55
Het was zaterdagmiddag. Mia was in de schuur met klanten bezig en Jeff was rusteloos en had behoefte aan frisse lucht. Hij had gisteravond te veel whisky gedronken en voelde zich daardoor nu nog steeds beneveld, dus trok hij zijn jas aan om te gaan wandelen.
Het was een deprimerende, vochtig-kille herfstdag en het duurde niet lang voordat de kou tot diep in zijn binnenste was doorgedrongen en hij weer op weg ging naar huis. Hij was bijna terug bij Medlar House toen hij besloot even naar het kerkhof te gaan en bij Daisy’s graf te gaan kijken. Hij was er al een poosje niet geweest, maar vandaag had hij het gevoel dat hij ernaartoe werd getrokken. Aan haar graf dacht hij na over de oorzaak van zijn kater. Hij was gisteravond dronken geworden – kwaad dronken – toen Mia hem had gevraagd of hij dacht dat het zou helpen als ze samen naar een rouwbegeleider gingen; kennelijk had Muriel haar op dat idee gebracht. Hij had haar botweg gezegd dat dat wel het laatste was wat hij ooit zou doen en had de fles whisky gepakt en mee naar boven genomen.
Waarom zou hij verdomme naar zo iemand toe gaan? Zijn enige ervaring met een counselor was toen Daisy destijds ziek was. Die man had hem toen een aantal buitengewoon beledigende en gemene beschuldigingen naar het hoofd geslingerd. Het ergste wat hij had gezegd – het allerergste waarvan je een vader kon beschuldigen en waar hij nauwelijks aan wilde terugdenken – was dat hij op een ongezonde manier van Daisy had gehouden, dat zijn liefde voor haar een obsessieve liefde was, die haar belemmerde!
Hij verdrong de afschuwelijke herinnering aan de keer dat hij in die kamer zat en die gemene beschuldiging te horen kreeg. Hij was woedend naar buiten gestormd en nooit meer teruggegaan. En hij had er nooit een woord over gezegd tegen Mia of wie dan ook. Als hij de woorden hardop had uitgesproken, al was het maar om ze te ontkennen, zou dat ze geloofwaardig hebben gemaakt, en dat wilde hij van zijn lang zal ze leven niet. Hij was ten onrechte voor monster uitgemaakt. Hij was gewoon een vader die van zijn dochter hield. Niet meer en niet minder.
Nog steeds kwaad om de herinnering sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht. Toen kreeg hij het gevoel dat zijn gedachten het graf van zijn dochter zouden onteren als hij hier nog langer bleef staan, en hij vluchtte weg. In het kerkhofportaal bleef hij staan om op adem te komen. Met een van pijn verkrampte borstkas ademde hij diep in. Hij rook de vage geur van vuur ergens in de verte en hij hoorde stemmen aan de andere kant van het kerkhofportaal. Hij herkende een van de stemmen; het was die van Bev, hun poetsvrouw. Hij spitste zijn oren toen hij zijn eigen naam hoorde, en die van Mia. Nieuwsgierig bleef hij uit het zicht en hield hij zijn adem in.
‘Ik zweer je dat het waar is. Wendy heeft ze in Olney gezien. Samen. Ze hielden open en bloot elkaars hand vast.’
‘Hoelang denk je dat het al gaande is?’
‘Wie weet? Ze zijn kennelijk heel voorzichtig.’
‘Niet voorzichtig genoeg als ze voor iedereen zichtbaar in Olney aan een tafeltje zitten. Maar zoals mijn moeder vroeger al zei; er is altijd wel iemand die je ziet als je niets goeds in de zin hebt.’
‘Dat is waar. Het bewijst maar weer dat niemand is wat hij lijkt. Ik heb medelijden met Jeff. Zijn dochter dood en dan zijn vrouw die zoiets doet. Nu weten we meteen de echte reden waarom ze apart slapen.’
Er reed een auto voorbij en het lawaai overstemde wat de vrouwen daarna zeiden, maar toen hoorde Jeff: ‘Hij is natuurlijk ook wel een knappe man, vind je niet? Ik bedoel maar, zou jij nee zeggen als hij je in zijn bed probeerde te lokken?’
Hij hoorde een korte, rauwe lach.
‘Wat denk je? Hé, misschien moeten we ons opgeven voor pianoles. Owen Fletcher mag míjn toetsen bespelen wanneer hij maar wil.’
Er volgde nog meer gelach en toen namen de twee vrouwen afscheid van elkaar.
Jeff keek voorzichtig om de hoek van het portaal en hij zag Bev omdraaien om de hoofdstraat in te lopen. De andere vrouw stak de straat over en liep de andere kant op.
Met wild bonkend hart bleef hij staan. Nu begreep hij waarom hij Owen Fletcher niet mocht. Het was een instinctief, aangeboren besef dat die man voor problemen zou zorgen, dat hij het soort man was dat misbruik zou maken van een kwetsbare, rouwende vrouw.
Woede laaide in Jeff op en raasde met explosieve kracht door hem heen bij de gedachte aan Mia die met Owen Fletcher in bed lag. Hij hapte naar adem, begon toen te hoesten en kokhalzen en bereikte net op tijd de stenen muur, waar hij in het hoge gras overgaf.
Naderhand veegde hij met zijn handrug langs zijn mond en hij huiverde, zowel om het smerige braaksel in het gras aan zijn voeten als om Mia’s ontrouw. Hoe had ze dat kunnen doen? En nog wel met Owen Fletcher?
Tandenknarsend verliet hij het kerkhof en stapte hij het trottoir op. Hij keek naar Medlar House, links van hem. Zijn kaakspieren waren strakgespannen. Hij wist precies wat hij nu zou gaan doen.
Owen was boven in zijn slaapkamer behang van de muur aan het trekken. Hoe lelijk hij het zwart met paarse motief ook vond van het behang dat de vorige eigenaren hadden aangebracht – te zeer in boudoirstijl naar zijn smaak – hij vroeg zich af waarom hij de moeite zou nemen het te verwijderen. Als hij toch niet hier bleef, waarom dan tijd en energie verspillen aan zo’n nutteloze inspanning?
De reden was dat hij het huis eigenlijk helemaal niet wilde verkopen en niet wilde verhuizen. Hij wilde blijven. Hij had het hier naar zijn zin. Hij hield van zijn plek in het dorp; het voelde goed aan. Belangrijker nog, opgeven lag niet in zijn aard; hij bracht dingen liever tot een goed einde.
Hij trok aan een stukje behang en er kwam gelukkig een lange strook los.
Om hier met plezier te blijven wonen, zoals hij had gewild, hoefde hij zich alleen maar tevreden te stellen met het idee dat Mia slechts een vriendin zou zijn. Dat kon toch niet al te moeilijk zijn als hij daardoor kon vasthouden aan zijn droom?
Hij raapte het losgetrokken behang op en stopte het in een vuilniszak, liep toen naar het open raam en keek over de tuin uit. Hij zag plotseling zichzelf als jongen voor zich, die naar de libellen keek die laag over het water scheerden, naar de muziek luisterde die uit het huis kwam en bedacht dat hij later als hij groot was, en rijk genoeg om te kunnen kopen wat hij wilde, hier zou gaan wonen. Zijn jeugddroom was geweest om zijn moeder mee naar hier te nemen, om haar het leven te geven dat ze naar zijn mening verdiende. Het was niet precies zo gelopen, maar het leven verliep natuurlijk maar zelden zoals je had verwacht.
De dag waarop hij had besloten tegen zijn vader in opstand te komen was ook niet geëindigd zoals hij had verwacht. Hij had het uitgebreid gepland en in gedachten telkens weer doorgenomen en was er helemaal op voorbereid geweest.
Hij was er alleen niet op voorbereid hoe sadistisch en verknipt Ron Fletcher precies was. Er waren diverse dagen verstreken sinds zijn vader de waarheid uit zijn vrouw had geslagen over waar ze waren geweest op de dag dat hij zo vroeg van zijn werk thuis was gekomen en het huis leeg had aangetroffen. Er was verder niet meer over gesproken, maar toen Owen twee dagen later voor zijn gebruikelijke pianoles-na-schooltijd bij The Hidden Cottage aankwam, trof hij daar tot zijn ongenoegen zijn vader aan. Lillian was nergens te zien, maar Gretchen stond bij de open deur. Haar gezicht was altijd onleesbaar, omdat het zo misvormd was, maar Owen zag de ongerustheid in haar ogen.
‘Aha, daar is de jongen zelf,’ zei zijn vader met zijn sarcastische stem toen Owen dichterbij kwam. ‘Nu weet ik alles over het grote geheim dat je voor me verborgen hebt gehouden,’ zei hij, en hij pakte Owen bij diens arm. ‘En wat had ik gezegd over liegen? Leugenaars worden altijd betrapt, net zoals jij nu betrapt bent, Owen. Wat heb je daarop te zeggen?’
‘Ik heb niet gelogen,’ wist Owen uit te brengen. ‘Ik heb het u alleen niet verteld.’ Zijn vader kneep harder in zijn arm en zijn duim drong diep in het vlees. Owen wilde niet laten merken hoeveel pijn het deed en deed zijn best niet ineen te krimpen.
‘Meneer Fletcher,’ zei Gretchen met kordate, heldere stem, ‘als er iemand verantwoordelijk is, dan ben ik het. Ik had u moeten benaderen en toestemming moeten vragen om Owen les te geven. Ik wil me verontschuldigen voor zover die onoplettendheid van mijn kant u heeft ontriefd.’
Ron Fletcher keek haar aan. ‘Dat is het probleem met mensen zoals jullie, jullie steken je neus in zaken waar die niet hoort en denken dat je je eruit kunt lullen met een mooi verwoorde verontschuldiging. Bemoei u nou maar gewoon met uw eigen zaken. Dit is iets tussen mijn zoon en mij en hij zal gestraft worden voor zijn leugens. En verder is het vanaf nu gedaan met die lessen en als ik ooit hoor dat hij weer hier is geweest, dan zal ik er verdomme voor zorgen dat u daar spijt van krijgt. En dat geldt ook voor uw zus.’
‘Is dat een dreigement, meneer Fletcher?’
Hij lachte vals en deed een stap naar haar toe. Boven haar uittorenend zei hij: ‘Ik vraag u alleen mijn zoon met rust te laten. Als zijn vader beslis ik met wie hij omgaat en ik wil niet dat hij met jullie soort optrekt.’
Toen ze later weer thuis waren, gooide zijn vader, zodra de deur dicht was, Owen tegen de muur. Hij pakte hem bij zijn keel en tilde hem van de grond tot zijn voeten er net boven bungelden en hij naar adem snakte. ‘Als je me ooit weer trotseert en daarheen gaat, dan zweer ik je dat ik dat huis in de fik steek met die twee lelijke krengen erin. En daarna zal ik beslissen wat ik met jou en je moeder doe. En nu uit mijn ogen.’
Het kostte Owen drie dagen om de moed te verzamelen tegen zijn vader in opstand te komen. Hij wachtte tot zijn moeder naar de winkel was en stapte toen naar hem toe in de woonkamer, waar hij het vuur op stond te porren omdat het buiten onverwacht koud was geworden.
‘Als u mam en mij, of Gretchen en Lillian, ooit nog iets aandoet,’ zei hij, ‘dan vertel ik het aan de mensen.’
Zijn vader staakte zijn bezigheden, maar draaide zich niet om. ‘En wie ga je dat dan vertellen?’
‘Mijn lerares op school. En daarna... daarna ga ik naar de politie.’
‘O ja? En wat ga je die vertellen?’
‘Alles. Ik vertel ze dat u mam en mij slaat. Ik vertel ze over de bloeduitstortingen en dat u mam aan het huilen maakt.’
‘Dat heet discipline, Owen. Dat is wat een vader zijn zoon moet bijbrengen. Vooral bij jongens die liegen. Jij bent een leugenaar, dus dat moet ik eruit slaan.’ Hij begon weer met de pook tegen de kolen in de haard te duwen. ‘Het is voor je eigen bestwil. Ooit zul je me er dankbaar voor zijn.’
‘En mam dan?’ dwong Owen zichzelf te vragen. ‘Waarom slaat u haar?’
‘Om dezelfde reden. Ze liegt tegen me. Jullie liegen allebei tegen me. Jullie zijn allebei even slecht.’
‘We zijn niet slecht,’ zei Owen uitdagend. ‘U bent slecht.’
Zijn vader hees zich plotseling overeind, pakte hem vast en duwde hem tegen de vloer, met zijn gezicht in het haardkleedje. Toen Owen brandlucht rook, begon ook de pijn; hij schreeuwde en schreeuwde, trapte wild met zijn benen en deed wat hij kon om weg te komen. Zijn vader was echter te sterk voor hem en pinde hem op de grond vast tot hij klaar was.
‘Als je ook maar iemand iets vertelt, dan doe ik dit met je moeder,’ zei zijn vader vlak bij zijn oor toen de ergste pijn begon af te zwakken en hij was opgehouden te schreeuwen.
Een week later hielpen Gretchen en Lillian Owen en zijn moeder te ontsnappen. Ze gaven hun geld en regelden een taxi om hen naar het station te brengen. Daarvandaan gingen ze naar Londen voordat ze uiteindelijk in Basildon terechtkwamen. Hij had het altijd heel triest gevonden dat zijn moeder en hij het contact hadden verloren met de twee vrouwen die zo veel voor hen hadden gedaan. Aanvankelijk hielden ze nog wel contact per brief, maar omdat ze zo vaak verhuisden, bereikten de brieven van Gretchen en Lillian hen vaak niet. Vele jaren later, toen Owen het piano-examen voor graad 8 had gehaald, besloot hij hun een brief te schrijven om hen te bedanken voor hun aanmoedigingen toen hij nog klein was. Het enige wat hij zich van hun adres herinnerde was: The Hidden Cottage, Little Pelham, Northamptonshire. Hij hoorde nooit iets van hen terug en moest wel concluderen dat ze waren verhuisd of gestorven.
Als kind had Owen zich nooit afgevraagd waarom zijn moeder niet gewoon bij haar man was weggegaan, omdat een kind niet over dat soort dingen nadenkt. Als volwassene had hij dat wel gedaan. Hij had beseft dat er geen simpel antwoord was, dat het voornamelijk angst was die iemand ertoe bracht bij een gewelddadige partner te blijven. Owens moeder was doodsbang geweest voor haar man, niet alleen om wat hij haar kon aandoen, maar ook om wat hij Owen zou kunnen aandoen. Ze had gemeend Owen te beschermen door bij haar man te blijven, maar toen Ron Fletcher de hete pook uit het vuur had gehaald en tegen Owens schouder had gedrukt en hem daarmee voor het leven had getekend, had ze geweten dat hij tot alles in staat was en dat ze weg moesten zien te komen.
Ron Fletcher was hen diverse keren komen zoeken. Eén keer had hij hen bijna te pakken gekregen, maar godzijdank waren ze er altijd in geslaagd hem een stap voor te blijven. Toen hij stierf, konden ze eindelijk opgelucht ademhalen.
Een heel leven later voelde Owen nog steeds de snerpende pijn en rook hij nog steeds de vreselijke stank van schroeiend vlees. Iets anders wat hij aan die tijd had overgehouden was een afkeer van elke vorm van geweld; hij kon zelfs niet naar een bokswedstrijd of een gevechtsscène op televisie kijken zonder misselijk te worden.
Er woei een briesje naar binnen dat het geluid van een schril tsjirpende merel in de tuin meebracht. Owen rukte zich los van het verleden, wendde zich van het raam af en zette de ladder tegen de schoorsteenmantel, zodat hij een stuk behang onder handen kon nemen dat tot dusver weerstand had geboden.
Terwijl hij de ladder beklom verbaasde hij zich opnieuw over de manier waarop Jeff afgelopen zaterdag tegen hem had gesproken. Hij had bij geen enkele man behalve zijn vader zo veel opgekropte woede gezien. Hij zou Jeff niet zo’n gemene bullebak willen noemen als Ron Fletcher was geweest, en Mia had er ook nooit op gezinspeeld dat hij thuis met zijn vuisten regeerde, maar een bullebak kon veel vermommingen hebben en vaak was het juiste keerpunt voldoende om zijn ware aard naar boven te halen.
Dat was wat Owen zorgen baarde wanneer hij aan de schuldige blik op Mia’s gezicht dacht toen ze besefte dat Wendy hen had gezien.
‘We doen niets verkeerds, Mia,’ had hij gezegd. ‘Gedraag je normaal en glimlach naar haar.’ En dat was precies wat hij zelf deed. Iets anders zou hen alleen maar nog schuldiger hebben doen lijken. Wendy had door het raam naar hen terug geglimlacht. Hij was er verdomd zeker van geweest dat de opgewekte glimlach op haar gezicht net zo vals was als de zijne. Owen had verwacht dat Mia boos op hem zou zijn omdat hij haar in deze situatie had gebracht, maar ze had hem alleen maar verdrietig aangekeken en gezegd dat ze moest gaan.
Hij stak te hard met het plamuurmes en er kwam een stuk pleisterkalk los van de muur, dat op de grond viel. Dat viel samen met een vreselijk harde klap, gevolgd door aanhoudend bonzen. Owen liet van schrik het plamuurmes vallen. Terwijl hij zich aan de ladder vasthield drong tot hem door dat het oorverdovende lawaai bij de voordeur vandaan kwam. Net toen zijn intuïtie hem tot die conclusie bracht kwam er een eind aan het bonzen. In de stilte die volgde kwam hij van de ladder, maar om de een of andere reden bleef hij daarna als aan de grond genageld staan.
Hij wilde net iets zinnigs doen – gaan kijken wie zijn deur probeerde in te slaan – toen het lawaai opnieuw begon, deze keer aan de achterkant van het huis, maar net zo hard en net zo gewelddadig. Hij liep naar het open raam en leunde naar buiten. Hij kon echter niet zien wie het was omdat de deur schuilging onder het hellende dak van de veranda.
Toen hij zijn naam hoorde roepen, wist hij precies wie het was. Het was alsof zijn gedachten van een paar minuten geleden een angstig voorgevoel waren geweest van wat er stond te gebeuren. Vol ontzetting liep hij naar beneden.
Er was niemand op de veranda toen hij de deur opendeed, maar toen hij voorzichtig een stap naar voren deed, kwam Jeff op hem af vanaf de zijkant van het huis, waar de houtopslag was. In zijn hand had hij de bijl die Owen daar eerder die ochtend had neergelegd nadat hij hout had gehakt. Zijn eerste reactie was te lachen om de absurditeit van wat hij zag, maar er was absoluut niets grappigs aan de uitdrukking op Jeffs gezicht.
‘Vuile klootzak!’ riep Jeff, zijn gezicht rood en zijn blik verwilderd. Hij was vreselijk opgefokt. ‘Leugenachtige, overspelige klootzak!’
‘Jeff, leg die bijl neer, oké?’
‘Sla niet zo’n neerbuigende toon tegen me aan. Ik wist dat je te mooi was om waar te zijn. Al dat overdreven aardige gedoe waarmee je de rest voor de gek hield – ik ben er geen minuut ingetrapt. Zodra ik je zag, wist ik dat je voor problemen zou zorgen.’
‘Luister even, wat je ook met me wilt bespreken, laten we dat kalm en op redelijke toon doen.’ Owen schuifelde langzaam de veranda over en stond nu boven aan het trapje naar de tuin.
‘Denk je dat ik kalm kan blijven als ik weet dat jij achter mijn rug met mijn vrouw neukt? Vergeet het maar!’
Owen stapte een tree omlaag. En nog een. Hij probeerde tijd te winnen, te bedenken hoe hij dit het beste kon aanpakken. Ontkennen leek de verstandigste optie; dat was waarschijnlijk wat Mia zou willen dat hij deed, en bovendien, wat kon Wendy hem nou eigenlijk verteld hebben, behalve een veronderstelling gebaseerd op welbeschouwd heel weinig feiten? Maar als Mia hem nou had opgebiecht wat ze hadden gedaan? Als dat zo was, dan zou ontkennen zinloos zijn en Jeff alleen maar nog woester maken. En hij zag er al geïrriteerd genoeg uit. Nog steeds proberend tijd te rekken zei hij: ‘Als je me niet mag, Jeff, dan is dat prima, maar het is niet mijn bedoeling je neerbuigend te behandelen. Als je nou eens gewoon –’
‘Hou je kop! Hou verdomme je kop, wil je? Denk je dat ik hierheen ben gekomen voor een gesprek van man tot man en daarna weg zal gaan met de woorden “Het is goed, ouwe kerel, ik begrijp best dat je niet met je fikken van mijn vrouw af kon blijven”? Is dat wat je verwacht?’
Huiverend van rauwe angst had Owen geen flauw idee wat hij moest verwachten. Verwacht het onverwachte, klonk het door zijn hoofd. ‘Jeff,’ zei hij, besluitend om eerlijk te zijn, ‘vertel me wat je weet.’
Er vlamde iets op in Jeffs ogen. ‘Dat heb ik al gezegd, ik wéét van jou en mijn vrouw. En je zult ervoor boeten dat je hebt geprobeerd ons huwelijk kapot te maken! Laten we eens zien hoe jij het vindt om iets te verliezen waar je waarde aan hecht.’ Hij gooide de woorden eruit, keerde Owen plotseling de rug toe en liep weg.
Wat nu?
Owen ging hem achterna en realiseerde zich plotseling wat Jeff van plan was.
Met de eerste zwaai van de bijl sneuvelde de koplamp aan de bestuurderskant van de Jaguar, met de tweede de andere koplamp. Daarna viel Jeff op de motorkap aan, waar hij de bijl met een luide klap in sloeg.
Owen riep dat hij moest stoppen. Daarna: ‘Stop, of ik bel de politie.’
Daarop slaakte Jeff een gefrustreerde kreet – het blad van de bijl was diep in het metaal van de vernielde motorkap verzonken en hij kreeg het er niet uit. Owen kwam in actie. Het was hoog tijd om een eind aan de waanzin te maken. Van dichtbij zag hij een laagje zweet op Jeffs gezicht liggen; hij rook ook de walgelijke, zurige stank van braaksel.
‘Ik hoop verdomme dat je je nu beter voelt,’ zei hij. Het was een goedkope schimpscheut, waar hij meteen spijt van had.
Hij had aangenomen dat Jeffs woede was opgebrand en was niet voorbereid op de vuist die tegen de zijkant van zijn hoofd beukte. Hij zag sterretjes en stond te tollen op zijn benen toen Jeff met een rauwe brul weer op hem af kwam, hem vastpakte en met zijn vuist tegen Owens kaak ramde. Owen wankelde naar achteren, verloor zijn evenwicht en viel met een bons op de grond. Jeff was echter nog steeds niet klaar en kwam weer op Owen af; deze keer trapte hij hem met zijn voet in zijn ribben. Owen trok instinctief zijn knieën naar zijn borst om zichzelf te beschermen tegen de volgende trap – deze keer tegen zijn hoofd. Pijn explodeerde als vuurwerk binnen in zijn schedel.
‘Ik ga elk bot in je lijf breken,’ brulde Jeff terwijl hij weer een harde schop lanceerde, en daarna nog een en nog een.
Een angstaanjagend moment lang, terwijl hij de sterretjes die voor zijn ogen dansten weg probeerde te schudden, dacht Owen dat niets Jeff nog tegen zou houden, dat hij zichzelf in zijn razernij niet meer onder controle had en dat hij zou blijven schoppen tot hij uitgeput was.
Wetend dat hij zichzelf moest verdedigen, dat hij de verlamming die hem in de greep had, van zich af moest schudden, probeerde Owen op te staan. Toen hij echter zijn hand neerzette om zich overeind te drukken, gromde Jeff. Hij hief zijn voet en liet die hard op Owens hand neerkomen. Owen gilde het uit van pijn en probeerde opnieuw op te staan, maar werd geveld door een nieuwe trap tegen de zijkant van zijn hoofd en Jeff slaakte een bloedstollende kreet. Het geluid vervulde Owen van doodsangst en hij wist dat Jeff echt zijn verstand kwijt was. Hij was niet meer te stoppen.
Maar plotseling hield het schoppen toch op. De vreselijke, bloedstollende kreet ging echter door en toen Owen naar Jeff durfde te kijken, was hij ervan overtuigd dat hij hallucineerde, want wat hij zag leek rechtstreeks uit Hitchcocks film The birds te komen.