Hoofdstuk 3

'Heb je het al gehoord? Idell zegt dat haar zoon Rachel Grant heeft gezien die iemand bij het busstation afhaalde, en je raadt nooit wie!'

'Wie dan?'

'Johnny Harris.'

'Johnny Harris! Maar die zit toch in de gevangenis! Idell heeft zich vast vergist.'

'Nee, ze zweert dat Jeff het gezien heeft. Hij is vermoedelijk voorwaardelijk vrijgelaten, of zo iets.'

'Doen ze dat, met moordenaars?'

'Ik geloof van wel. In elk geval zegt Idell dat Jeff hem heeft gezien, in levenden lijve, met Rachel Grant! Je zou het toch niet voor mogelijk houden!'

'Nee!'

'Toch is het zo, mevrouw Ashton.' Rachel mengde zich in het gesprek. 'Johnny Harris is voorwaardelijk vrijgelaten en hij gaat bij de ijzerhandel van Grant werken.' Rachel was nog in de war na haar eerste ontmoeting met Johnny Harris en had de grootste moeite een vriendelijke kalme glimlach tegenover haar buren te produceren, maar het lukte haar. Dit was zowel het beste en ergste van Tylerville: je kon er niet aan ontkomen te moeten aanhoren wat anderen dachten van de dingen die in jouw leven gebeurden. De twee babbelende vrouwen stonden in de rij voor de kassa bij Kroger en hadden het zo druk met elkaar dat ze niet hadden gemerkt dat zij in de rij naast hen stond. Mevrouw Ashton was een jaar of zestig, een vriendin van Rachels moeder, en zij kreeg het nieuws opgedist. Pam Collier was jonger, misschien vijfenveertig, en ze had een onmogelijke zoon van zestien, die Rachel vermoedelijk het komend najaar in haar klas zou krijgen. Rachel had gedacht dat Pam die zelf zo'n deugniet thuis had, met wat meer sympathie tegenover Johnny zou staan, maar dat was blijkbaar niet het geval.

'O, Rachel, en hoe moet het nu met de familie Edwards? Die krijgen een toeval als ze het horen.' De bezorgdheid van mevrouw Ashton voor de familie van het vermoorde meisje stond duidelijk in haar ogen te lezen.

'Ik vind het vreselijk voor ze, dat weet ik,' zei Rachel, 'maar ik ben er altijd van overtuigd geweest dat het niet Johnny Harris was die Marybeth Edwards heeft vermoord, en dat ben ik nog. Hij zat destijds bij mij in de klas, weet u wel, en hij was geen slechte jongen. Tenminste niet zó slecht.' Haar geweten maakte dat ze die laatste zin aan haar opmerking toevoegde. Johnny Harris was geen gemakkelijk heer geweest; hij had altijd een brutaal antwoord of trok een woedend gezicht en met zijn zwart leren jasje aan was hij echt een soort jongen die de keurige burgers van Tylerville tegen de haren in streek. Hij dronk, vocht en gooide lantaarns en ruiten kapot; hij vloekte mensen uit en hij reed op een motor rond. De jongens met wie hij omging, waren van hetzelfde allooi als hijzelf, en als je de verhalen moest geloven, dan gingen ze zich te buiten aan feesten zoals ze daarvoor en daarna niet meer in Tylerville hadden plaatsgehad. Op school en daarbuiten waren er steeds moeilijkheden en zijn grote bek had zijn reputatie bepaald geen goed gedaan. Maar in Rachels ogen betekende het heel wat dat hij graag en veel las. Dat was ook de reden geweest dat ze van het begin af aan gedacht had dat hij toch misschien wel anders was dan hij zich voordeed.

Op een dag in de herfst tijdens haar eerste jaar op school had ze dienst gedaan met toezicht houden; ze was toen net tweeëntwintig en ze had de zestien jaar oude Johnny Harris de zijdeur van de school zien uit lopen alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. Ze volgde hem en dacht dat hij buiten een sigaretje wilde roken of iets anders uithalen en ontdekte hem op het parkeerterrein, languit op de achterbank van de auto van een andere leerling. Zijn hoge tennisschoenen met het gat in de linkerzool staken het portierraampje uit en hij had zijn lange benen bij de enkels gekruist; zijn ene arm hield hij als steun onder zijn hoofd en hij had een open boek op zijn borst.

Haar verbazing was bijna even groot als zijn strijdlust toen hij ontdekt werd.

'Al die kinderen van Harris zijn lastpakken - stuk voor stuk! Weet je nog wel dat Buck Harris beweerde dat hij religieus was en zichzelf prediker begon te noemen; toen stichtte hij zijn eigen kerk en haalde er 'k-weet-niet-hoeveel bijdragen op. Hij zei dat het geld gebruikt zou worden om verhongerende kinderen in de Appalachen te helpen. En toen heeft hij al dat geld zelf gebruikt voor drinken, spelen en een wild leven. Hij heeft er bijna een jaar voor gezeten, en dat was nog niet eens het ergste wat hij heeft uitgehaald. O, nee!' Mevrouw Ashton kneep haar lippen stijf op elkaar toen ze eraan terugdacht.

Rachel vroeg zich af of zij misschien een van degenen was geweest die een bijdrage voor de 'kerk' van Buck Harris hadden geschonken. Iedereen in het stadje wist dat alleen domme, goedgelovige mensen in die truc waren getrapt. Wie zou nu een man als Buck Harris vertrouwen? Maar ze zei rustig: 'Je kunt Johnny toch niet kwalijk nemen wat zijn broer heeft gedaan?'

'Hm!' zei mevrouw Ashton, duidelijk niet overtuigd.

Opgelucht zag Rachel dat Betty Nichols, de caissière, bezig was haar inkopen in twee bruine papieren zakken te stoppen terwijl ze met grote ogen naar het gesprek luisterde. Rachel voelde het bloed in haar slapen kloppen, een teken dat er een hoofdpijn op komst was. Daar leed ze nu al jaren aan, al sedert de tijd dat ze ontdekt had dat ze nooit uit Tylerville zou kunnen wegkomen. Nooit. Ze werd vastgehouden door haar plichtgevoel en liefde voor haar ouders en dat waren ketenen, even sterk alsof ze van staal waren. Ze had het geaccepteerd, berustte erin en zag zelfs nog wel een sprankje humor in deze speling van het lot. Ze had er altijd van gedroomd haar vleugels wijd uit te kunnen slaan en een heel bijzonder leven te gaan leiden, maar ze was al snel gekortwiekt. Die noodlottige zomer elf jaar geleden had ook haar tot een van zijn slachtoffers gemaakt.

Haar leven verliep eentonig volgens een patroon dat vermoedelijk de komende vijftig jaar hetzelfde zou blijven: dat van lerares in een klein stadje. Het was haar roeping de vaak uiterst zware taak op zich te nemen om de geest van de jeugd van Tylerville ontvankelijk te maken voor de macht en de schoonheid van het woord. Aanvankelijk was ze enthousiast over haar taak geweest. Maar in de loop der jaren was ze tot de ontdekking gekomen dat het zoeken naar een vonk van verbeeldingskracht en creativiteit in de hersens van degenen aan wie ze lesgaf, even ondankbaar was als het zoeken naar een parel in een groot bed oesters. Alleen de schaarse succesjes nu en dan maakten de opgave de moeite waard.

Johnny Harris was zo'n succes geweest. Misschien zelfs haar meest onwaarschijnlijke succes.

Toen ze weer aan hem dacht, werd haar hoofdpijn erger. Ze kneep even haar ogen dicht en zocht in haar tas naar haar chequeboekje om zo snel mogelijk uit de kruidenierswinkel te kunnen ontsnappen. Op dit ogenblik kon ze echt de druk niet aan om Johnny Harris tegen anderen te moeten verdedigen voordat ze zelf gewend was aan de persoon die hij was geworden. Hij had dan misschien die moord niet begaan, maar toch was hij niet meer de jongen die ze zich herinnerde. Het enige waar ze nu naar verlangde was naar minstens tien minuten alleen zijn. De boodschappen van mevrouw Ashton werden al in het wagentje gelegd en de laatste dingen van Pam Collier over de computer geschoven die de prijs las. Het zou nu niet lang meer duren. Over een paar minuten zou ze kunnen ontsnappen.

'Sue Ann Harris was ook maar een slet, en neem me dat woord niet kwalijk. Nu woont ze dan in Detroit en ik heb gehoord dat ze een van die bijstandsmoeders is met drie kinderen van drie verschillende mannen. Maar ze is nooit met een van die kerels getrouwd.'

'Je méént het!' Mevrouw Ashton schudde haar hoofd.

Pam knikte. 'Dat heb ik gehoord. En iedereen weet dat Grady Harris de grootste drugshandelaar in deze staat was voordat hij drie jaar geleden verdronk. En als hij niet zo high was geweest door een of andere drug, zou hij niet verdronken zijn.'

Rachel haalde diep adem om kalm te blijven. Haar hoofd bonsde, maar ze nam geen notitie van de pijn. 'Ik heb gehoord dat hij en een paar vrienden op een boot aan het feestvieren waren en hij overboord viel waarbij hij zijn hoofd ergens tegen stootte. Als hij meer heeft gedaan dan whisky drinken, dan is dat nooit bewezen. En als whisky drinken een misdaad is, dan lopen er hier heel wat misdadigers rond.' Ondanks haar eigen die dag weer tot leven gekomen antipathie tegen een van de kinderen van Harris, voelde Rachel zich toch verplicht de feiten duidelijk op een rij te zetten, al zou het geen enkel effect hebben. Ze wist dat de hele stad over het gezin roddelde. Maar zij noch de anderen wisten hoeveel daarvan werkelijk waar was. Maar dat belette niemand de verhalen door te vertellen. Tylerville leefde op roddels. Als je die zou verbieden, zou een groot deel van de bevolking het niet overleven.

Wanneer ze de zaken goed bekeek, moest ze toegeven dat er meer dan een beetje waarheid schuilging achter de woorden van Pam en mevrouw Ashton. Als groep was de familie Harris niet het beste soort burgers van Tylerville. Daar kon Rachel niets tegen inbrengen. Het enige dat ze wilde doen was een jongen - nee, nu een man - een nieuwe kans geven waarvan zij vond dat hij die verdiende. Ze wilde Johnny Harris geen stralenkransje geven. Ze vond alleen dat, voor zover het de moord op Marybeth Edwards betrof, hij onterecht veroordeeld was.

'Willie Harris had overal kinderen. Zelfs in Perrytown, heb ik gehoord.' Pams stem ging over in gefluister bij dit laatste gortige nieuwtje. Om deze mededeling op de juiste waarde te kunnen schatten, moest je weten dat Perrytown het deel van de stad aan de buitenkant was waar alleen zwarten woonden. Hoewel integratie bij de wet verplicht was en vrijwel iedereen in Tylerville zei dat hij tegen racisme in al zijn vormen gekant was, was de werkelijkheid toch dat de zwarten bij elkaar in hun eigen deel van het stadje woonden.

'O, maar dat kan ik niet geloven!' Zelfs mevrouw Ashton leek geschrokken door deze aantijging tegen de vader van Johnny.

'Dat zeggen ze.'

'Dat is dan zevenendertig tweeënzestig, juffrouw Grant.'

'Wat?'

Betty Nichols herhaalde geduldig het totaal. Opgelucht besefte Rachel dat ze tot het heden was teruggeroepen en schreef snel een cheque uit die ze het meisje gaf. Iedereen in Tylerville kende iedereen. Betty had vroeger bij haar in haar klas gezeten, dus ze hoefde geen rijbewijs of zo te tonen. De hele stad wist dat cheques van Grant in orde waren, evengoed als de hele stad nooit een cheque van een lid van de familie Harris zou hebben aangenomen.

Zo was nu eenmaal het leven in Tylerville.

'Dag, mevrouw Ashton. Dag, Pam.' Rachel nam in elke arm een zak en liep het parkeerterrein op.

'Wacht even, Rachel!' riep mevrouw Ashton haar na, maar Rachel was al door de buitendeur en hoorde haar niet meer. Niet dat dat haar speet.

Toen ze met een bonzend hoofd naar huis reed, overwoog Rachel dat ze zich nog nooit zo uitgewrongen had gevoeld. Misschien kwam het door de hitte. Of misschien kwam het door de druk om voor Johnny Harris op te komen.

Haar tas stond naast haar op het stoeltje. Ze trok hem met een hand naar zich toe en zocht het buisje aspirine dat ze altijd bij zich had. Het was niet eenvoudig het buisje open te wurmen zonder van de weg te raken, maar het lukte haar en ze slikte snel twee tabletten droog door.

'Dit is mijn brief aan de wereld die mij nooit schreef...'

De woorden van Emily Dickinson flitsten door Rachels hoofd. Ze was altijd dol op poëzie geweest, en de laatste tijd leken die woorden haar bestaan goed weer te geven. Voor haar symboliseerden ze het verlangen van een ziel die stevig werd vastgehouden door de gewone alledaagse gebeurtenissen van een normaal leven. Net als Emily Dickinson had Rachel de laatste tijd ontdekt dat ze meer wenste, maar wat ze nu precies wilde had ze niet kunnen zeggen. Vaak voelde ze zich zo alleen dat het pijn deed, ondanks het feit dat ze nooit gebrek aan vrienden of gezelschap had. Maar niemand van allen die ze kende was dat zeldzame wezen - een verwante ziel.

In de loop der jaren was ze tot de overtuiging gekomen dat ze niet paste in het leven van Tylerville. Ze was anders dan haar familie, anders dan haar buren, anders dan haar collega's en leerlingen. Ze las alles waarop ze maar de hand kon leggen - romans en toneelstukken, biografieën en poëzie. Kranten, tijdschriften, dozen van ontbijtvlokken - alles. Haar vader las Business Week en Sports Illustrated. Zij kon urenlang tevreden zijn met zichzelf als enig gezelschap. Als ze de keus kreeg, was ze zelfs liever alleen. Anderen voelden zich ongelukkig als ze geen gevulde agenda hadden. Ze schreef zelf ook gedichten en droomde ervan dat ze misschien eens zouden worden uitgegeven.

Haar familie lachte toegeeflijk om dat gekrabbel van haar.

Toch hield ze van hen en zij van haar.

Soms beschouwde ze zichzelf als het lelijke jonge eendje uit het verhaal van Andersen. Hoe ze ook haar best deed om net zo te zijn als de anderen - ze had haar best gedaan, jarenlang - toch kon ze het niet. Uiteindelijk merkte ze dat ze gewoonweg maar moest doen of ze net zoals zij was. Dat maakte het leven eenvoudiger en het was niet moeilijk. Het enige dat ze moest doen was zo ongeveer tachtig procent van wat ze dacht en voelde voor zich houden.

Ze stopte tussen de twee grote stenen pilaren aan de voorkant van de honderd hectare grote boerderij Walnut Grove die al generaties lang het thuis van de familie Grant was. Rachel merkte dat ze zich al veel minder gespannen voelde. Het gebons in haar slapen was niet zo erg meer, gelukkig. Thuiskomen had altijd een kalmerende uitwerking op haar. Ze hield van het eeuwenoude grote huis waarin ze was opgegroeid. Ze hield van de lange oprit die pas tien jaar geleden geplaveid was en die zich tussen hoge eiken en esdoorns door slingerde. Ze hield van de bloeiende kornoeljesstruiken en judasbomen die in de lente het geheel een sprookjesachtig beeld gaven, ze hield van de perzikbomen die achter het huis stonden en vrucht droegen, en de nutebomen waaruit in de herfst harde groene ballen vielen op de oprit en in de tuin met noten erin die je 's winters kon oppeuzelen. Ze hield van de paar paarden die ze nog hadden en die het gras in de met een houten hek afgezette weiden achter het huis kort hielden met hun gegraas. Ze hield van de schuur die haar grootvader had gebouwd, samen met zijn schoonvader, en van alle drie vijvers, en van de bossen die het grootste deel van het terrein achter het huis bedekten. Ze hield van de ouderwetse koetspoort aan de zijkant van het huis waaronder ze meestal haar auto parkeerde. Ze hield van de zachte witte verf die hier en daar was afgebladderd en waaronder de rozerode stenen te zien waren waaruit het huis was opgebouwd, en de rode kleur van het zinken dak dat puntgevels vormde, zo'n twee en een halve verdieping hoog boven de grond. Ze hield van de brede veranda met de dikke witte zuilen aan de voorkant van het huis, en het stenen pad en terras dat naar de achterkant voerde. Met haar armen vol kruidenierswaren volgde ze dat pad en liet het beeld en de geuren en geluiden van de omgeving op zich inwerken en haar geïrriteerde zenuwen tot bedaren brengen. Zoals altijd was het weer heerlijk thuis te komen.

'Heb je die varkenskarbonaadjes kunnen krijgen? Je weet dat je vader die graag wilde hebben.' Elizabeth Grant, de moeder van Rachel, kwam haar bij de keukendeur tegemoet en haar stem klonk kribbig, zoals tegenwoordig zo vaak het geval was. Elizabeth was niet meer dan een meter vijftig lang en woog misschien nog geen vijfenveertig kilo; van haar had Rachel haar kleine slanke figuurtje geërfd. Verder vertoonden ze uiterlijk weinig gelijkenis. Het haar van Elizabeth was kort en krulde; eens was het zwart geweest en nu hielp ze de natuur een beetje. Haar huid was heel dun, olijfkleurig en gerimpeld door het leven in de zon, maar haar keurig aangebrachte make-up maakte veel goed. Ook al was ze alleen maar van plan thuis te blij ven, toch zag Elizabeth er altijd uitstekend verzorgd uit. Vandaag had ze een smaragdgroene linnen doorknoopjurk aan met smaakvolle gouden sieraden en bijpassende pumps. Eens was Elizabeth een schoonheid geweest en daar waren nog sporen van te zien. Rachel was zelf geen schoonheid en ze had altijd het gevoel dat ze haar moeder in dit opzicht had teleurgesteld. Haar kleur en trekken waren meer die van haar vader.

'Ja, moeder, ik heb ze.' Rachel gaf de kruidenierswaren aan Tilda die naast Elizabeth was komen staan om ze in ontvangst te nemen. Tilda zag er gezellig mollig uit in haar stretchbroek en modern te groot T-shirt dat ze rustig droeg ondanks haar tweeënvijftig jaar. Zolang Rachel het zich kon herinneren, was Tilda al de huishoudster van de Grants geweest. Zij en haar man J.D., die allerlei klusjes opknapte, waren bijna familieleden geworden, al gingen ze elke avond naar hun kleine houten huis in Perrytown terug.

'Ik had wel naar de winkel kunnen gaan, mevrouw Grant, als u me had gezegd dat u dingen nodig had,' zei Tilda enigszins verwijdend en bracht beide zakken naar het aanrecht. Rachel werd door haar als haar kind beschouwd, al had ze er zelf zes gehad, en ze wilde niet dat haar kinderen meer deden dan nodig was, zoals ze altijd zei. Zelfs niet als Rachels moeder haar dat vroeg.

'Je weet dat ik vandaag jouw hulp hier nodig had met Stan, samen met J.D., Tilda. Zoals hij nu is, ben ik niet sterk genoeg meer om iets met hem te beginnen.'

'Hij moet vandaag wel een goede dag hebben als hij om karbonaadjes heeft gevraagd.' Rachel pakte een banaan uit de zak die Tilda leegmaakte en pelde hem. Stan was haar vader op wie ze dol was en die nu al over de zeventig was, al kon je dat nauwelijks geloven. Hij leed aan Alzheimer en de ziekte had hem de afgelopen acht jaar grotendeels van zijn verstand beroofd en hem in een rolstoel doen belanden. Heel af en toe kwam hij een beetje bij uit de mist waarin hij leefde en dan herkende hij een van hen, en sprak soms ook weer wat.

'Dat is zo. Vanochtend herkende hij me zelfs. Hij vroeg waar Becky zich verstopt had. Hij is natuurlijk totaal vergeten dat ze getrouwd is en een paar dochtertjes heeft.' Elizabeth boog zich voorover om de grote braadpan uit de kast naast de oven te pakken.

Becky was Rachels jongste zusje die met haar man, Michael Hennessey, en hun drie dochtertjes in Louisville woonde. Ze leek precies op hun moeder, fysiek en ook qua persoonlijkheid. Rachel nam aan dat hun moeder daarom zo op haar gesteld was. Elizabeth begreep Becky helemaal. Becky was op school cheerleader geweest, toen bekroond als de mooiste op het schoolbal en ze was, net als Elizabeth, bijzonder in kleren en mannen geïnteresseerd. Rachel had altijd haar neus in de boeken gehad en liep rond met haar hoofd in de wolken, een droomstertje. Zo had Elizabeth haar genoemd en die benaming was niet bepaald als compliment bedoeld. Elizabeths voorkeur hinderde Rachel niet meer, maar in haar jeugd had ze zich er heimelijk, zonder er iets van te laten merken, erg door gekwetst gevoeld. Maar naarmate de zusjes ouder werden, werd zij haar vaders lieveling; ze ging met hem mee het stadje in wanneer hij ging vissen en deed haar best alles over de ijzerwarenhandel te leren om hem een plezier te doen. Het kon hém niet schelen dat ze geen schoonheid was, of dat ze nu en dan zo in haar boek opging dat ze vergat de pannen op het vuur in de gaten te houden en zo hun eten liet aanbranden. Die speciale band met haar vader was haar heel dierbaar geworden en daardoor deed de voorliefde van haar moeder voor Becky haar steeds minder pijn.

'Is die jongen van Harris aangekomen?' De stem van Elizabeth drukte afkeur uit terwijl ze het pakje met karbonaadjes opende dat Tilda op het aanrecht had gelegd. Rachel behandelde nu vrijwel alle dingen die met de zaak te maken hadden en ze had haar moeder niet geraadpleegd of ze Johnny Harris een baan zou aanbieden. Ze had het haar moeder pas gisteren verteld toen ze het niet langer kon verzwijgen. Zoals Rachel wel verwacht had, was Elizabeth geschokt door de terugkeer van Johnny naar Tylerville. En wat hem werk geven betrof, zei ze dat ze nog liever een baan aan de duivel zou aanbieden. Ze was hierover woedend op haar dochter. Rachel wist dat ze nu dagenlang als straf allerlei stekelige opmerkingen kon verwachten, zoals daarnet de mededeling dat haar vader naar Becky had gevraagd in plaats van naar haar.

'Ja, moeder, hij is terug.' Rachel nam een grote hap van de banaan, ontdekte dat ze hem eigenlijk toch niet lekker vond en gooide hem half opgegeten weg. 'Hij is ons erg dankbaar dat we hem een baan hebben aangeboden.' En dat was een van de ergste leugentjes die ze ooit verteld had.

Haar moeder snoof. 'Wij hebben hem geen baan aangeboden. Dat zou ik nooit gedaan hebben. Het is jouw zaak, juffertje, en jij zult de gevolgen onder ogen moeten zien. Let maar op, hij randt straks weer een meisje aan, of doet iets anders verschrikkelijks. Zo'n type is hij nu eenmaal.'

'Ik denk dat hij het best redt, moeder. Tilda, waar is vader?'

'Boven in de balzaal. J. D. heeft zo'n tape van Elvis voor hem op de kop getikt en daar zitten ze nu samen naar te luisteren.'

'Dank je, Tilda. Ik ga even naar boven, kijken hoe het met hem is. Roep me als u hulp nodig hebt, moeder.'

'Je weet best dat ik bij het koken geen hulp nodig heb.' Elizabeths kookkunst was haar trots en glorie. Rachels aanbod haar daarmee te helpen was dan ook meer eert reactie op de stekelige opmerking geweest dan iets anders.

'Dat weet ik, moeder.' Rachels stem klonk nu zachter en ze glimlachte tegen haar moeder voor ze de keuken uit liep, naar links ging en daar een smalle trap op klom. Haar omgang met Elizabeth had altijd bestaan uit evenveel irritatie als hartelijkheid, maar toch hield ze van haar moeder. Het lot dat Stan had getroffen, was ook zwaar voor Elizabeth. Want Elizabeth hield nog meer van haar man dan van Becky.

Nog voor ze de tweede etage bereikte, hoorde Rachel al de muziek van 'Hound Dog'. De balzaal was een grootse benaming voor een ruimte die in wezen een met glas afgedekte veranda was waar geslapen kon worden; hij nam ongeveer de helft van de oppervlakte van dit bovenste deel van het huis in beslag en er stonden geen meubels. De vloer was van hardhout waar geen oosterse tapijten op lagen om het geluid te dempen zoals in de kamers beneden. Hier werd elk geluid nog versterkt. Ondanks zichzelf- ze was nooit een groot fan van Elvis geweest - merkte Rachel dat ze toch half dansend door de gang boven liep. Stan was altijd dol geweest op Elvis en toen hij stierf, had hij gerouwd alsof een familielid was overleden.

De deur van de lift die ze hadden laten installeren voor de rolstoel van Stan, stond open toen ze die passeerde. Later zou de lift Stan en J.D. naar beneden brengen waar hij kwam eten. Daarna werd hij naar buiten gereden voor zijn dagelijkse wandeling. Als hij daarvan terugkwam ging hij weer met de lift naar de eerste etage, waar hij gebaad werd, zijn slaappil kreeg en naar bed gebracht werd. Dat was de dagelijkse routine. Als Rachel erover nadacht dat haar sterke vader tot zo'n eentonig leven was veroordeeld, kon ze wel huilen. Dus probeerde ze er niet over na te denken.

Net zoals ze verwacht had, zag Rachel haar vader in zijn rolstoel zitten, de ogen gesloten, en met zijn hoofd meeknikkend op de maat van de muziek. Luisteren naar liedjes van Elvis was een van de weinige pleziertjes die hem waren overgebleven. Zij bereikten hem, terwijl alle andere dingen aan hem voorbijgingen.

J.D. zat met gekruiste benen op de grond naast Stan. Zijn dikke buik hing over de band van zijn grijze werkbroek waarbij hij een lichter grijs overhemd aan had dat niet was dichtgeknoopt en waar je het witte hemd onder zag. Hij was donkerder van huid dan zijn vrouw, maar hij was ook vrolijker en had altijd een lach voor iedereen die met hem in aanraking kwam. Hij neuriede mee met de muziek en zijn knoestige vingers trommelden de maat op de glanzend geboende vloer. Rachel moest toch enig geluid hebben gemaakt, want hij keek grinnikend naar haar op. Rachel wuifde naar hem. Elke poging iets te zeggen was vergeefse moeite, gezien het alles overstemmende geluid van de muziek.

Ze liep naar haar vader en raakte even zijn hand aan.

'Dag, pappa.'

Hij deed zijn ogen niet open en leek niets te merken van haar aanwezigheid of van haar vingers die op de zijne rustten. Rachel hield ze daar even en nam ze toen met een zucht weg. Niet dat ze enige andere reactie verwacht had. Tegenwoordig moest ze er genoegen mee nemen te weten dat het hem aan niets ontbrak en dat hij goed verzorgd werd.

Het enige dat zij en anderen konden doen was voor zijn lichamelijk welzijn zorgen. Ze waren er tenminste in geslaagd hem thuis te houden. Zonder J.D., die de enige was die hem aankon wanneer hij moeilijk werd, en zonder Tilda's hulp, hadden ze hem in een verzorgingshuis moeten doen.

Rachel kromp ineen alleen bij het idee al, hoewel dr. Johnson, de dokter van Stan, hen wel had gewaarschuwd dat hij misschien toch nog opgenomen moest worden als de ziekte in de laatste fase kwam. Elizabeth kon daar zelfs niet aan denken zonder hysterisch in tranen uit te barsten. Ze waren al eenenveertig jaar getrouwd.

Stan was altijd een grote man geweest, omstreeks een meter negentig lang en hij woog toen zo'n honderd kilo. Fysiek was hij nog groot, maar het leek of hij door zijn ziekte gekrompen was. Of misschien kwam het doordat Rachel zijn omvang anders zag nu hij van haar afhankelijk was, in plaats van andersom. Hoe dan ook, ze voelde een vlaag van innige en beschermende liefde toen ze neerkeek op de paar zilveren haarlokken die nauwelijks zijn schedel bedekten. Ouder worden was nooit een plezierig vooruitzicht, maar deze ziekte, die de ziel wegnam vóór het lichaam, was iets verschrikkelijks.

'Ik blijf bij je zolang je me nodig hebt, pappa,' beloofde Rachel zichzelf en drukte zijn hand.

'Hound Dog' ging over in 'Love Me Tender' en bij de droevige melodie voelde Rachel tranen opkomen. Belachelijk. Het enige dat je met huilen bereikte was een verstopte neus. Ze knipperde haar tranen weg, klopte nog eens op haar vaders hand, wuifde weer naar J.D. en draaide zich om. Ze zou zich gaan verkleden voor ze naar beneden ging. Als moeder haar beroemde karbonaadjes maakte op haar zuidelijke manier, dan was dat een tijdrovende bezigheid. Rachel had tijd genoeg om haar gedachten wat te ordenen voor ze gingen eten.

Terwijl ze een blauw en groen geruite broek aantrok met een felgroene coltrui, hoorde ze vaag de muziek van 'Heartbreak Hotel'. Een paar witte sokjes en tennisschoenen completeerden haar toilet. Ze haalde een borstel door haar haren en dofte ze met de hand wat op. Daarna bekeek ze zich in de spiegel. Voor het eerst in lange tijd, merkte ze, zag ze zichzelf in plaats van alleen maar te controleren of haar haar en make-up in orde waren. Toen begreep ze waarom. Ze was niet in staat het beeld van Johnny Harris te verbannen en probeerde onbewust zich te zien zoals hij haar zag.

'Op school was ik volkomen verkikkerd op u. En dat ben ik nog.' Onwillekeurig schoten haar die woorden weer te binnen. Rachels vingers klemden zich om de haarborstel die ze nog in haar hand had. Dat had hij vast niet echt gemeend. Om een of andere reden die ze niet begreep, wilde hij haar van haar stuk brengen. Zij was zeker niet het soort vrouw waar gewone mannen stapelgek van werden. Dat was een van de redenen waarom ze zo onder de indruk was gekomen van Michael. De knappe, briljante Michael - die was verliefd op haar. Zelfs toen had ze het nauwelijks kunnen geloven.

Een steek van pijn maakte dat haar gezicht vertrok. Het was al weer zo lang geleden dat hij haar met een kus op de wang had opgegeven en een paar woorden die zeiden dat ze eigenlijk toch niet bij elkaar pasten, vond ze dat ook niet? Haar hart was gebroken, maar hij had niets gemerkt, of het had hem niets kunnen schelen. Ze dacht eigenlijk nooit meer aan Michael. Niet in verband met zichzelf. Hij was niet meer van haar. Hij was nu van Becky. Hij was de echtgenoot van Becky.

Haar gedachten gingen naar iets anders dat meer stof tot nadenken opleverde. Het idee dat zij iemand 'volkomen verkikkerd' had gemaakt, en dan nog wel Johnny Harris die al als tiener een stuk was geweest - zoals haar leerlingen dat noemden - dat was, nou ja, gewoon belachelijk.

Daarvoor was ze het type niet.

Ze was vierendertig, bijna vijfendertig, hoewel ze misschien jonger leek; dat wist ze zelf ook. Doordat ze altijd de zon had vermeden die haar niet bruin maar rood deed verbranden waarna ze vervelde, had ze nog steeds geen rimpels, behalve misschien een paar om de ogen. Ze had een slank figuur, maar dat was dan ook alles. Veel meisjes van dertien vertoonden rondingen waar zij wel eens jaloers op was. Haar best bewaarde geheim was dat zij kleren kon kopen in de jongensafdeling van Grumer, het plaatselijke warenhuis, en dat deed ze dan ook. Haar haar was gewoon zachtbruin en naar binnen krullend even over haar oren afgeknipt zodat het een gezicht omlijstte dat wel aardig was. Haar gezicht had regelmatige, fijne trekken en was ovaal van vorm maar ze was vrij kleurloos. Ze was in geen geval een schoonheid. Haar ogen waren groot en goedgevormd en werden beschaduwd door mooie donkere wimpers f maar de kleur was een gewoon bruin waar geen man door behekst zou worden. Ze had wel gehoord dat ze beschreven werd als een 'schatje'. Zelfs Rob, de man met wie ze de laatste twee jaar vrij geregeld uitging, had haar zo genoemd.

Rachel vond het vreselijk een 'schatje' te worden genoemd. Dat was een woord om kleuters en jonge hondjes te beschrijven, niet een volwassen vrouw. Zelfs al was de uitdrukking toepasselijk, dan vond ze deze beschrijving toch min of meer beledigend. Maar dat wist Rob natuurlijk niet, en ze had het ook niet tegen hem gezegd. Hij was een aardige man en hij had het alleen als een compliment bedoeld. Hij had een goed inkomen - hij was apotheker en had een eigen zaak - en goede manieren, en hij zag er redelijk aantrekkelijk uit. Hij zou vast een goede vader zijn, en ze begon naar kinderen te verlangen.

Het werd tijd dat ze ging trouwen. Helaas had het feit dat Michael haar in de steek had gelaten iets ongrijpbaars definitief in haar stukgemaakt, maar ja, zo was het leven. Ze maakte zichzelf niet wijs dat zij de enige vrouw was die door een man in de steek was gelaten. En haar destijds gebroken hart was allang weer geheeld. Ze verlangde nooit meer naar Michael. Bij het verstrijken der jaren had ze de wijsheid en vastbeslotenheid gekregen die nodig waren om van een huwelijk een succes te maken. Als ze nog aarzelde omdat ze zich de hevige opwinding van haar passie voor Michael herinnerde en nu ontdekte dat die in haar verhouding met Rob ontbrak, dan hoefde ze zichzelf er alleen maar aan te herinneren dat ze niet meer het onschuldige en naïeve meisje was dat met haar hele hart had liefgehad en een onbegrensd vertrouwen in de toekomst had gehad. Ze was volwassen geworden en daarmee wijzer.

'Rachel! Rachel, kom direct naar beneden!'

Het was zo ongewoon dat haar moeder op die manier naar boven riep, dat Rachel onmiddellijk wakker werd uit haar overpeinzingen. Ze wendde zich van de spiegel af, deed de deur open en haastte zich naar de keuken. Elizabeth stond onder aan de trap met een grote vleesvork in haar ene hand geklemd. Aan de uitdrukking op haar gezicht zag Rachel dat ze ontsteld was.

'Er was een telefoontje voor je,' zei ze nog voor Rachel kon vragen wat er aan de hand was. 'Van Ben in de winkel. Hij zei dat je meteen moest komen. De politie is er al. Er zijn moeilijkheden met Johnny Harris.'