Hoofdstuk 51
Het was een uur of vier toen Johnny Rachel en haar moeder in haar auto terugbracht naar het ziekenhuis, en hij was doodop. Rachel had hem uitgeput. Hij grinnikte even als hij eraan dacht hoe onwaarschijnlijk hem dat vroeger zou hebben geleken. Zij had ditmaal het heft in handen genomen en hij had ervan genoten. En nu leek het of zij zich beter voelde dan ooit terwijl hij de indruk had dat hij duchtig met een honkbalslaghout bewerkt was. Spieren waarvan hij zelfs het bestaan niet had vermoed, deden hem pijn. Hij had behoefte aan een warme douche, schone kleren en iets te eten. Hij zou Rachel veilig en wel in haar vaders kamer afleveren en dan snel even naar zijn flat gaan. Binnen het uur kon hij terug zijn en het was pas om een uur of zes donker. In die ziekenhuiskamer met haar moeder en zuster en allerlei doktoren en verpleegsters in de buurt, was ze veilig. Tenslotte was het nog licht. De afgelopen week was hij dag en nacht bij haar geweest. Nu kon hij haar wel even een uurtje alleen laten.
Rachel vond het prima dat hij wegging. Ze boog zich nog even door het openstaande raampje van het portier om hem een kus te geven terwijl haar moeder alvast naar de ingang van het ziekenhuis liep.
'En niet met vreemden praten, hè?' Het was maar ten dele een grapje, maar zij reageerde met een lachje terwijl ze rechtop ging staan.
"k Zal het niet doen, goed?' Ze streek even over zijn neus en draaide zich om om haar moeder te volgen, het ziekenhuis in. Johnny was op een verboden plek gestopt: waar patiënten konden worden afgehaald, en keek haar na. Ze droeg een eenvoudige rok en blouse van blauwgroene zijde met een met zilver bezette leren ceintuur om haar middel en zilveren oorringen. Ze draaide elegant met haar billen terwijl ze op niet al te hoge hakken wegliep. Johnny nam haar nog eens goedkeurend op. Hij hoefde alleen maar naar haar te kijken zoals ze daar wegdeinde en hij kreeg het alweer te kwaad.
Op weg naar zijn flat spatten er een paar dikke regendruppels op zijn voorruit. Johnny zette de ruitenwissers aan en tuurde even omhoog naar de hemel. Het had in weken niet meer geregend, maar dat ging nu veranderen, als je naar de wolken keek die van het oosten af kwamen aandrijven. Goed - ze hadden regen nodig.
Hij parkeerde de auto achter de ijzerhandel, ging de buitentrap op naar zijn flat zodat hij niets te vrezen had van lieden in de winkel die hem voor rotte vis wilden uitmaken, haalde zijn post bij de deur en ging naar binnen. Wolf begroette hem zo uitbundig dat hij Johnny bijna ondersteboven gooide.
'Ik heb jou ook gemist, hoor,' zei hij tegen het dolblije dier en wreef eens even tussen zijn oren. Hij keek even bezorgd omhoog, maar vond dat het het beste was Wolf nu snel uit te laten voordat het begon te gieten. Terwijl hij met Wolf over het gras liep, spatten er nog meer druppels op het asfalt uit elkaar.
Tegen de tijd dat Johnny met Wolf bij zijn flat terugkwam, zaten er grote natte plekken op zijn overhemd en spijkerbroek. Als de grootte van de druppels een aanwijzing was, dan stond hun wat te wachten.
Weer terug kleedde hij zich snel uit en sprong onder de douche. Toen hij zich schoon voelde, kwam hij eronder vandaan en veegde zich droog waarna hij schone kleren aantrok. De temperatuur was een heel eind gedaald sinds zijn idylle met Rachel die middag en hij pakte dus een denim hemd met lange mouwen en begon het dicht te knopen. Onderhand bekeek hij even de post die op de tafel lag. In hoofdzaak rommel, en een paar rekeningen. Er was ook een grote geelbruine envelop die hem vanuit de gevangenis was nagestuurd. Toen hij de naam van de plaats bovenaan links op de envelop gestempeld zag, kreeg hij koude rillingen.
Maar dat lag nu allemaal achter hem, en hij was van plan er zo min mogelijk meer aan te denken. De blaam zou uit zijn strafblad verwijderd worden, en hij wilde de herinnering eraan uit zijn geheugen verwijderen. Die jaren behoorden aan een andere Johnny Harris. Rachel en haar liefde, en de belofte van een nieuw leven samen, hadden een andere man van hem gemaakt.
Als hij alleen maar aan Rachel dacht, werd hij al zachter gestemd. Hij ademde eens flink om zijn spanning kwijt te raken en concentreerde zich op de goede dingen in zijn huidige leven. In de allereerste plaats was dat Rachel. Hij zou zijn leren jasje meenemen naar het ziekenhuis als hij haar ging halen; dan kon ze dat dragen als ze vanavond daarvandaan kwam. Dat blauwgroene zijden jasje was erg mooi, maar hij twijfelde eraan of dat wel warm genoeg was.
Om geen enkele andere reden dan dat hij die ellendige envelop zo gauw mogelijk wilde weggooien, ritste hij de mededeling van de gevangenis open. Zijn maag kromp ineen terwijl hij dit deed - wat verwachtte hij eigenlijk: een oproep om terug te komen? Maar in de envelop zat alleen post voor hem die na zijn vertrek nog was gekomen. Die correspondentievriendinnen van hem wisten niet dat hij vrij was. Hoe lang zouden ze nog blijven schrijven, vroeg hij zich af.
Zijn trouwste correspondente had ook weer geschreven, zag Johnny toen hij de zes a zeven brieven op de tafel neergooide. Ze gebruikte altijd paarse inkt op roze briefpapier. De parfum die ze had, was zwaar en Johnny trok vol afschuw zijn neus op toen de geur weer tot hem doordrong. Hij herinnerde zich niet dat die brieven zo zwaar geparfumeerd waren geweest toen hij ze in de gevangenis had gelezen. Misschien kwam het doordat ze nu in die geelbruine envelop hadden gezeten.
De geur bleef hem hinderen terwijl hij met zijn duimnagel de envelop opende en even keek wat ze te zeggen had. Beleefdheidshalve moest hij haar eigenlijk zeggen dat het verspilde tijd was hem nog verdere liefdesbrieven te schrijven, maar hij wist nu al dat hij het toch niet zou doen. Hij wilde die gevangenisbrieven nooit meer zien. Die brachten hem herinneringen die hem boos maakten. Hij zou dit ongeopend weggooien, evenals de rest van die ongevraagde post, en zijn leven verder op zijn manier voortzetten.
. Terwijl hij nogal ongeïnteresseerd, meer uit gewoonte dan uit belangstelling, de brief doorkeek, vroeg hij zich af wat voor soort vrouw verliefd werd op een vreemde, en dat nog wel op een moordenaar die in de gevangenis zat en die nooit antwoordde. Gedurende de tien jaar dat hij gezeten had, had deze vrouw hem elke week geschreven, en van het begin af aan had ze zo intiem gedaan dat hij het gewoon belachelijk vond. Verdomme, hij wist niet eens hoe ze heette, want ze ondertekende haar romantische ontboezemingen nooit anders dan met 'eeuwig de jouwe'. Ze sprak hem nooit bij zijn naam aan. Haar brieven begonnen altijd met 'Mijn liefste'. Naar haar toon te oordelen beschouwde ze hen beiden blijkbaar als man en vrouw.
Eng. Johnny trok een vies gezicht en smeet de brief weer op het stapeltje. Toen liep hij naar de keuken om zijn handen te wassen om die doordringende lucht kwijt te raken, pakte zijn jasje en liep de deur uit.
Hij was halverwege de trap en haastte zich omdat het nu flink regende, toen hij plotseling een idee kreeg waardoor hij stokstijf bleef staan. Hij had dat parfum eerder geroken en niet alleen op die brieven. Nog kort geleden. Nadat hij naar Tylerville was teruggekomen. Bij een vrouw. Hij wist het evengoed als dat nu de regen op zijn hoofd viel, maar hij kon onmogelijk een gezicht bij de herinnering aan die geur produceren.
Wheatley had hem gevraagd of hij nog vroegere vriendinnen hier in de buurt had en hij had gezegd dat dit - voor zover hij wist - niet het geval was. Maar Johnny's hersens werkten op topsnelheid en plotseling kwam er een afschuwelijke mogelijkheid bij hem op.
Degene die die dwaze brieven naar de gevangenis had gestuurd zou best hier in Tylerville kunnen wonen. Misschien was ze hier steeds geweest. Misschien had zij - niet hij, maar zij - Glenda en Marybeth vermoord. Omdat ze dacht dat zij verliefd op hem was.
Wie het ook was, hij was sedert hij uit de gevangenis was vrijgelaten verschillende keren in haar gezelschap geweest. De herinnering aan die geur liet hem niet los en hij probeerde zich te herinneren wanneer hij die precies had geroken. Maar afschuwelijk genoeg wist hij het niet. Het kon vrijwel iedereen geweest zijn, vrijwel elke vrouw in het stadje. Een winkelbediende. Een van de klanten die hij in de ijzerwinkel had geholpen. Een van de kennissen van de familie Grant.
Misschien kon worden nagegaan wie die brieven had geschreven. Johnny draaide zich meteen om, holde de trap op, zocht zijn sleutel en stak die in het slot en had eindelijk de deur open. Hij liet hem op een kier staan, holde naar de tafel en pakte de brief met bijbehorende envelop op.
De afzender was een postbus in Louisville. Dat moest te controleren zijn.
Met de brief in de hand liep Johnny naar de telefoon. Hij nam de hoorn op, draaide het nummer en toen een verveelde vrouwenstem aan het andere eind antwoordde, zei hij: 'Geef me commissaris Wheatley.'