32
Op een middag heeft Grisja Valentin weer naar de voordeur gebracht voor een bezoek. Als hij de stoep af loopt, roept Lilja hem. Ze staat pal achter hem: waar is ze opeens vandaan gekomen?
‘Lilja! Waarom sluip je zo achter me aan?’
‘Ik moet met je praten,’ zegt ze.
Hij zou bijna zeggen dat ze verlegen doet. ‘Wat moet je?’
‘Niet hier. We moeten onder vier ogen praten. Ik kom wel naar je huis.’
‘Nee. Zeg hier maar meteen wat je wilt.’
Lilja kijkt over haar schouder. ‘Vanavond dan maar, als ze in bed ligt. Kom naar de keuken.’
Hij ergert zich aan haar overdreven geheimzinnige gedoe. ‘Wat is er, Lilja?’
‘Het gaat over Misja,’ zegt ze, en zijn ergernis verdwijnt op slag. Hij dacht dat ze niets over de ontvoering wist, niets over de betrokkenheid van Soso of van hemzelf. Terwijl hij haar aankijkt, begint hij zich af te vragen of hij het mis had.
‘Hoe bedoel je?’
Ze doet haar ogen half dicht terwijl ze hem op die wonderlijke, sluwe manier bljft aankijken. ‘We moeten het over Misja hebben,’ zegt ze. ‘Later. In de keuken.’
Sinds de violist de gravin was komen bezoeken en Lilja Grisja’s reactie had gezien, is ze snel tot daden overgegaan. Ze is nu klaar om met Grisja te praten.
Omdat ze Soso’s handschrift op de plank aan de hals van het paard herkende, wist Lilja dat hij ergens in de buurt van Angelkov moest zijn. Ze was danig geschrokken van wat hij met het paard had gedaan en daardoor waren er ook oude gedachten bij haar bovengekomen. In april had Lilja zich een tijdje afgevraagd of Soso bij de ontvoering van Misja betrokken kon zijn geweest. Toen hij van het landgoed was verdwenen, kort nadat de jongen was meegenomen, was ze blij geweest dat ze hem kwijt was en ze had zichzelf ervan weten te overtuigen dat hij het niet kon zijn geweest. Iedereen had de ontvoerders kozakken genoemd, en Soso was geen kozak.
Na de aanslag op Felja dacht ze er nog eens over na. Het feit op zich dat die mannen als kozakken gekleed waren geweest en kozakkensabels hadden gehad, hoefde nog niet te betekenen dat ze ook kozakken wáren.
Ze liep er voortdurend over te piekeren. Waarom had Soso het paard waar Grisja van hield op zo’n gruwelijke wijze gedood? Waarom? Lilja dacht er lang en diep over na waarom hij Grisja kwaad zou willen maken. Hoe meer ze nadacht over wat er op de plank stond geschreven: Dit is wat er gebeurt. Jullie doen niet wat we zeggen, hoe meer ze dacht dat Soso bij de ontvoering betrokken moest zijn geweest, en misschien Grisja ook wel.
Ze moest Soso zien te vinden en hem uithoren.
Dat duurde niet lang. Soso was in sommige dingen slim, maar niet slim genoeg voor haar.
Ze liet Ljosja een van de Orlov-dravers voor een wagentje spannen en reed in haar eentje naar het dorp Borzik, halverwege Angelkov en Pskov. Borzik was niet het dorp waar Soso en Lilja hadden gewoond voordat ze naar het landgoed verhuisden, maar het dorp van Soso’s grootmoeder. Hoewel ze allang was overleden, had hij veel van zijn grootmoeder gehouden en hij had Lilja vaak verteld dat hij haar in haar izba aan de rand van het dorp had bezocht. Hij ging er ook vaak naar neven die er woonden, nadat Lilja en hij waren getrouwd. Hij vertelde haar dat hij er altijd welkom was: wanneer hij langskwam stonden er altijd een bed en wat wodka voor hem klaar.
Toen Lilja Borzik binnenreed zag ze Soso meteen. Hij sjokte door de modderige straat in zijn jas van berenvacht. Ze wist dat hij die graag droeg omdat die hem forser deed lijken. Ze riep zijn naam en hij keek om. Hij leek niet blij of misnoegd haar te zien, alleen maar verbaasd. ‘Wat doe jij in Borzik, Lilja?’
‘Ik had zo’n idee dat je hier wel zou zijn. Ik wil met je praten, Soso.’
‘Ik kom niet terug naar Angelkov.’
‘Daar wil ik het ook niet over hebben. Waar woon je?’
Soso gebaarde naar een izba verderop in de straat. Naast het huisje stond een treurige ezel vastgemaakt. ‘Bij mijn neef Maks.’
‘Neem me daar even mee naartoe, want de hele straat hoeft niet te horen wat wij te bespreken hebben,’ zei Lilja, en hij liep voor haar uit naar het huisje. Hij moest bukken om door de lage deur naar binnen te gaan.
Lilja nam de zak die ze had meegebracht mee naar binnen en keek naar het smerige bestek op de tafel, de pan met aangekoekte boekweitpap, de rommelige dekens die op de strozakken op de vloer lagen. Ze hoorde het geritsel van kakkerlakken in het smerige stro dat tussen de wanden en de vloer was gepropt om tocht buiten te houden. Naast de deur balkte de ezel. ‘Wonen alleen Maks en jij hier?’
‘Zijn vrouw zorgt voor haar oude moeder in het dorp verderop.’
‘Heilige Moeder van God, Soso, wat ben jij een vies zwijn geworden.’
Hij lachte en keek tevreden, alsof ze hem een compliment had gemaakt.
‘Ik heb iets voor je meegebracht,’ zei ze toen, en ze haalde de fles goede wodka die ze uit de kelder van Angelkov had gepakt, tevoorschijn. ‘En worst en brood. Ingemaakte melkzwammen.’ De paddestoelen vormden Soso’s lievelingsgerecht bij het drinken van wodka. ‘Ga zitten,’ zei ze tegen hem en hij gooide zijn jas op de vloer en ging op de bank aan de ene kant van de tafel zitten. Zij ging aan de andere kant zitten, veegde het mes aan haar rok af en sneed de worst in plakken die ze tussen dikke sneden wit brood van Rajsa legde. Ze gaf hem die, samen met de open pot paddestoelen, daarna trok ze met haar tanden de stop uit de fles wodka en schoof die over de tafel naar hem toe. Hij keek haar aan en ze glimlachte.
‘Wat moet je?’ vroeg hij, met volle mond.
‘Ik heb je gemist, Soso. Mijn bed is koud,’ zei ze, en zweeg toen terwijl hij at. Hij draaide zich een keer om om iets uit te spugen. Ze nam één flinke slok wodka, maaar liet hem de rest opdrinken. Ze had alle tijd.
Toen de fles leeg was en de paddestoelen op en hij haar over de tafel aankeek met de lodderige blik die ze maar al te goed kende, liep ze naar hem toe en pakte zijn hand. ‘Ik heb je gemist, Soselo,’ zei ze weer, en ze knikte naar de stapel dekens. ‘Kom.’
Hij volgde haar. Lilja mompelde iets aanmoedigends en trok haar rok op terwijl ze ging liggen. Hoewel Soso dronken was, was hij niet té dronken. Later legde ze haar hoofd op zijn borst en liet hem in een snurkende slaap vallen, een halfuur lang. Toen schudde ze hem voorzichtig wakker uit zijn verdoving, met haar hoofd nog steeds op zijn borst.
‘Je zou eens moeten horen hoe de gravin nog steeds om die jongen huilt,’ zei ze. ‘Het is af en toe niet om aan te horen.’
Soso ademde luidruchtig door zijn mond, smakte toen met zijn lippen en slikte.
‘Die lieden die Michail Konstantinovitsj hebben meegenomen – die kozakken – zijn echte kerels, bang voor niets. En ze hebben Grisja een flink lesje geleerd toen ze hem te grazen namen,’ zei ze, terwijl ze hoorde hoe Soso’s maag het eten verteerde. ‘Dat is zijn verdiende loon. Je zou denken dat hij de baas was op het landgoed, zoals hij daar loopt rond te stappen, de opschepper.’
Ze wachtte tot Soso iets zou zeggen. Toen er niets kwam, lachte ze gedempt. ‘De gravin is een soort omhooggevallen tsarina geworden, nu zij de landeigenaar is. Grisja en zij maken het leven onmogelijk voor mensen zoals ik, die zijn achtergebleven. Ik hoop dat God ze zal straffen.’ Ze sloeg een kruis.
‘En als God het niet doet, zullen wij het wel doen,’ zei Soso, en Lilja wachtte heel even. ‘Net zoals we die ouwe rotzak hebben gepakt.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ze, met haar hand op Soso’s borst. ‘Soso, je gaat me toch niet vertellen dat jij het was?’ hijgde ze. ‘Heb jij iets met die ontvoering te maken gehad?’ Ze leunde op haar elleboog en keek hem met grote ogen aan – het toonbeeld van een trotse vrouw.
Soso’s borst zwol onder Lilja’s hand, en hij knikte.
‘En wat nu, mijn lieverd, mijn dappere man? Wat nu?’ vroeg ze.
‘We gaan nog meer geld voor die jongen vragen,’ zei hij.
‘Waren die twee anderen echt kozakken?’
‘Je kent ze niet.’
‘Niet van Angelkov?’
‘Nee.’
Lilja gleed met haar vingers door Soso’s baard. ‘Is hij dan nog steeds in leven? Michail?’ vroeg ze terloops.
‘Hij is nog in leven,’ beaamde hij. ‘Tot we nog meer geld hebben gekregen, blijft hij leven.’
‘Gaan jullie weer naar de gravin?’
‘Nee, we zitten te wachten tot Grisja het bij ons brengt. Hij doet er te lang over.’
‘Grisja?’
‘Die deed ook mee.’
Lilja kwam snel op haar knieën overeind en legde haar handen op Soso’s schouders. ‘Was Grisja ook bij de ontvoering betrokken?’
Soso duwde haar handen weg. Zijn ogen waren dicht, hij kon elk moment weer in slaap vallen.
‘Soso, lieverd. Blijf wakker. Ik moet zo weer weg. Praat tegen me. Wat heeft Grisja hiermee te maken?’
Soso wreef in zijn ogen terwijl hij moeizaam een eindje omhoogschoof en tegen de ruwe houten wand achter hem leunde. Hij keek haar aan, met hangende oogleden. ‘Wil je helpen?’
Lilja likte langs haar lippen. ‘Ik zie hem elke dag, die klootzak. Misschien kan ik wat doen. Als ik ook een deel van het losgeld krijg.’
Soso haalde zijn schouders op. ‘Lev, een van de kozakken, en ik hebben besloten dat Grisja nu nog meer moet geven dan wat hij van de gravin krijgt. We willen meer, veel meer.’ Zijn ogen gingen dicht. ‘Het eerste losgeld is al uitgegeven.We hebben hem nodig om nu nog meer te krijgen.’ De laatste woorden zakten weg.
‘Maar Soso,’ zei Lilja, nu wat luider, en zijn ogen gingen weer open. ‘Als Grisja er ook bij betrokken was, waarom moet hij jou dan betalen?’
‘We hebben hem gebruikt omdat we hem nodig hadden. Maar met dat paard heb ik ’m laten zien dat het menens was. Hij heeft niet eens zijn deel gekregen van het losgeld dat hij ons in het bos heeft gebracht.’ Hij snoof smalend. ‘Ik had nooit gedacht dat het zo’n sukkel was.’
Grisja was geen sukkel. Haar vermoedens waren dus juist. Ze wist op dat moment zeker waarom hij zo hevig probeerde Misja terug te krijgen voor Antonina.
‘We moeten wel opschieten. De priester heeft geen zin de jongen nog veel langer daar te hebben. Hij is moeilijk onder de duim te houden en hij stookt de andere jongens op.’
‘Ja,’ stemde ze in, terwijl haar gedachten razendsnel gingen. ‘Michail Konstantinovitsj is een eigenwijs ventje.’ Hij zit dus in een kerk of in een soort klooster. ‘Welke priester?’
Soso boert even. ‘Herinner je je Slava Saavitsj nog, uit ons dorp?’
‘Ja,’ zei Lilja. Slava Saavitsj was weinig meer dan een rondtrekkende pelgrim, met een juten pij die met een touw was dichtgeknoopt, en die met alles wat hij bezat in een zak op zijn schouder bedelend door de provincie trok. Hij was in hun dorpje gestopt omdat de priester daar kortgeleden aan tyfus was bezweken en de kerk iemand nodig had. Soso had bij de graaf een verzoek ingediend en vader Saavitsj was gebleven.
‘Saavitsj is toch uit het dorp vertrokken?’
Soso sprak traag en zweeg lang tussen de zinnen. ‘Hij heeft een klooster overgenomen, en daar leidt hij jongens die wees zijn geworden op tot dorpspriester. Hij heeft het nodige aan me te danken; ik heb meer dan eens zijn hachje gered. Hij is met flessen wodka en zakken gedroogd rundvlees en zonnebloempitten die ik uit de opslag van Angelkov had gehaald, overgehaald om me te helpen.’ Hij wreef over zijn ogen. ‘Op dit moment is Misja gewoon een dorpsjongen in een arme kluizenaarshut. Saavitsj weet dat als de jongen ontsnapt en vertelt waar hij heeft gezeten, hij de klos zal zijn. Dus is hij heel voorzichtig. Maar hij is dat ventje van Mitlovski nu goed zat. Net als wij. Nog één betaling – en daar zal Grisja voor moeten zorgen – en dan is het afgelopen. We zullen het allemaal goed hebben, Lilja.’
‘Wat ben jij toch een slimme kerel, lieverd,’ zei Lilja zacht. ‘Dus na die laatste betaling kom Misja weer terug?’
Soso maakte een geluid dat bijna een lach was. ‘Om z’n mammie alles te vertellen over de boze mannen die hem hadden meegenomen? Hij heeft me gezien, Lilja, en hij kent Saavitsj natuurlijk. Nee, als Grisja het laatste geld brengt, is de jongen verdwenen. Voorgoed.’ Hij reikte naar de jas van berenvacht, die in een hoop naast het bed lag. Hij trok hem naar zich toe, rommelde even en haalde toen een pistool tevoorschijn. ‘Hij is dan verdwenen, net als Grisja. Het mooiste kozakkenpistool,’ zei hij, en hij zwaaide met het wapen. ‘Heb ik van Lev gekregen. Kijk eens naar het leer op de kolf,’ pochte hij, nu een stuk wakkerder, en hij streek er met zijn hand over. ‘Dus dan hebben we alles wat we willen.’ Hij spande de haan en richtte het pistool op de kachel. ‘Boem,’ zei hij, en daarna klikte hij de hamer weer op zijn plaats. ‘Ik heb hem altijd geladen en voor het grijpen.’
Lilja keek naar het pistool en glimlachte naar Soso, maar haar mond was droog. Ze zou Misja niet laten vermoorden. Het was een lieve jongen, net zijn moeder. En het zou Antonina nog verder verwoesten. Ze wilde dat alles weer net zo werd als vroeger: Misja, de gravin, en zij. Met Konstantin dood en de violist door Grisja verjaagd – en Grisja zelf ook dood, zoals Soso beloofde – zou het volmaakt zijn. Echt volmaakt. ‘Doe dat ding weg, Soso,’ zei ze. ‘Je maakt me bang.’
Hij glimlachte trots en stopte het pistool weer in de zak van de jas.
‘Hoe kan ik je helpen, lieverd?’ vroeg Lilja. ‘Ik wil hieraan meedoen, samen met jou. Laat me je helpen dat kreng een lesje te leren,’ zei ze langzaam. ‘Het is echt vreselijk zoals ze nu tegen me doet.’
‘Dan moet je op Grisja inpraten. Zeg dat hij moet opschieten met het geld. Niet alleen met wat hij van de gravin krijgt. Het moeten nu honderden roebels meer zijn. Zeg dat maar tegen hem.’
‘Ja, ja,’ zei ze. ‘Ik zal hem met het geld naar jou toe brengen, is dat goed?’
Soso wees met een vieze vinger naar de icoon boven de kachel. ‘Daarachter zit een brief van de jongen. Die heb ik hem vorige week laten schrijven. Lev zei dat ik voor een bewijs voor Narisjkin moest zorgen, omdat hij anders geen geld meer wil geven. Hij zit dáár,’ herhaalde hij en hij bleef naar de icoon wijzen.
Lilja knikte. ‘Ik zal hem aan Grisja laten zien, en dan zal hij me vertrouwen. En daarna, Soso, zullen we genoeg geld hebben om alles te doen wat we maar willen. Waar zit die jongen dan, lieverd? Hij moet hier in de buurt zijn, als jij hem vorige week nog hebt gezien.’
Soso’s oogleden begonnen weer zwaar te worden. ‘Jij en ik, hè, Lilja?’ zei hij ten slotte. ‘Wij zijn meer waard dan die lui daar op het landgoed.’
‘Ja. Waar is dat klooster van Saavitsj?’ herhaalde Lilja, maar vriendelijk, op sussende toon. ‘Is dat ver hiervandaan?’
Soso’s ogen waren dicht. ‘Nee. Het staat aan de rand van Pskov. Oebenovo Monastyr, een godvergeten oord.’
Lilja keek neer op Soso. Zijn gedachten waren heel gemakkelijk te lezen, vooral als hij dronken was. Ze wist dat ze net zo goed zelf het pistool tegen haar hoofd kon zetten als Soso het geld eenmaal had. Natuurlijk wilde hij dat niet met haar delen.
Soso deed onverwachts zijn ogen open en gaf haar een knipoog. Zijn tanden waren vies. Het volgende moment lag hij te snurken.
‘Deze kant uit,’ beveelt Lilja Grisja als hij die avond de keuken binnenkomt. Ze gaat hem voor langs Rajsa en Olga en Noesja, die bezig zijn met de afwas van het avondeten en het klaarzetten van de spullen voor het ontbijt.
Ze neemt hem mee naar de provisiekamer. Dat is een lange, hoge ruimte met kasten vol levensmiddelen: potten met ingemaakte komkommers en paddestoelen en tomatensaus met kruiden, zakken meel en haver en zemelen, zakken aardappels en uien, klonten suiker die in gaas zijn verpakt en blikken met thee.
Zonder omhaal van woorden zegt ze: ‘Ik heb Soso gesproken. Ik weet dat hij Felja heeft gedood, en dat weet jij ook. En ik weet waarom. Hij zei dat hij zat te wachten op het geld van jou.’
Ze ziet met tevredenheid dat Grisja slikt, hoewel dit zijn enige reactie is.
‘Dus je weet waar hij is?’
‘Ja,’ zegt ze resoluut.
‘Heeft hij Michail bij zich?’
‘Nee. Maar hij weet wel waar hij wordt vastgehouden. En ze zijn bereid hem terug te geven, Grisja. Ze willen hem niet de hele winter moeten houden. Hij is lastig geworden en moeilijk onder de duim te houden.’
Grisja wil Lilja niet laten merken hoe graag hij wil dat ze hem nog meer vertelt. Er is de laatste tijd iets aan haar wat hem zorgen baart. ‘Hoe krijgen we de jongen terug?’
‘Je weet dat het allemaal om het geld draait. Doordat jij hen hebt opgehouden, willen ze nu meer, een heleboel meer. Soso zegt dat als we hem genoeg brengen, hij ons mee zal nemen naar Michail.’
Hierop slaat Grisja zo hard met zijn vuist op een plank dat de potten ervan rammelen. ‘Nee. Het is elke keer hetzelfde liedje. Ik heb geprobeerd hun bevelen op te volgen, maar uiteindelijk komen ze hun beloften niet na. Weet je zeker of Michail nog in leven is?’
‘Hij is in leven.’
‘Omdat je man, aan wie je zo’n hekel hebt, dat zegt? En geloof je hem?’
Lilja haalt het opgevouwen briefje van de jongen uit haar blouse. Ze geeft het aan Grisja. Hij maakt het open. Net als de andere briefjes is ook dit met houtskool geschreven op een vel papier met muziek die Antonina heeft getransponeerd.
Mama, ik mis je erg. Ze hebben me verteld dat papa dood is. Ik ben verdrietig. Ik bid elke dag. Ik heb nog steeds de rest van mijn muziek van Glinka. Bewaar deze alsjeblieft voor me tot ik terugkom bij jou, mamoesjka. Ik zal nu voor je zorgen.
Misja
‘Heb je dit aan Anto… aan de gravin laten zien?’ vraagt hij.
‘Nee. Ik denk niet dat het op dit moment verstandig is.’
Grisja kijkt de vrouw onderzoekend aan. ‘Denk je niet dat het haar troost zal geven te weten dat haar kind nog in leven is?’
‘En wat zou ik dan moeten zeggen als ze vraagt hoe ik eraan gekomen ben, Grisja?’ vraagt ze. ‘Bovendien is het nu nog maar één betaling. Dat heeft Soso me beloofd.’
‘Er is me al eerder zoiets beloofd.’
‘Ik zei toch dat Soso er genoeg van krijgt voor die jongen te moeten zorgen? En ze willen uit Pskov weg, naar een andere provincie. Misschien naar Voronoezj, of nog verder, waar ze een nieuw leven kunnen beginnen.’ Soso heeft hier helemaal niets over gezegd, maar ze denkt dat dit het verhaal sterker maakt. Ze pakt het briefje uit Grisja’s hand, vouwt het weer op en stopt het in haar blouse. ‘Het schijnt niet zo goed te gaan met Misja.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Soso zegt dat hij ziek is geworden.’ Ze is hevig aan het liegen, in een poging Grisja nog wanhopiger te laten worden om de jongen terug te halen. ‘Hij zal het niet veel langer volhouden onder zulke zware omstandigheden, dat is niets voor een kwetsbare jongen als Michail Konstantinovitsj.’ Ze kijkt hem onderzoekend aan. ‘Misja heeft jou niet gezien, hè? Toen hij bij de graaf werd weggehaald?’
Grisja schudt zijn hoofd. De jongen had hem slechts als zijn redder beschouwd.
‘Dan zul jij nu de held zijn, van hem en van de gravin. Jij zult de jongen naar zijn moeder terugbrengen. Ze zal je eeuwig dankbaar zijn.’
Grisja vertrouwt Lilja niet. ‘Wat bedoel je daarmee?’
Lilja glimlacht – een wonderlijke, duistere glimlach – en wanneer ze haar hand omhoogdoet om in haar nek te krabben, ruikt hij rozenolie. Antonina’s geur. ‘Ze zal zo dankbaar zijn dat ze misschien wel besluit dat ze niet hoeft te verbergen wat er zich tussen jullie heeft afgespeeld. Misschien vraagt ze je dan wel om bij haar in het huis te komen wonen.’ Dit is een schot in het duister, maar Lilja is bereid de gok te wagen. Ze is ervan overtuigd geraakt dat er iets aan de hand is geweest met Grisja en Antonina, die nacht in september toen ze allebei wegbleven. Na die tijd is Grisja’s houding tegenover de gravin anders geworden. Verder is er niets tussen hen gebeurd. Dat heeft Lilja goed in de gaten gehouden: ze weet dag en nacht waar Antonina is.
Grisja’s reactie is haar beloning. ‘Heeft ze het je verteld?’ vraagt hij verbijsterd.
Lilja negeert zijn vraag. ‘Dus je moet snel voor meer geld zorgen, Grisja. En dan zal ik je naar Soso brengen. Hij zal met ons naar Misja gaan. En als jij je land moet verkopen om het geld bijeen te brengen, doe het dan. Doe het voor de gravin.’
‘Wat weet jij van land?’ Zijn stem is scherp.
‘Ljosja heeft me verteld dat jij hier binnenkort weg zult gaan om zelf landeigenaar te worden, en hij wordt dan jouw rentmeester. Samen met zijn vróúw.’ Ze spreekt het woord venijnig uit.
Grisja had Ljosja geen geheimhouding opgelegd, en toch is hij verbaasd dat Ljosja zijn zuster over het plan heeft verteld. ‘Heb je met de gravin hierover gesproken?’
‘Denk je dat ik personeelsnieuwtjes aan haar vertel? Denk je dat ze me smeekt: “O Lilja, ga alsjeblieft eens zitten om me alles over je broer en over jezelf te vertellen? En vertel me eens wat je weet over Grisja en zijn plannen.”’ Er klinkt verbittering in haar stem. ‘Of wordt de gravin misschien te veel door haar eigen gedachten in beslag genomen om zich om ons te bekommeren? Zeg eens, Grisja, wat denk jij?’
Hij geeft geen antwoord. ‘En jij, Lilja? Als ik instem met alles wat jij voorstelt, wat word jij er dan beter van?’
‘Wat dacht je? Denk je dat ik Soso voor niets zal helpen? Ik sta te trappelen om hier weg te komen.’ Lilja trekt een schouder op. ‘Ik ben het leven hier zat. Ik kan ergens anders een beter leven hebben, ergens waar ik meer zal worden gewaardeerd. Een nieuw begin, zoals Soso zegt. We zullen er allemaal beter van worden. De gravin zal haar zoon terug hebben. Jij zult de gravin hebben. En eindelijk zal ik mijn eigen leven kunnen leiden, zonder dat zíj alles bepaalt.’
Lilja krabt nu haar schouder. Terwijl ze bij Soso in bed lag, is ze door vlooien gebeten. Het briefje in haar blouse ritselt door de beweging.
Grisja hoort het en denkt aan de jongen, en aan Antonina. Hij vertrouwt Lilja niet, en Soso ook niet, maar hij heeft geen keus.
Later die dag, als Valentin opnieuw bij Antonina op bezoek is geweest, rijdt Grisja naar het landgoed van Bakanev om met de rentmeester van de prins te praten over het stuk land dat hij meer dan een jaar geleden heeft gekocht – twaalf wersten die aan Angelkov grenzen.
Tijdens het rijden bedenkt hij dat als de prins bereid is te onderhandelen – wat betekenen twaalf wersten voor iemand die er duizenden bezit – en het geld komt een beetje snel, Michail voor de eerste sneeuw weer bij zijn moeder zou kunnen zijn. Hij weet dat zelfs als de prins ermee instemt om het land terug te kopen, hij er niet van verzekerd kan zijn het volledige bedrag terug te krijgen. Het zal genoeg moeten zijn voor die inhalige rotzakken. Elk bedrag is beter dan niets.