Hoofdstuk 59

'Hollen!'

Jeremy vloog gillend die nachtmerrieachtige grot uit, zijn armen voor zich uit om alles met al zijn kracht opzij te duwen, als dat nodig mocht zijn. Daar stond ze, groot en afgrijselijk, met haar gezicht in de schaduw en haar zwarte cape die in de wind bol stond, maar toen hij gillend en wel te voorschijn stoof, schrok ze zo dat ze een pas terug deed. Jeremy vloog langs haar heen terwijl zijn moeder hem steeds aanmoedigde en hij kwam in een wereld vol licht terecht, een wereld die hij in geen eeuwen meer gezien leek te hebben. De frisse lucht van de aarde, de heerlijke wind, de levenschenkende regenbui op zijn gezicht, dat alles deed een aanval op zijn zintuigen, net als het licht dat al deed. Hij kon nauwelijks iets zien, maar dat was ook niet nodig. Hij moest alleen maar wegvliegen, weg, het licht tegemoet.