Hoofdstuk 52

'Rachel!'

Rachel was op weg naar de liften toen ze haar naam hoorde roepen. Ze keek om en zag Kay uit de glazen deur achter haar komen. Ze lachte tegen haar, wuifde en bleef staan wachten totdat haar vriendin haar had ingehaald.

Kay lachte niet terug. Toen ze dichterbij kwam en Rachel de uitdrukking op haar gezicht zag, schrok ze even.

'Is er iets aan de hand?' vroeg ze scherp.

'O, Rachel, ik vind het vreselijk het je te moeten zeggen.' Kay keek verdrietig. 'Er zijn moeilijkheden geweest. Johnny- Johnny is gearresteerd.'

'Gearresteerd? Waarom?"

'Het spijt me zo, Rachel. Ze hebben blijkbaar nieuwe bewijzen gevonden dat hij toch die vrouwen vermoord heeft.'

'Maar - maar hij ging net weg, naar zijn flat.'

'Ze hebben hem op de hoek aangehouden, geboeid en hem naar de gevangenis gebracht. Ik reed er net voorbij en zag het allemaal.'

'Dat kan niet!'

'Het spijt me werkelijk, Rachel. Maar je weet nooit. Misschien hebben ze zich vergist. Ik weet dat jij denkt dat hij onschuldig is. Misschien is dat ook zo.'

'Ik moet onmiddellijk naar hem toe. O, nee, ik heb geen auto. Johnny had de mijne.Ik vind het vreselijk het je te moeten vragen, maar...'

Kay glimlachte en legde een hand op Rachels arm. 'Doe niet zo dwaas! Waarvoor heb je anders vrienden? Ik rijd je er graag heen. Ga maar mee.'

Rachel merkte zelfs niet dat de eerste regendruppels die Tylerville in een maand had gezien, op haar neervielen terwijl ze achter Kay de deur uit snelde.

Rachel trok haar veiligheidsriem vast terwijl Kay haar beige Ford Escort het parkeerterrein af reed. Er kwam wind opzetten en de hemel was het laatste uur donkerder geworden; er was onweer op til en de regen erbij was hard nodig. Het gezwiep van de ruitenwissers en het getik van grote regendruppels tegen de voorruit vormden een kalmerend achtergrondgeluid bij het gesprek in de auto. Op de achterbank lag een geurende bos roze anjers. Rachel nam aan dat Kay die nog ergens moest bezorgen nadat ze haar had afgezet.

'Ze hebben zich vergist,' zei Rachel ongeduldig. 'Johnny heeft geen van die beide vrouwen vermoord! Dat heb ik steeds weer tegen commissaris Wheatley gezegd, ook nadat Glenda Watkins was gedood.'

'Ik geloof je,' zei Kay en keek Rachel even van opzij aan.

'Ik dacht dat de commissaris dat ook deed. Ik kan me niet voorstellen dat hij denkt dat ik om zo iets zou liegen - zelfs om Johnny te beschermen! Dat zou ik nooit doen. En dat doe ik ook niet.'

'Ik heb nooit gedacht dat Johnny dat eerste meisje heeft vermoord. En ik weet zeker dat hij ook die vrouw niet heeft gedood.'

'Dan ben jij een van de weinigen...' Rachels stem stierf weg toen ze voor het eerst zag welke richting ze op reden. 'Kay, waar ga je heen? Je rijdt zo de stad uit.'

'Dat weet ik.'

'Maar het politiebureau is vlak bij het ziekenhuis! Je moet omkeren.'

'Dat kan ik niet niet doen,' zei Kay op een vreemde verontschuldigende toon die maakte dat Rachel haar eens aankeek, werkelijk aankeek, voor het eerst sinds ze haar in de hal van het ziekenhuis had ontmoet. Kay was nonchalant maar aantrekkelijk gekleed in een kakibroek en bijbehorende trui, en haar enige make-up bestond uit wat lippenstift en mascara. Maar de totale uitwerking was dat ze er anders uitzag. Griezelig anders, bijna als een ander mens.

Er ging een vage verontruste trilling door Rachel heen.

'Voel je je wel goed?' Rachels stem klonk bezorgd.

'Het hangt ervan af wat je bedoelt met goed.' Kay klonk bijna verdrietig toen ze naar Rachel keek. 'Geloof je in reïncarnatie?'

'Wat?' Kay's vraag kwam zo onverwacht dat Rachel er even niets van begreep.

'Nee, dat doe ik niet. Waarom?'

'Ik wel. Ik ben al jaren geleden in dat onderwerp geïnteresseerd geraakt. Toen ik nog op de middelbare school was.'

'Je mag geloven wat je wilt, net als iedereen. Daarom noemen ze Amerika het land van de vrijheid.' Rachel werd ongeduldig om de wending die het gesprek had genomen. 'Kay, zou je willen omkeren en me naar het politiebureau brengen? Zo niet, stop dan hier even langs de kant van de weg en dan loop ik wel terug.'

Kay glimlachte spijtig. 'Je begrijpt het nog steeds niet, hè, Rachel?'

'Wat begrijp ik niet?'

'Johnny is niet werkelijk gearresteerd, domoor.'

'Waarom zei je dat dan?' Dit werd steeds merkwaardiger. Rachel keek Kay nog eens taxerend aan. Had ze gedronken? Gebruikte ze drugs? Wat er ook mis met haar was, het begon Rachel nu echt te verontrusten.

'Om te zorgen dat je met me meeging.'

'Waarom wil je dat ik met je meega?'

'Wist je dat mijn grootvader in de jaren dertig lid van de gemeenteraad was? Toen ze het lijk van die vrouw in de grafkelder vonden? Er lag daar ook een dagboek - het dagboek van haar moordenaar. Mijn grootvader heeft dat gehouden - daardoor leek het alsof het was verdwenen - en ik heb het voor het eerst gelezen toen ik een jaar of tien was. Het fascineerde me, en ik heb het ettelijke keren opnieuw gelezen. Daarna begon ik te dromen over wat ik gelezen had - levendige dromen, zo levendig alsof ik haar was, haar leven leefde. Ik was echt bang - totdat ik over reïncarnatie las. In die tijd begon ik te beseffen dat we allemaal steeds opnieuw geboren worden. Mijn dromen waren zo werkelijk omdat ik eens die vrouw ben geweest. Ik had alles beleefd wat zij had beleefd.'

'Kay, neem me niet kwalijk, maar wat heeft dat in 's hemelsnaam met Johnny te maken?' Rachel was nu zo ongeduldig dat ze zich moest beheersen om niet tegen tegen haar vriendin te schreeuwen.

'O, Rachel, het spijt me zo,' zei Kay met een vage wegstervende stem. Haar handen sloten zich steviger om het stuurwiel, ze verstijfde en Rachel had opeens de afschuwelijke indruk dat de vrouw die ze nu zag niet dezelfde vrouw was die er daarnet nog had gezeten.

'Weet je wie je bent?' vroeg Kay haar en keek Rachel aan. Haar stem klonk lager dan normaal, en zwaarder. Haar pupillen waren zo verwijd dat haar ogen een en al iris leken, met slechts een klein blauw randje eromheen.

'Kay...'

'Nee,' zei Kay glimlachend. 'Ik ben niet Kay. Ik heet Sylvia. Sylvia Baumgardner.'

Er lag zo'n wereld van woede en dreiging in die glimlach en in de ogen toen ze Rachel weer aankeken, dat haar koude rillingen over de rug liepen. Was Kay gek geworden?

'Blijf hier staan, wil je? Ik wil eruit.'

Het was moeilijk de toon van gezag te produceren waarmee Rachel talloze klassen in bedwang had gehouden, maar ze slaagde er toch in. Wat Kay ook mankeerde, ze was plotseling angstaanjagend. Rachel was niet van plan daar te blijven zitten en toe te kijken terwijl haar vriendin de greep op de werkelijkheid kwijtraakte, en hoe. Ze wilde die auto uit.

Kay lachte. 'Je hebt er geen idee van, hè, arm, stom, zielig wezen dat je bent? Jij bent Ann Smythe, de organiste. De lieve Ann. Je bent zo keurig, hè, meisje? Altijd goed verzorgd en gedwee. Niemand zou ooit raden dat jij een hoer was, hè? Niemand, maar ik wel. Ik wist het, zie je. En ik ken hem zo goed. Ik wist het zodra je begon hem in te spinnen, en zodra hij reageerde. Ik wist het onmiddellijk toen hij zijn huwelijksbelofte tegenover mij met jou schond. Hij was van mij. Hij is van mij.'

Rachel sperde haar ogen wijd open terwijl ze naar deze met horten en stoten geuite woorden luisterde. Kay was bijna griezelig. Ze zag er anders uit, en ze klonk heel anders dan normaal. Zou ze een gespleten persoonlijkheid hebben? Bij die mogelijkheid kwam er een zekere vrees bij Rachel boven. Ze maakte haar veiligheidsriem los, maar hield hem met haar arm op zijn plaats, en haar vingers gingen onopgemerkt naar de knop van de deur. Als het moest, sprong ze eruit. Ze zou alles doen om maar uit de auto te komen.

'Haha. Het portier is op slot,' zei Kay en hief dreigend haar vinger tegen Rachel op toen zij aan de knop trok en die niet meegaf. Kay had haar ogen wijd open, maar Rachel had de indruk dat ze niet werkelijk keken. Ze voelde dat iets - niet Kay, maar iets - door die ogen naar haar keek, zoals een of ander wezen uit een hol iemand beloert.

'Kay. Doe niet zo dwaas.' Rachel hield haar stem rustig en effen. Haar gezond verstand zei haar dat Kay haar niet eeuwig in die auto gevangen kon houden. Rachel moest alleen maar kalm blijven en alles kwam in orde. Wat ze daar voor zich zag gebeuren was afschuwelijk, dat was waar, maar het was vermoedelijk een soort zenuwinstorting. Misschien had Kay de laatste tijd onder grote druk geleefd. Rachel schaamde zich te moeten bekennen dat ze zo in haar eigen zorgen was opgegaan dat ze het niet wist.

'Je wilt gezond verstand horen spreken?' Kay glimlachte onheilspellend. 'Je wilt begrijpen wat er aan de hand is, Rachel? Dat zou je Ann kunnen vragen - maar je kent Ann niet eens, hè? Dat wil zeggen, niet bewust. Dus dan vertel ik het je maar. Jij - als Ann - hebt mijn echtgenoot gestolen. Hem overgehaald tot overspel. Met hem heb je gezondigd. Jij en hij dachten beiden dat ik het niet wist. Maar ik wist het wel. O ja, en ik heb er een eind aan gemaakt. Toen. Maar hij is te zwak, weet je, op dat punt is hij zwak. Hij is gek op vrouwen. Ik heb hem een dodelijke angst bijgebracht toen hij ontdekte wat ik jou had aangedaan, en daarna is hij nooit meer in de verleiding gekomen vreemd te gaan. Niet in dat leven. Maar toen ik hem weer terugvond, was hij weer net als vroeger bezig. Hij ging met goedkope meiden naar bed en nam geen notitie van de goede vrouw die zijn lot was. Omdat ik zo gewoon was, zie je. En jij was mooi. Al zijn vrouwen waren mooi.'

'Je bent heel aantrekkelijk, Kay,' zei Rachel, niet op haar gemak.

Kay keek haar even met een blik zo vol haat aan dat Rachel terugschrok. 'Ik dacht dat zij jou waren, weet je. Maar dat was niet zo. Je hebt je verstopt, hè? En een plannetje bedacht om hem voor jezelf in te spinnen. Maar ik heb je eindelijk gevonden.'

Rachel keek in de bijna helemaal zwarte ogen en zag er een werkelijke en verschrikkelijke dreiging in. Om een of andere reden geloofde Kay absoluut wat ze daar zei. Rachel vocht tegen een plotseling opkomende vlaag van paniek. Ze moest ten koste van alles kalm blijven.

'Kay, je voelt je niet goed. Waarom draaien we niet om, dan gaan we naar het ziekenhuis om hulp te vragen. Toe, Kay, laten we dat doen.' Ondanks al haar goede voornemens trilde Rachels stem. Haar instinct zei haar heel duidelijk dat ze in gevaar verkeerde, maar haar verstand weigerde nog steeds te aanvaarden dat deze vrouw die haar hele leven een vriendin van haar was geweest, nu een bedreiging voor haar kon vormen. De gedachte die maar steeds door haar heen ging was: 'Dit kan niet gebeuren. Dit kan mij niet overkomen.'

'Ik ben Kay niet. Ik ben Sylvia Baumgardner, de vrouw van dominee Thomas Baumgardner, de dominee van deze kerk. Jij kent Thomas als die lieve Johnny van je.' Bij die laatste woorden klonk Kay's stem op een afschuwelijke manier spottend. De auto ging langzamer rijden, want ze sloegen een zijweg in en Kay wees naar het raampje terwijl ze sprak. Rachel durfde nauwelijks naar iets anders dan naar Kay te kijken en zag nu dat ze niet ver van Walnut Grove waren. Het smalle ongeplaveide weggetje dat ze waren op gereden, voerde naar de oude baptistenkerk. Terwijl Rachel nog naar het kleine gebouw staarde, werd haar opeens duidelijk wat Kay van plan was.

Evenals iedereen in Tylerville was Kay opgegroeid met het verhaal over de dominee die zijn vrouw met de organiste had bedrogen, en de vreselijke wraak van de vrouw. Op de een of andere manier dacht Kay nu dat zij de bedrogen echtgenote was en had Rachel de rol van organiste toebedacht.

Rachel werd koud als ze bedacht wat dat allemaal inhield.