Hoofdstuk 29
Beter. De bespieder voelde zich beter, bijna gezuiverd, nu er recht was geschied. Er was overal bloed, en hij dronk de bekende geur met groeiend genot in, wreef in zijn rood besmeurde handen, genietend van de warme, natte glibberigheid van het levensvocht. Net als die andere vrouw, van elf jaar geleden, had ze het verdiend te sterven. De bespieder keek omlaag naar de vrouw op de grond en verlustigde zich in het schouwspel zoals ze daar roerloos lag, met kapotgesneden vlees en badend in het bloed. Nu zweeg ze en verzette zich niet meer. Hij had geen medelijden met haar.
De bespieder bukte langzaam om de donkerrode rozen op te rapen die zijn eerbetoon aan de vertrekkende ziel zouden zijn. Met snelle bewegingen, de handen nog vol bloed, strooide hij fluweelzachte bloemblaadjes over het nog warme lichaam.
Camelia's voor de eerste die nog jong was geweest, maar niet onschuldig. Rozen die al wat verwelkt waren voor deze.
Hoe toepasselijk, dacht de bespieder, en beëindigde zijn taak voordat hij in de duistere nacht verdween.