer gebeden sinds hij uit Tsjita was vertrokken. Toen Michail niet terugkwam zoals beloofd, voelde hij de behoefte om te bidden. En dus ging hij naar de kerk op het landgoed, ’s avonds laat als vader Kirill sliep, om te bidden dat het kind ongedeerd zou blijven.
Bidden biedt geen verlichting voor zijn oude schuldgevoel. Voor de tweede keer heeft hij een kind bedrogen.
Als ze Angelkov binnenrijden komt Lilja het huis uit gehold. Ze hapt naar lucht en slaat haar handen voor haar mond als ze Antonina’s gekneusde gezicht ziet, het bebloede lijfje onder haar open cape. Ze kijkt woest naar Grisja, alsof hij dit op zijn geweten heeft.
‘Snel, mevrouw,’ zegt Lilja dan, terwijl ze nog steeds naar Grisja kijkt. ‘De graaf… het gaat slecht met hem.’
Antonina laat zich van haar paard glijden, met Michails jas nog in haar armen. ‘Wat is er aan de hand?’
Lilja strijkt over de mouw van de talmotsjka. ‘Waar was u, vannacht? Wat is er met uw gezicht gebeurd? En waar hebt u Misja’s…’
Antonina loopt naar het huis. ‘Vertel me wat er met de graaf aan de hand is.’ Ze kijkt niet om naar Grisja.
Maar Lilja draait zich wel om en ze ziet hoe aandachtig hij Antonina nakijkt.
‘Toen de graaf gisteravond zijn chloroform had gehad, is Pavel in slaap gevallen,’ vertelt Lilja haar. ‘Vlak voor het licht werd, toen Pavel wakker werd, zag hij dat het bed van de graaf leeg was. Hij dacht dat hij misschien naar uw kamer was gegaan. Dus ging hij daarheen, maar… maar ik was er alleen, ik zat op u te wachten. Hoe kon ik slapen, nu u niet was thuisgekomen?’
Antonina loopt over de veranda, gevolgd door Lilja, die snel praat. ‘Pavel vertelde me dat uw man werd vermist. Ik ben toen naar het personeelsverblijf gegaan om Ljosja te wekken en hij heeft al het personeel gewekt om naar u beiden te zoeken. We dachten dat de graaf u misschien iets had aangedaan. We waren allemaal erg ongerust, Tosja.’ Ze botst tegen Antonina op wanneer die blijft staan en zich naar haar omdraait.
‘Dus hij is gevonden?’
‘Ja, ja. Ljosja heeft hem op het kerkhof gevonden, drijfnat en rillend. Hij lag er op een oud graf. Toen hij thuis werd gebracht, zei hij dat hij bij zijn zoon was gaan slapen. Hij is heel erg ziek, Tosja, nog erger dan eerst.’
Tinka huppelt rond Antonina’s voeten als ze door de lange gang naar Konstantins slaapkamer loopt. Pavel, die naast het bed zit, springt op zodra ze binnenkomt.
‘Hoe is het met hem?’ vraagt ze. De ademhaling van haar man klinkt moeizaam.
‘Hij is weer ziek, mevrouw. Ik weet niet hoe lang hij buiten in de regen en in de kou is geweest, mevrouw. Het spijt me, ik dacht dat hij de hele nacht zou slapen, ik…’
‘Het is niet jouw schuld, Pavel. Is de dokter gewaarschuwd?’
‘Nee, mevrouw. Er was niemand om die opdracht te geven. U was er niet. We zijn naar Grisja’s huis gegaan. Hij was ook niet op Angelkov.’ Pavel blijft haar een paar seconden te lang aankijken.
‘Stuur Ljosja naar dokter Molov. Ik ben terug, en ik geef nu opdracht.’
God strafte haar nu al voor haar gedrag in de datsja. Hij laat haar weten dat ze voor haar zonde zal moeten boeten.
Lilja volgt haar naar haar kamer, maar Antonina pakt Tinka op en zegt dat ze alleen wil zijn. Ze doet haar deur op slot en legt Misja’s jas op de bank bij het raam. Ze wast zich en trekt schone kleren aan. Ze gaat zitten met de jas op haar schoot en strijkt er met haar hand over terwijl Tinka naast haar in slaap valt.
Ten slotte staat Antonina van het bankje op en kijkt in de spiegel naar haar blauwe ogen en opgezette neus. Vol schaamte dat ze haar lichaam met een andere man heeft gedeeld terwijl haar eigen man ronddoolde in de nacht, en terwijl ze alleen aan het zoeken naar haar zoon hoorde te denken, knielt ze neer in haar gebedshoek. Voor het tafeltje met haar iconen biecht ze God en de Heilige Maagd dat ze schuldig is aan het overtreden van een van de tien geboden en aan het begaan van een doodzonde. Ze smeekt om vergeving voor haar overspeligheid en haar wellust.
Die avond zit Antonina weer op het bankje bij het raam wanneer Lilja binnenkomt.
‘Goedenavond, Tosja,’ zegt ze, en ze kijkt even naar Michails jas die nog steeds met vet en roet en opgedroogd bloed besmeurd is en op Antonina’s schoot ligt. ‘Ik heb wat warme chocola voor je.’ Ze zet het zilveren dienblad met de hoge, dampende beker neer en loopt dan naar het bed om de sprei terug te slaan. ‘Heeft de dokter je iets voor de pijn aan je neus gegeven?’
‘Hoe vind je dat ik eruitzie, Lilja?’ vraagt Antonina, zonder op de vraag te reageren.
‘Nou, je zult snel weer opknappen, Tosja.’ Lilja legt de kussens op het bed recht. ‘Je neus zal goed genezen. De pleisters die de dokter erop heeft gedaan, zullen je neus goed op zijn plaats houden zodat hij in model blijft, en…’ Ze zwijgt en draait zich naar Antonina om. Ze houdt haar adem in.
‘Tosja, wat is er? Je ziet er… anders uit.’ Ondanks de smalle strookjes pleister over de brug van Antonina’s neus en de blauwe plekken op haar gezicht, is er nog iets anders. Het lijkt veel, vindt Lilja, op hoe Antonina eruitzag in de eerste dagen nadat Michail was ontvoerd – alsof ze in een soort shock verkeerde.
‘Anders? Zou jij je niet zo voelen als ik nu?’ zegt Antonina. Ze slaat haar handen voor haar gezicht.
Lilja kan het allemaal niet meer volgen. Ze was ziek van ongerustheid toen Antonina de afgelopen nacht niet thuis was gekomen. Toen de dokter bij Konstantin was, had Antonina haar verteld over het kind dat ze met Misja’s jas had gezien en hoe ze haar neus had bezeerd. Ze vertelde Lilja dat omdat ze dichter bij het huis van prins en prinses Bakanev waren, ze Grisja had gevraagd haar daarheen te brengen. Het was gaan regenen en de Bakanevs hadden haar overgehaald die nacht te blijven.
‘Tosja,’ dringt Lilja aan, ‘wat is er? Wat vertel je me niet?’
Daarop heft Antonina haar gezicht uit haar handen maar ze zegt niets.
Lilja valt op haar knieën en grijpt Antonina’s handen. ‘Is er iets met Misja?’ hijgt ze. ‘Is er nog iets anders, iets anders dan zijn jas en zijn briefjes?’ Lilja denkt dat alleen nieuw verdriet over haar zoon Antonina deze vreemde blik van angst zou kunnen geven. En er is nog iets anders.
Hierop wordt Antonina’s gezicht strak en ze trekt haar handen uit die van Lilja. ‘Nee. Er valt verder niets over Misja te zeggen.’ Ze draait zich om naar het raam en staart naar de duisternis buiten.
Lilja ligt nog steeds geknield. ‘Wil je dat ik Misja’s jas meeneem om hem schoon te maken?’ vraagt ze.
Antonina mompelt instemmend.
Lilja begrijpt dat er iets belangrijks is gebeurd, maar ze kan niet bedenken wat.
De volgende morgen vroeg ligt Antonina nog in bed wanneer Olga zachtjes op de deur klopt en zegt dat Fjodor haar wil spreken.
Antonina heeft niet kunnen slapen, ze moest steeds denken aan wat er in het dorp is gebeurd en wat er in de datsja is gebeurd. De dokter vertelde haar dat Konstantin er slecht aan toe was door zijn nacht buiten en dat hij vandaag terug zou komen om te zien hoe het met de graaf was.
Er is zoveel wroeging.
Ze slaat een omslagdoek over haar nachthemd en sluit Tinka in haar slaapkamer op. Ze loopt de trap af op blote voeten. Haar haar zit in één lange vlecht die ze losjes rond haar hoofd heeft gespeld. De blauwe plekken in haar gezicht zijn donkerder geworden en zien er afschuwelijk uit. Het kan haar niets meer schelen dat het personeel haar zo ziet. Wat maakt het uit?
Als ze de trap af gaat voelt ze de spierpijn aan de binnenkant van haar bovenbenen – alweer een verwijzing naar wat ze met Grisja heeft gedaan.
In de vestibule staat Fjodor nerveus zijn pet in zijn handen rond te draaien. Zijn gezicht is bleek en gespannen. Antonina begrijpt zijn blik niet.
‘Mevrouw,’ zegt hij. ‘Er is… ik heb helaas slecht nieuws.’
Wat zou er nog meer fout kunnen gaan? ‘Moeder van God,’ prevelt ze. ‘Alsjeblieft. Het is… Het is toch niet Michail? Wat is er? Vertel het me, Fjodor,’ zegt ze, met paniek in haar stem.
Hij kijkt naar de vloer en draait zijn pet sneller rond. ‘Het spijt me, mevrouw,’ zegt hij. ‘Een van de paarden…’
Antonina slaakt een diepe zucht van opluchting. Het is niet Michail. ‘Doenja? Is ze ziek?’
‘Nee. Het gaat om Felja, het paard van Grisja. Die is dood. Het spijt me, mevrouw.’
Ze heeft even tijd nodig om dit te verwerken. Ze weet dat Grisja veel van zijn paard houdt. ‘Maar er mankeerde hem niets. Grisja heeft hem gisteren nog bereden.’ Ze loopt langs Fjodor heen om naar de stallen te gaan en te zien wat er is gebeurd, maar de man grijpt haar bij de arm. Ze kijkt omlaag naar zijn dikke vingers om de fijne batist van haar mouw. Zijn knokkels zijn donker, alsof ze enigszins gekneusd zijn. Er loopt een diepe schram met een verse korst over de rug van zijn hand, tot aan zijn pols. Hij kijkt Antonina aan en haalt zijn hand weg.
‘Het is beter als u er niet naartoe gaat, mevrouw. U kunt het paard beter niet zien in deze…’ Hij zwijgt en Antonina voelt opeens een zware steen in haar maag. ‘Het is heel akelig, mevrouw, maar u moest op de hoogte worden gesteld. Het karkas zal zo snel mogelijk worden verwijderd.’
Antonina dringt langs hem heen en loopt in haar nachthemd snel het huis uit naar de stal. Ze is nog steeds blootsvoets, maar als ze over het erf loopt voelt ze de koude, aangestampte grond, plakkerig en nat van de regen van gisteren. Ze hoort Fjodors voetstappen achter zich. Haar adem vormt een dampsliert in de koele herfstlucht. Er staat een groepje mannen in de deuropening van de stal. Ze kijken allemaal naar de grond wanneer ze haar zien naderen en ze wijken voor haar uiteen wanneer ze haastig naar Felja’s box loopt.
De stal is bijna leeg. In de afgelopen weken heeft Grisja het grootste deel van de Orlov-dravers – die als het hippische koninklijke huis van Rusland worden beschouwd – voor een goede prijs verkocht. De gravin was blij toen hij bij haar kwam met de roebels van de verkoop. Er waren nog maar zes paarden over: drie Orlovs om de trojka te trekken, Doenja, en een Arabische volbloed. En Felja.
Ljosja staat wijdbeens alsof hij de wacht houdt, zijn gezicht vertrokken van verdriet, zijn wangen nat. Hij schudt zijn hoofd en zegt: ‘Nee, mevrouw.’ Maar ze dringt zich langs hem heen.
Antonina staart in de box en haar verstand probeert haar te vertellen wat ze ziet. Ze knijpt haar lippen op elkaar om een kreet te bedwingen om wat er van Felja over is. Ze houdt een hand voor haar mond en neus. Er zoemt een zwerm vliegen rond het dier en de stank van bloed en blootgelegde organen is hevig.
Antonina kokhalst, niet alleen door de lucht maar ook om deze wreedheid.
Felja, de nobele, vurige Felja, is opengesneden vanaf de onderkant van zijn hals tot aan zijn staart. Helemaal over zijn buik zoals je een vis opensnijdt, en zijn ingewanden liggen in het stro van de box. De ogen zijn nog open.
Om de slanke, zwarte hals hangt een ruw touw en aan het touw hangt een ruw stuk hout. In houtskool staat er met spelfouten geschreven: Dit is wat er gebeurt. Jullie doen niet wat we zeggen.
‘Waar is Grisja?’ vraagt ze.
‘Ik ben naar zijn huis gegaan, mevrouw,’ zegt Ljosja, en hij veegt met zijn mouw over zijn ogen. ‘Hij is er niet. Weet u waar hij is?’
Er klinken harde, snelle voetstappen, en opeens staat Grisja naast haar. Hij grijpt de bovenste spijl van de box beet en kijkt naar zijn paard. De huid rond zijn mond is wit door de shock.
Antonina wil zijn verdriet niet hoeven zien. ‘Het spijt me, Grisja,’ zegt ze, en haar stem klinkt zacht terwijl ze haar blik van hem afwendt.
‘We zullen hem begraven, Fjodor,’ zegt hij, met harde stem.
‘Maar we verbranden dode dieren altijd. Het zal moeilijk zijn om zo’n groot…’
‘We zijn met genoeg kerels. Hij zal niet worden verbrand. Is dat duidelijk?’
‘Goed, Grisja,’ zegt Fjodor. ‘Als de gravin toestemming geeft,’ voegt hij eraan toe, en hij keert zich naar haar.
Ze ziet dat zijn blik naar haar blote voeten gaat.
Het feit dat een staljongen – een voormalige horige, moet ze steeds weer tegen zichzelf zeggen – haar blote voeten ziet, doet haar beseffen wie ze is. ‘Natuurlijk. Het zal zijn zoals Grisja wil. Dank je, Fjodor,’ zegt ze, en hij kijkt van haar voeten naar haar gezicht. Ze weet niet zeker of Fjodor haar aankijkt met iets wat een fractie minder is dan respect. Dan knikt hij naar de mannen achter hem en Antonina stapt opzij, dichter naar Grisja toe, wanneer ze de box in gaan en een groot stuk zeildoek uitspreiden. Met veel gekreun en binnensmonds gevloek beginnen ze Felja’s stoffelijk overschot de box uit te slepen.
Antonina kijkt naar hen, ziet hoe Ljosja moeite heeft zich te beheersen. Hij is een goede jongen. Man, verbetert ze zichzelf. Hij moet inmiddels ruim negentien zijn. Er schuilt geen geweld in hem.
Ze denkt aan Fjodors gekneusde knokkels, de diepe schram op de rug van zijn hand.
Is hij een van de mannen die Felja hebben afgeslacht en doet hij nu alsof hij geschokt is, om geen achterdocht te wekken?
Het volgende ogenblik vermaant Antonina zichzelf dat ze niet moet toestaan dat haar verbeelding met haar op de loop gaat. Alle staljongens hebben verse blauwe plekken en schrammen boven op oude littekens van het harde werk dat ze verrichten. Fjodor en Rajsa hebben jarenlang voor Konstantin gezwoegd voordat zij als bruid op Angelkov arriveerde, en Fjodor is altijd een respectvol en hardwerkend hoofd van de stallen geweest.
‘Wacht,’ roept ze, en de mannen stoppen. ‘Snijd die plank van de hals van het paard en geef hem aan mij,’ beveelt ze. Grisja kijkt naar haar terwijl Ljosja hem geeft.
‘Het is een waarschuwing,’ zegt Grisja.
Ze bekijkt de plank vol splinters. ‘Een waarschuwing? Waarvoor Grisja?’
Grisja had Lev het geld niet gegeven. Nu is zijn geliefde paard dood. Ze worden brutaler. ‘Hebt u vanmiddag een afspraak met de notaris?’ vraagt hij om haar vraag te ontwijken.
Ze is het bezoek van Jakovlev helemaal vergeten. ‘O. Met dit allemaal, en Konstantin die doodziek is…’ Ze heeft behoefte aan Grisja’s troost. ‘Ik wou dat ik de afspraak kon afzeggen, maar Jakovlev zal al op weg zijn. Wil je nog steeds… Zal ik je laten waarschuwen wanneer hij er is?’
Hij knikt – weinig meer dan een lichte beweging van zijn hoofd – en loopt dan bij haar weg, terwijl zij daar met haar blote voeten staat, opeens koud, met de plank in haar hand.
Terug in haar kamer huivert Antonina, en ze drukt Tinka tegen haar borst terwijl ze met haar hoofd tegen het raam leunt. De ruwe plank staat op het tafeltje naast de haard. Dit is wat er gebeurt. Jullie doen niet wat we zeggen. Doen niet wat wie zegt? Het was Grisja’s paard. Is het een waarschuwing aan het adres van Grisja?
Haar zoon is verdwenen, haar man… wie weet wat er met hem gaat gebeuren? Het personeel vertrekt. Ze heeft een vreselijke zonde begaan. Nu is er een prachtig paard afgeslacht.
Van achter het raam kan Antonina Olga in de grote bloementuin zien, bezig de laatste winterharde, bronskleurige en gouden chrysanten en oranje gerbera’s af te knippen. Olga heeft geen familie en ze kan nergens heen. Ze rekent erop dat Antonina haar op haar oude dag zal onderhouden.
Hoeveel bedienden zullen uiteindelijk van haar afhankelijk blijven? Zonder hen kan ze Angelkov niet draaiende houden. Hoe kan ze het prachtige huis, de kleine boomgaard, de moestuin en de siertuin en de kas vol exotische planten en de graanschuren en de koeien- en paardenstallen onderhouden? Ze heeft geld nodig. Ook al is praten met de notaris over financiën en over het landgoed het laatste wat ze zou willen doen, toch moet het. In normale tijden is het al vreselijk ingewikkeld. En na alles wat er de afgelopen twee dagen is gebeurd… Ze moet opnieuw aan Grisja’s ondoorgrondelijke blik denken, zoals hij daar naast haar in de stal stond, en dat maakt dat ze Tinka neerzet en naar de kleerkast loopt om haar wodka tevoorschijn te halen.
Er zitten bloedstrepen op het lichte tapijt. Ze heeft kennelijk haar voet aan iets opengehaald, een splinter in de stal of een scherpe steen op het erf. Ze staart naar het bloed en moet denken aan de vlekken van Konstantins hand op het groene zijden bankje.
Ze pakt de fles en zet hem aan haar lippen. Bij de eerste slok denkt ze aan hoe ze met Grisja in de datsja had gedronken, aan de manier waarop zijn lippen zich rond de rand van het glas hadden gewelfd. Aan de manier hoe ze op haar lippen hadden gevoeld.
Ze slaat haar hand voor haar mond en slikt. Ze is nog steeds een getrouwde vrouw. Ze zet de fles weer terug en gaat bij Konstantin kijken. Zijn adem rochelt in de stilte van de slaapkamer.
‘Waarschuw me alsjeblieft wanneer de dokter er weer is,’ zegt ze tegen Pavel en ze loopt dan de gang in. ‘Lilja!’ roept ze, maar Lilja komt niet. Ze roept haar nogmaals, en ten slotte komt er een meisje uit een andere slaapkamer met een poetsdoek en een emmer. ‘Noesja,’ zegt Antonina, ‘ga jij Lilja zoeken en vraag haar naar mijn kamer te komen.’
Het meisje knikt en haast zich de trap af.
Lilja arriveert een paar minuten later. ‘Waar was je?’ vraagt Antonina. ‘Ik heb je een paar keer geroepen. Ik wil dat je warm water haalt om mijn voeten te wassen. Maar… wat is er, Lilja?’
‘Het paard. Ik heb het gezien.’
‘Wie zou er zoiets wreeds kunnen doen?’
Lilja geeft geen antwoord. Ze wringt haar handen.
‘Geef je zoveel om dat dier?’ vraagt Antonina. Ze had niet gedacht dat Lilja emotioneel zou doen over het dode dier. Lilja had nooit veel belangstelling voor dieren getoond, afgezien van Tinka.
Lilja geeft nog steeds geen antwoord, maar ze schudt haar hoofd terwijl ze haar handen blijft wringen.
Er komt een gedachte in Antonina op. Ze zal het wel mis hebben, denkt ze, terwijl ze even naar het ruwe plankje met de bloedige waarschuwing kijkt.
Lilja is nooit erg ver gekomen met schrijven. Ze schreef de letter g altijd achterstevoren in de psalmen die ze overschreef. Hoe vaak Antonina haar ook op de omgekeerde letter wees, Lilja bleef hem verkeerd schrijven.
Lilja vertrekt om warm water te halen en Antonina pakt de ruwe plank nog eens op. Als ze de slordig geschreven letters bekijkt, weet ze dat het niet Lilja’s handschrift is. Er zitten te veel andere fouten in. Toch houdt de letter g Antonina bezig – één letter, maar ze moet er steeds aan blijven denken.
Ze haalt zich Ljosja’s gezicht voor de geest: bedachtzaam, een beetje droevig. Heeft Lilja haar broer leren schrijven? Alsjeblieft, niet Ljosja, bidt ze.
Niet Ljosja.