Hoofdstuk 58
Toen Rachel op bevel van Kay bleef staan, lag de tak nog ongeveer dertig centimeter van haar voeten. Kay glimlachte nu ononderbroken, maar die glimlach was alleen een grimas. Het was zo griezelig dat Rachel er koude rillingen over haar rug van kreeg. De oude stenen grafkelder waar Kay haar heen had geleid, was ten dele bedekt en begroeid met mos en wingerd, en op de verroeste deur stond de naam Chasen uitgehouwen.
Chasen. Rachel begon opnieuw te rillen toen ze merkte dat dit de grafkelder was waar de stoffelijke resten van de organiste gevonden zouden zijn. Kay was van plan haar in die grafkelder te vermoorden, als onderdeel van haar krankzinnige fantasieën.
'Beweeg je niet.' Kay stapte voorzichtig om haar heen om het slot met een lange, fraaie smeedijzeren sleutel te lijf te gaan die ze uit een zak van de cape had gehaald. Het ging erg langzaam, want het slot was oud en Kay kon haar ogen niet van Rachel afwenden. Rachel streed met haar paniek en wist dat als de deur eenmaal open was, het gevecht om haar leven zou beginnen.
'Je hebt de anderen niet hierheen gebracht.' Rachel deed moeite haar stem kalm te houden. Ze hoopte Kay lang genoeg te kunnen afleiden om dichter bij de tak te komen.
'Er wordt nu te veel op alles gelet. Als jij net zo werd gevonden als de anderen, zou ik gevaar kunnen lopen. Het zou zeker Thomas in gevaar brengen. Ik wil niet dat hij naar de gevangenis wordt teruggestuurd.'
'Ze zullen me missen, Kay. Mijn familie zal overal naar me op zoek gaan.'
'Maar ze zullen je niet vinden.' Het slot klikte hoorbaar en Kay glimlachte voldaan. 'De politie zal ook op zoek gaan, maar ze zullen ten slotte zeggen dat je bent weggelopen. Net zoals ze dat deden toen ik je al eerder vermoordde. Net zoals ze deden met die jongen.'
'Die jongen...' Rachel verstijfde van afschuw. 'Bedoel je Jeremy Watkins? Had jij daar ook mee te maken?'
'Hij had me gezien.' Kay trok de sleutel uit het slot en stak die in haar zak. 'Hij zit hier. Hij zal nu wel dood zijn. Of zo dicht bij de dood dat hij geen kwaad meer kan doen.'
'Heb jij hem vermoord?' Rachel voelde zich verslappen als ze eraan dacht dat die arme, kleine Jeremy onder hetzelfde soort messteken had geleden als zijn moeder. Het soort dat nu dadelijk op haar zou neer regenen.
'Niet zoals de anderen.' Kay leek werkelijk even in de war. 'Ik haatte hem niet. Hij stond me gewoon in de weg. Dus gaf ik hem een slag en bracht hem hierheen. Ik wilde hem doden, maar daar kwam iets tussen. Een of andere idioot die hier niet woonde, zag mijn auto bij de kerk geparkeerd staan en bleef ernaast staan om de weg te vragen.' Ze grinnikte en het was een vreselijk geluid. 'Het leek bijna of God wilde dat ik hem niet die avond vermoordde. Dus toen besloot ik om God toe te staan hem te halen wanneer Hij dat besloot. Intussen zal dat al wel gebeurd zijn.'
'Hoe kun je zo kalm over God spreken?' Het kwam uit haar hart, en zodra ze het gezegd had, had ze de woorden graag willen herroepen. De verwarring verdween uit Kay's ogen en in plaats daarvan werden haar blikken nu even koud en vastbesloten als ze in de auto waren geweest.
'Het vormt allemaal een onderdeel van een goddelijk plan,' zei Kay bijna bestraffend, en pakte de ringvormige ijzeren knop van de deur. De scharnieren moesten nog niet lang geleden zijn geolied, want de deur zwaaide gemakkelijk en zonder enig geluid open.