11
Maandagmorgen en Mia was alleen.
Jeff was kort nadat Poetin op de brink met zijn gekrijs was begonnen naar het vliegveld vertrokken en zonder afspraken met klanten had Mia de dag voor zichzelf. Maar moe en gespannen als ze was, wist ze niet of het wel een goed idee was om niets te doen te hebben. Dan bestond namelijk het gevaar dat ze ging zitten piekeren over wat een heel vermoeiend weekend was geweest – een weekend van waakzaamheid en schadebeperking waarin ze voortdurend Jeff had proberen te kalmeren.
Haar man zat op dit moment op elf kilometer hoogte terwijl zij gebukt ging onder schuldgevoel en zelfverwijten. Waarom had ze niet geweten dat Daisy zo ongelukkig was met haar baan? Waarom had ze niet geweten dat haar dochter van plan was naar de andere kant van de wereld te vertrekken? Het deed haar allemaal veel te sterk denken aan toen Daisy ziek was.
De schaamte van Daisy’s anorexia was nog steeds een zware last voor Mia; dat ze zo hevig had gefaald als moeder terwijl ze juist wat de opvoeding van haar kinderen betrof zo haar best had gedaan om het goed te doen. Iets anders waar ze spijt van had en zich verdrietig om voelde was het feit dat haar relatie met haar jongste dochter altijd overschaduwd was geweest door Jeffs liefde voor Daisy.
Hoewel je gerust kon stellen dat Jeff geen belangstelling voor het vaderschap had toen zijn zoon ter wereld kwam, was daar radicaal verandering in gekomen toen Jensen ernstig ziek in het ziekenhuis lag. Sindsdien accepteerde Jeff zijn rol als vader volledig. Mia herinnerde zich nog steeds de blik in zijn ogen toen hij Jensen voor het eerst zag. Er verscheen iets zachts in de uitdrukking op zijn gezicht, vertedering in combinatie met oprechte angst. Jensen zag er in dat ziekenhuisbed met een infuusnaald in zijn arm dan ook vreselijk zwak en kwetsbaar uit.
Voorafgaand aan die dag had Jensen een flinke keelontsteking gehad, waarvoor de huisarts hem een penicillinekuur had voorgeschreven. Maar toen Mia hem op een middag op de bank zat voor te lezen, vond ze Jensen er helemaal niet goed uitzien; hij leek nog vermoeider en lustelozer en de huid rond zijn ogen was vreemd gezwollen. Bang dat het misschien een reactie op de antibiotica was belde ze naar de huisartsenpraktijk en ging ze weer met hem naar de dokter. Tegen de tijd dat Jensen onderzocht werd, zag Mia dat zijn handen en enkels opgezwollen waren. Toen de dokter zijn T-shirt omhoogtrok, kromp Mia ineen bij het zien van Jensens misvormde buik: er was iets heel erg mis. Binnen een uur waren ze in het ziekenhuis en werd Jensen door weer een andere dokter onderzocht.
Er werden talloze tests uitgevoerd – bloed, urine en bloeddruk – en toen zei de dokter dat hij het pas helemaal zeker zou weten nadat hij een biopsie op Jensens nieren had gedaan, maar dat het er sterk op leek dat hij aan iets leed wat het nefrotisch syndroom heette.
‘Ik heb maar één keer eerder zo’n geval gezien,’ legde de dokter uit. ‘Wanneer er grote hoeveelheden proteïne via de urine verloren gaan, daalt het proteïnegehalte in het bloed, waardoor oedeem optreedt – dat is de zwelling die we zien. Voor nu is het belangrijkste dat we Jensens systeem helemaal doorspoelen en zijn bloeddruk omlaag brengen. Daarvoor moeten we hem aan een infuus met vocht en hydrocortison leggen.’
‘Maar hoe komt dat dan?’ vroeg Mia, die haar angst en haar bevende handen probeerden te verbergen terwijl ze op Jensen neerkeek, die op het bed lag en haar met glazige ogen aanstaarde. ‘Hij is zelden ziek.’
‘Waarschijnlijk is zijn immuunsysteem op tilt geslagen als gevolg van de streptokokkeninfectie in zijn keel en heeft het zijn nieren aangevallen. Zoals ik al zei is het heel zeldzaam. Maak u geen zorgen; we zullen het snel onder controle hebben. Maar het herstel gaat wel wat tijd kosten.’
Maar natuurlijk maakte ze zich wél zorgen. Jensen betekende alles voor haar – hij was haar hele wereld – en het was hartverscheurend hem zo ziek te zien.
Omstreeks zeven uur die avond, toen Jensen in diepe slaap was, werd haar geadviseerd naar huis te gaan om wat spullen voor hem te halen. Een pyjama, tandenborstel, een paar boeken en speeltjes waardoor hij zich meer op zijn gemak zou voelen. Ze had ook een tas met spullen voor zichzelf nodig, want ze mocht bij hem op de kamer blijven slapen.
Ze nam een taxi en thuis aangekomen vroeg ze de chauffeur te wachten zodat hij haar terug kon brengen. Ze was op weg naar haar flat op de eerste verdieping toen de deur van mevrouw Frost openging.
‘U hebt bezoek,’ zei ze. Haar stem had vreemd genoeg niet de gebruikelijke ijzige toon; er klonk een opgewektheid in door die Mia nooit eerder had gehoord. Het kon haar echter niet schelen wie de bezoeker was, ze wilde alleen zo snel mogelijk pakken wat ze nodig had en terug naar Jensen. Ze wilde niet dat hij wakker werd en tot de ontdekking kwam dat zij weg was. Toen drong echter tot haar door dat mevrouw Frost de tegenwoordige tijd gebruikte. Wie de bezoeker ook was, hij of zij was er nog steeds. Maar waar dan?
Ze draaide zich om, keek over de trap omlaag naar mevrouw Frost en wilde net uitleggen dat het niet goed ging met Jensen en dat ze haast had toen Jeff in de schemerige gang kwam staan.
‘Hallo, Mia,’ zei hij, ‘je lieve hospita en ik hebben net samen een kopje thee gedronken met een plakje cake erbij.’
Ze werd door allerlei gedachten tegelijk overvallen. De belangrijkste was ongeloof dat Jeff het onmogelijke had bereikt en mevrouw Frost had weten te betoveren. Toen werd ze echter overweldigd door alle angst en zorgen van die middag, alle emoties die ze voor Jensen verborgen had gehouden, en daarbij nog het buitengewone toeval dat Jeff net was opgedoken nu ze zo hard hulp nodig had, en ze barstte in tranen uit.
Toen ze voldoende was gekalmeerd om te kunnen zeggen wat er aan de hand was, reageerde Jeff fantastisch. Hij betaalde de taxichauffeur, hielp haar verzamelen wat ze nodig had, stond erop dat ze iets at – een sneetje toast en een haverkoekje dat hij in de koektrommel had gevonden – en reed toen met haar naar het ziekenhuis. En onder het rijden hield hij voortdurend zijn hand op de hare en verzekerde hij haar dat alles goed zou komen.
Verbazingwekkend genoeg kwam inderdaad alles goed. Vijf dagen nadat hij in het ziekenhuis was opgenomen mocht Jensen naar huis, al duurde het nog een maand voor hij weer helemaal gezond was.
Jeff had haar niet alleen gesteund tijdens die weken vol angst en zorgen, hij had haar ook laten zien dat hij een ander mens was geworden, en een actieve rol in het leven van zijn zoon wilde spelen. Drie maanden later zei hij dat hij wilde dat ze een gezin vormden, een echt gezin.
Mia moest eerst echter zeker weten dat hij het serieus meende, dat dit niet zomaar een bevlieging van hem was. Ook moest ze erachter zien te komen wat ze precies voor Jeff voelde; ze moest zeker weten dat ze niet alleen dankbaarheid voelde, omdat hij haar had geholpen tijdens Jensens ziekte.
Hij deed vervolgens alle mogelijke moeite om te bewijzen dat hij haar waardig was en stemde in met haar wensen de zaak niet te overhaasten, en er bij Jensen vooral niet te snel op aan te dringen dat die hem papa noemde, al had Mia wel uitgelegd wie Jeff was.
Gezien de hechte relatie die Mia en hij sinds zijn geboorte hadden, was het begrijpelijk dat Jensen aanvankelijk op zijn hoede was voor Jeff, maar geleidelijk werd hij minder jaloers en bezitterig en wende hij eraan dat Jeff in hun leven was.
En Mia ging geleidelijk beseffen dat ze ervan genoot dat Jeff er was; hij bracht wat vrolijkheid in haar leven en maakte haar geregeld aan het lachen met zijn imitaties van mevrouw Frost, die uit zijn hand at omdat hij bij elk bezoek bloemen of chocolaatjes voor haar meebracht. Hij had van alles uit haar losgepeuterd dat Mia nooit te horen had gekregen, zoals dat ze al meer dan twintig jaar weduwe was en dat haar man en zij voorheen samen een bed and breakfast hadden gerund in Cornwall.
‘Ik begin jaloers te worden op jou en mevrouw Frost,’ zei Mia op een dag. ‘Volgens mij kom je alleen maar om haar te zien.’
‘Mooi,’ zei hij, ‘ik ben blij dat je jaloers bent, want dat betekent dat je iets voor me voelt.’
En dat was zo. Net als toen ze hem voor het eerst had ontmoet genoot ze van zijn positieve instelling en zijn rotsvaste geloof dat er niets was dat hij niet zou kunnen bereiken. Maar pas toen ze ervan overtuigd was dat Jensen het prima vond om Jeff in hun leven toe te laten, stemde ze erin toe met hem te trouwen.
Tien maanden na hun trouwdag werd Eliza geboren, en daarna kwam Daisy. Doordat ze drie weken voor de uitgerekende datum kwam, werden ze door Daisy’s geboorte overvallen, zozeer zelfs dat Mia wist dat ze niet op tijd in het ziekenhuis zouden zijn en dat Jeff zelf bij de bevalling van Daisy moest helpen. Jarenlang beweerde hij dat hij op geen enkele prestatie zo trots was als op die.
Terwijl Jensen en Eliza heel gemakkelijke baby’s waren geweest, was Daisy buitengewoon veeleisend, met maar twee volume-instellingen voor haar gehuil: hard of oorverdovend. Tijdens haar peuterpuberteit was hun leven praktisch ondraaglijk; Daisy kon akelig lang krijsen en haar adem inhouden, en uit angst dat ze zichzelf schade zou toebrengen, dat er vanbinnen iets kapot zou springen, gaf Mia dan maar toe. Alles om een eind te maken aan het huilen en krijsen. Dat ging zo door tot Daisy drieënhalf was en ze plotseling, alsof er een knop was omgedraaid, veranderde.
‘Zie je wel,’ zei Jeff, ‘ik zei toch dat het maar een fase was?’
Daar had ze net zo veel aan als aan zijn opmerkingen toen Daisy pas een paar weken oud was, toen hij min of meer had gezegd dat het door Mia kwam dat Daisy zo’n kribbige baby was.
‘Je bent veel te gespannen,’ had hij gezegd, alsof hij plotseling een expert was in het grootbrengen van kinderen. ‘Ze neemt jouw onrust over; je moet je wat meer ontspannen.’
‘Ontspannen?’ had Mia gesnauwd, ‘en hoe verwacht je dan dat ik dat doe?’
‘Daar ga je weer,’ had hij gezegd, ‘je schiet bij het minste of geringste uit je slof. Dat is niet goed.’
Hoewel Daisy de katalysator was die de dynamiek binnen het gezin veranderde, was dat absoluut niet haar schuld. Het was aan Jeff te wijten; het kwaad geschiedde doordat hij zo overduidelijk liet merken dat ze zijn lievelingetje was. Omdat hij daarbij blind bleef voor wat hij aanrichtte, groeide de verdeeldheid en borrelde onder de oppervlakte de wrevel bij de kinderen.
Terwijl de jaren verstreken, veranderde Jeff en werd hij harder; er leek geen plezier meer met hem te beleven, hij werd steeds dictatorialer en stond niet open voor andere standpunten dan de zijne.
Mia hield het erop dat hij zijn werkhouding mee naar huis nam. Hij was zo gewend op kantoor de baas te zijn, dat hij verwachtte thuis op dezelfde manier behandeld te worden. Mia voelde zich vaak schuldig omdat ze er niet in slaagde Jeff te beteugelen en hem te laten inzien wat voor schade hij het gezin en zichzelf toebracht.
Schuldgevoel. O, dat wist ze moeiteloos te verzamelen, laag op laag. Als souvenirs die op een plank stof stonden te vergaren.
Nu voelde ze zich schuldig omdat ze gisteravond ruzie had gemaakt met Jeff terwijl ze zich had voorgenomen niet toe te happen. Overdag hadden ze het allebei druk gehad: hij was weer gaan golfen en zij had de meisjes naar het station gebracht, het huis opgeruimd, de bedden afgehaald, de lakens en handdoeken gewassen, de strijkplank opgezet in de keuken en Jeffs overhemden gestreken die hij voor die week wilde meenemen naar Brussel.
’s Avonds moesten ze naar een etentje van een van Jeffs vrienden van de golfclub. Zoals gewoonlijk had hij een indrukwekkende voorstelling gegeven van iemand die zich helemaal nergens druk over maakte. Hij was charmant geweest en had grapjes gemaakt en zich meesterlijk door de avond heen geslagen. Pas toen ze afscheid hadden genomen van hun gastheer en gastvrouw en Mia hen naar huis reed, zette hij zijn masker af en ging hij verder waar hij was gebleven, dat wil zeggen dat hij in drukkend stilzwijgen naast haar zat. Ze wist en begreep dat hij pijn had, dat Daisy hem niet erger had kunnen kwetsen, maar hij zou zich erbij moeten neerleggen. Hij moest beseffen dat zijn dierbare dochter het recht had haar eigen keuzes te maken, en dat hij bij de meeste daarvan geen rol zou spelen.
De grote dilemma’s van het leven onder ogen zien, was echter niet iets waar Jeff goed in was. Hij erkende het bestaan ervan wel, maar hij deed er niets mee. Al wat hij niet gemakkelijk kon oplossen, schoof hij terzijde alsof het hem niet aanging. Hij had bijvoorbeeld nooit openlijk over Daisy’s ziekte gesproken; het was alsof hij die periode volkomen uit zijn hoofd had gezet. En dat was Jeff ten voeten uit. Hij deed heel neerbuigend over elke vorm van zelfbespiegeling. Zijn reactie toen Daisy werd behandeld voor haar anorexia was zich volledig op zijn werk te storten.
Gedurende het weekend had Daisy kalm voor haar wens gepleit om haar baan op te geven en naar de andere kant van de wereld te vertrekken.
‘Maar je kunt hier in dit land toch ook wel een andere baan vinden,’ had Jeff haar tegengesproken. ‘Het hoeft toch niet zo ver weg te zijn, in hemelsnaam. Waarom ga je anders niet met me mee naar Brussel? Ik kan daar wel een baan voor je regelen. Dan heb je ook afwisseling en verandering van omgeving, als dat is waar je naar op zoek bent.’
‘Maar ik wil helemaal niet naar Brussel,’ had ze gezegd. ‘Ik wil naar Sydney. Toe nou, pap, die twee plaatsen, of de leefwijzen daar zijn absoluut niet met elkaar te vergelijken.’
‘Je bent nog nooit in Sydney geweest... hoe kun je dan weten hoe het leven daar is?’
Ze had zich echter niet laten ontmoedigen. ‘Het leven is maar zelden zoals we denken dat het zal zijn,’ had ze zo wijs en ernstig gezegd dat Mia haar wel had kunnen omhelzen. ‘Het enige wat we kunnen doen is er het beste van hopen.’
‘Het klinkt alsof je je besluit al hebt genomen,’ had hij uitdrukkingsloos gezegd.
‘Dat klopt, pap. Maar ik wil graag vertrekken met jouw zegen; ik wil niet dat je boos op me blijft.’
Natuurlijk was Daisy wel de laatste persoon op aarde op wie hij boos zou blijven. Zijn boosheid reserveerde hij voor de rest van hen. Zoals gisteravond maar al te duidelijk was gebleken, toen Jeff zijn frustratie en alles wat hij verder nog voelde op haar afreageerde.
‘Het lijkt jou helemaal niets te kunnen schelen dat ze dit doet,’ had hij tegen Mia gezegd.
‘Het kan me heel veel schelen, maar ik wil gewoon dat ze gelukkig is.’
‘En als ze zichzelf weer ziek maakt?’
‘De kans daarop is groter als ze werk blijft doen waar ze een hekel aan heeft. Jeff, je moet haar loslaten; ze is volwassen... en dat is ze al een poosje. Dat moet je accepteren. Waarom kun je niet trots zijn dat ze iets durft te ondernemen om de status quo te veranderen?’
Die woorden echoden door Mia’s hoofd nu ze over de tuin uitkeek en aan de tijd dacht dat zij exact hetzelfde had willen doen: haar leven een andere richting geven.
Ze had besloten Jeff te verlaten en stond op het punt dat te doen toen ze zich realiseerden dat Daisy ziek was. Haar plannen voor een nieuw leven voor haarzelf waren daarmee onmiddellijk van de baan. Ze richtte al haar energie op het herstel van haar dochter en zwoer plechtig haar eigen behoeften nooit meer boven die van haar kinderen te stellen. Want dat was wat ze had gedaan. Ze was zo verdiept geweest in haar eigen ellende dat ze Daisy’s veel grotere leed helemaal niet had opgemerkt.
Nog steeds naar de tuin en de smetteloze lichtblauwe hemel erboven kijkend, besloot ze te gaan wandelen om te zien of haar stemming daardoor zou verbeteren.
Ze deed de achterdeur op slot en liep naar de voorkant van het huis. Op de brink liep Poetin om het bankje heen, waarbij hij om de andere stap stilstond om driftig in het gras te pikken. Ze herinnerde zich Tatties verrukking toen ze de pauw een paar dagen geleden in de tuin had gezien en bedacht hoe verfrissend het was om iemand zo spontaan en met zulk duidelijk en openlijk enthousiasme te zien reageren.
Ze sloeg rechts af en bleef even staan bij het mededelingenbord aan het hek van de St.-George’s Church, waar een aanplakbiljet was opgehangen voor de jaarmarkt. Net als de afgelopen drie jaar zou ze samen met de echtgenoot van de dominee, Richard, die hoofd van de basisschool van Little Pelham was, de boekenkraam bemannen.
Tussen Medlar House en St.-George’s lag een voetpad; ze liep daarlangs de heuvel op en naar de volkstuintjes. Met de warme zon op haar hoofd en schouders dacht ze aan Eliza, die haar verlegen had toevertrouwd dat ze een vriend had. Het was hoe dan ook een weekend vol verrassingen geweest. Mia was blij voor Eliza; het werd tijd dat er meer in haar leven kwam dan alleen haar werk. ‘Wanneer krijg ik hem te zien?’ had Mia gevraagd, zich verzettend tegen de aandrang om te vragen waarom Eliza niet eerder iets had gezegd. Ze kende haar middelste kind goed genoeg om te weten dat Eliza het moeilijk vond zich tegenover anderen bloot te geven.
‘Binnenkort,’ zei Eliza. ‘Ik weet zeker dat je hem aardig zult vinden.’
‘Daar ben ik van overtuigd. Zolang hij jou maar gelukkig maakt.’
‘Dat doet hij. En mam... ik had het je wel eerder willen vertellen, maar ik was bang dat het ongeluk zou brengen.’
‘Het is goed, lieverd, je hoeft je tegenover mij niet te verantwoorden of te verontschuldigen. Ik weet dat je de dingen op je eigen manier moet doen en dat accepteer ik.’
Bij de volkstuintjes, een bladerrijke oase van rust en stilte, geurde de ochtendlucht heerlijk naar voorjaarsbloesem. Mia was dol op deze plek. Ze hield van het gevoel van zinvolheid dat ze er kreeg, van de netjes gegraven geulen tussen de aardappelen, de stokken voor snijbonen en pronkbonen, de rijen uien, de van houten pallets gemaakte paadjes, de omheining, de krakkemikkige schuurtjes, de opgewekte kameraadschap tussen degenen die een tuintje hadden weten te bemachtigen, en van het gevoel dat de tijd er stilstond. Voor sommigen was het een toevluchtsoord. Misschien vond ze het daarom zo leuk; het was een plek waarnaar ze kon ontsnappen.
Ze zag Georgina die al pratend met Muriel haar schuurtje opende. Georgina was achtenveertig – een jaar jonger dan Mia – maar omdat ze nog een tweeling van vijf had, Edmund en Luke, was haar leven heel anders dan dat van Mia. Haar man was helaas drie jaar geleden overleden aan een hersenaneurisma en nu de jongens hele dagen naar school gingen en zij de financiële ondersteuning van zijn levensverzekering had, kon Georgina het zich permitteren haar welverdiende vrije tijd te besteden aan haar grote hobby: groente telen. Zelf zei ze dat de volkstuin ervoor zorgde dat ze niet krankzinnig werd.
Mia liep naar de twee vrouwen toe. Muriel zag haar als eerste en vuurde meteen een hoop vragen op haar af. ‘Hallo daar, hoe was je weekend? Hoe was Jensens vriendin? Kan ze je goedkeuring wegdragen?’
Muriel Fulshaw was gepensioneerd ambtenaar – ze was ‘iets groots’ geweest op het ministerie van Financiën waar ze nooit over sprak – en was, zoals ze het zelf beschreef, de officiële dorpsdragonder en grootste lastpak van het dorp. Ze zat ook in het schoolbestuur en was een formidabel tegenstander van politieke correctheid. Ze hechtte niet aan formaliteiten, maar ging liever op lange tenen staan of mensen op de zenuwen werken. Ze was de voornaamste activiste van het dorp en was dol op elk soort schermutseling, of het nu ging om een gevecht om de volkstuintjes te behouden en te voorkomen dat de Kerk de grond verkocht zoals met de pastorie was gebeurd, of om een aanval op het gemeentebestuur over hun laatste idiote plan om geld te besparen.
Hoe graag Mia Georgina en Muriel ook mocht, ze had nooit persoonlijke informatie over haar huwelijk met hen gedeeld. In het dorp werd algemeen aangenomen dat Jeff Channing een goeie kerel was. Hij deed charmant genoeg tegen de vrouwen om te zorgen dat ze op hem gesteld raakten en net zo kameraadschappelijk met hun mannen om te zorgen dat die niet jaloers of achterdochtig werden. Het leek onnodig wreed om de zeepbel van zijn vermeende kwaliteiten lek te prikken.
Daarbij moest Mia ook aan haar eigenwaarde denken. Haar trots verbood haar om aan wie dan ook toe te geven dat ze niet gelukkig was. Waarom zou ze iedereen vertellen dat haar leven een onbeschaamde leugen was? Zoals haar moeder maar al te vaak had gezegd: ‘Je zult de gevolgen van je daden moeten ervaren.’ Haar moeder had wel een boek kunnen vullen met haar nutteloze clichés.
‘Vertel eens,’ zei Muriel nadat Mia hun een sterk geredigeerd verhaal over haar weekend had verteld, ‘wat weten jullie over Owen Fletcher, de nieuwe man die in The Hidden Cottage is komen wonen? Ik hoop dat jullie een andere informatiebron hebben dan de Parrs, want eerlijk gezegd ben ik al helemaal op de hoogte van wat zij weten.’
Georgina deed een duit in het zakje door te vertellen dat de kinderen op zondagsschool om de een of andere reden hadden besloten dat hij een rijke voetbalspeler moest zijn.
Muriel deed dat hoofdschuddend af als onzin. ‘En waarom zou een rijke voetbalspeler in The Hidden Cottage gaan wonen? Het is lang niet groots genoeg. Mia, wat heb jij voor me?’
‘Alleen dat Eliza en Daisy hem zaterdag hebben gezien in de winkel en dat ze hem “een stuk” vonden. Dat waren in elk geval Daisy’s woorden.’
Georgina glimlachte. ‘Wat ik van hem heb gehoord klinkt goed en het zou misschien nog beter klinken als ik wist dat hij vrijgezel was.’
Muriel lachte. ‘In dat geval moeten we proactief handelen,’ zei ze. ‘We moeten meneer Owen Fletcher welkom heten, hem duidelijk maken dat we een vriendelijk stelletje zijn en dat dit niet het soort dorp is waar je een buitenstaander blijft zolang je er niet minstens vijftien jaar woont.’
‘Wat stel je voor?’ vroeg Mia glimlachend en met een knipoog naar Georgina. ‘Hoewel... ik vermoed dat we dat wel kunnen raden.’
‘Ik stel voor dat we bij hem aankloppen en hem een uitgebreid verhoor afnemen,’ antwoordde Muriel.