28
Na een druk weekend, met zowel Jeff thuis als Jensen, Tattie en Madison, die op huizenjacht waren, was de maandag al net zo hectisch voor Mia.
Met het trouwseizoen in volle gang en Ascot net om de hoek, had Mia vanaf het moment dat ze die ochtend om negen uur de deur van de schuur had opengedaan geen minuut voor zichzelf gehad en nu was het net na drieën. Halverwege de ochtend was er een nieuwe zending hoeden gearriveerd en nu ze verder geen klanten verwachtte, maakte ze van de gelegenheid gebruik om de papieren van haar leverancier op te bergen. Ze maakte een kopie van de rekening, stopte die bij haar eigen administratie en deed het origineel in een map voor haar accountant. Daarna moest ze wat telefoontjes plegen, waaronder een naar haar werkster Bev, die op de voicemail had ingesproken dat ze die week niet kon komen vanwege een spoedbehandeling bij de tandarts. Bev was de nicht van Wendy Parr en hoewel ze betrouwbaar en efficiënt was, was ze ook een vreselijke roddelaarster en dus was Mia altijd terughoudend met wat ze zei wanneer Bev in de buurt was.
Terughoudendheid was iets wat Jeff nog moest leren. En dat was een gigantisch understatement. Kort voordat Jensen, Tattie en Madison weer naar Londen waren vertrokken, had Jensen Mia verteld dat hij Daisy had gesproken en haar had weten te ontfutselen waarom ze zo boos op hun vader was. Met afschuw vervuld had Mia gewacht tot ze alleen waren en had toen een hartig woordje met Jeff gesproken.
‘Kijk me niet zo aan,’ had hij gezegd. ‘Ik weet dat ik het niet had moeten zeggen, maar het is nu eenmaal gebeurd. Maar hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik van de waarheid van mijn woorden overtuigd ben.’
‘En wat mag dat dan wel zijn?’ had Mia, die haar uiterste best moest doen om haar woede onder controle te houden, gevraagd.
‘Dat Daisy’s staat van dienst aantoont dat ze niet altijd de beste beslissingen neemt.’
‘Ze was ziek, Jeff! Snap je dat na al die jaren nog steeds niet? De beslissingen die ze in die periode nam waren niet die van een gelukkige en evenwichtige jonge vrouw. Ze was vreselijk ongelukkig en dat was onze schuld. Onze schuld. Wij hadden haar in de steek gelaten.’
‘O, daar gaan we weer. Je moet de schuld weer per se bij ons leggen. Waarom doe je dat toch altijd?’
‘Omdat ik me nog steeds schuldig voel dat ik niet doorhad wat er gaande was. Voel jij je daar dan helemaal niet verantwoordelijk voor?’
‘Je herinnert je misschien nog dat ik veel op reis was...’
Op dat moment ontvlamde haar woede en laaide die zo hoog op dat ze bij Jeff weg moest lopen omdat ze bang was dat ze iets zou zeggen of doen waar ze spijt van zou krijgen. Zijn keiharde weigering om te erkennen dat hij een rol had gespeeld bij Daisy’s anorexia ging haar begrip te boven. Altijd wanneer ze het over dat onderwerp hadden – iets waar Jeff een hekel aan had – was zij de enige die zich naderhand verantwoordelijk voelde. Hij zei het dan misschien niet ronduit, maar hij impliceerde het wel en zorgde ervoor dat er nog een laagje schuldgevoel werd toegevoegd aan de last die ze al droeg. Dat heette schuldoverdracht en Jeff was er een meester in.
Een uur later, toen het papierwerk en de telefoontjes geregeld waren en ze de nieuwe hoeden in de showroom had uitgestald, beloonde Mia zichzelf door de rest van de middag vrij te nemen. Ze stond in de agenda te kijken wat voor afspraken ze voor de komende dagen had staan toen ze de deur hoorde opengaan. Ze keek op, zag Owen en voelde haar hartslag versnellen.
‘Ik stoor toch niet, hoop ik?’ vroeg hij.
‘Helemaal niet,’ antwoordde ze, haar best doend haar verbazing te verhullen en volkomen kalm en normaal over te komen. In de weken sinds hij hen allemaal bij The Hidden Cottage had uitgenodigd, was dit afgezien van de paar keer dat ze hem in de auto voorbij had zien rijden de eerste keer dat ze hem weer zag. Ze wist uit het gepraat in het dorp dat hij druk bezig was geweest met de dingen die iemand die pas verhuisd is nou eenmaal doet, maar ze had zich afgevraagd of hun wegen elkaar niet meer kruisten omdat hij haar ontliep. Vreemd genoeg had haar teleurstelling over het feit dat ze hem niet meer zag zwaarder gewogen dan de opluchting dat ze het niet met hem over het gênante moment in de boot hoefde te hebben. Zoals ze van tevoren had geweten was dat voorval door haar hoofd blijven spelen, en ze wist nog steeds niet of hij nou een sluwe man was die doorhad dat ze niet gelukkig was in haar huwelijk en dacht dat ze wellicht gemakkelijk te veroveren was, of dat hij echt meende wat hij had gezegd. Beide scenario’s waren even verontrustend.
Hij deed de deur dicht en kwam binnen. ‘Dus hier gebeurt het allemaal,’ zei hij, en hij keek om zich heen. ‘Ik ben onder de indruk.’
‘Dank je. Zoek je een hoed voor een bijzondere gelegenheid?’ schertste ze.
Hij glimlachte. ‘Grappig genoeg, nee.’ Hij kwam naar de toonbank toe. ‘Ik kom deze terugbrengen. Het is de zaklamp die ik heb geleend toen ik op de avond van de jaarmarkt bij jullie had gegeten. Ik had hem eerder terug willen geven, maar vergat het steeds. En toen Tattie en Jensen gisteren Madison kwamen brengen voor haar pianoles vergat ik het weer. En je had trouwens gelijk toen je zei dat ik hem nodig zou hebben; die weg is ’s avonds laat echt pikdonker.’
Ze legde de zaklamp weg en wilde net iets zeggen toen hij zei: ‘Ik ben ook gekomen om je mijn excuses aan te bieden. De vorige keer dat ik je zag, heb ik me vreselijk misdragen en ik ben tot de conclusie gekomen dat ik die beschamende herinnering alleen maar uit mijn hoofd kan zetten door je te bewijzen dat ik niet de man ben die je denkt dat ik ben.’
Ze kon niet anders dan gecharmeerd zijn door zijn benadering. ‘En hoe ben je van plan dat te doen?’ vroeg ze.
‘Ik wil je graag uitnodigen ergens naar te komen kijken. En ik hoop dat je daarna de zaak opnieuw wilt bezien en me hopelijk weer wat hoger zult aanslaan. Ervan uitgaand dat je een hogere dunk van me had voordat ik mezelf als een gruwelijke idioot gedroeg.’
‘En als ik nou zeg dat je je niet als een idioot gedroeg?’
‘Dat zou ik buitengewoon vriendelijk en beleefd van je vinden.’
Mia schrok op toen de telefoon op de toonbank ging. ‘Sorry,’ zei ze, ‘ik kan maar beter even opnemen.’
‘Ga je gang.’ Hij wendde zich tactvol af.
Ze nam de hoorn op. ‘Mia’s Hoeden,’ zei ze. Het was een klant die naar de openingstijden en de weg naar de schuur vroeg. Terwijl ze de vrouw de gevraagde informatie gaf, keek Mia naar Owen, die door de schuur rondliep. Hij bleef bij een van de uitstalkasten staan en pakte een hoed op. Het was de hoed die Madison een vliegende schotel had genoemd toen ze Mia op zaterdag had geholpen, net als ze dat had gedaan toen ze in de voorjaarsvakantie een paar dagen in Medlar House had gelogeerd. Tot Mia’s verbazing zette Owen de fuchsiaroze hoed op, keek hij naar zichzelf in de spiegel en draaide zich toen naar haar om om de hoed te showen, waarbij hij een gek gezicht trok en een malle pose aannam. Haar best doend om niet te lachen ging ze verder met haar uitleg aan de vrouw aan de telefoon.
‘Sorry,’ zei hij geluidloos. Hij zette de hoed af en plaatste hem zorgvuldig terug op zijn standaard. Hij stond nu met zijn flank naar Mia gekeerd en in het zonlicht dat door het grote raam op zijn lichaam viel bestudeerde ze zijn profiel: de gladgeschoren kin, de rechte neus, het korte donkere haar dat boven de oren een beetje grijs begon te worden. Hij droeg een oude spijkerbroek met grasvlekken aan de zoom en een marineblauw T-shirt dat zijn brede schouders en gebruinde armen goed deed uitkomen. Wat zou er voor nodig zijn, klonk de verraderlijke stem van de verleiding weer in haar hoofd, om je te doen geloven dat hij het serieus meent en het ondenkbare te doen?
‘Dat had ik niet moeten doen,’ zei hij toen ze het gesprek had afgesloten. ‘Nu ben ik nog dieper in je achting gezonken, als dat al mogelijk is.’
‘Zullen we maar gewoon accepteren dat je het allerlaagste peil hebt bereikt, en opnieuw beginnen?’
Hij glimlachte. ‘Dat klinkt buitengewoon grootmoedig.’ Hij kwam terug naar de toonbank. ‘Kun je nu een uurtje vrijmaken om naar iets heel bijzonders te komen kijken? Zeg alsjeblieft ja. Ik ben net een kind met een nieuw speeltje waar ik dolgraag mee wil pronken. En er is niemand anders aan wie ik het kan vragen.’
‘Nou, als het zo beroerd gesteld is met je sociale contacten, kan ik natuurlijk geen nee zeggen.’
Ze namen het voetpad tussen Medlar House en de kerk en volgden dat omhoog naar de bossen, waar ze het met fluitenkruid omzoomde pad verruilden voor de koelte van de bladerrijke schaduw.
‘De wilde hyacinten zijn helemaal uitgebloeid,’ zei Owen toen ze de top van de helling hadden bereikt, ‘maar de wilde knoflook laat zich nog van z’n beste kant zien.’
Toen ze het dichte tapijt van fijne witte bloemetjes zag, ademde Mia met genoegen de licht pittige lucht in. ‘Het is prachtig,’ zei ze zacht en toen liep ze naast hem de helling af, die zachtjes veerde onder hun voeten.
‘Nog nieuws van Jensen vandaag over het huis dat ze willen huren?’ vroeg hij. ‘Madison was gisteren vreselijk opgetogen toen ze erover vertelde. Ik heb alles te horen gekregen over de slaapkamer die van haar zou worden, en over de tuin waar ze kippen gaat houden. Weet je dat ze van plan is me eieren te brengen in ruil voor pianolessen?’
Mia lachte. ‘Ja, het lieve kind heeft het al helemaal uitgedokterd. Wat nieuws betreft... ik heb vandaag nog niets van Jensen gehoord, maar dat is hopelijk een goed teken. Ik vermoed dat ze druk bezig zijn de papieren te regelen en hun flats in Londen op te zeggen. Ik kan trouwens nog steeds niet geloven dat ze hier in het dorp komen wonen. Het gaat allemaal zo snel.’
Hij draaide zijn hoofd iets naar haar toe en met spikkels zonlicht op zijn gezicht zei hij: ‘Het ziet ernaar uit dat alle wegen nu hierheen leiden. Dat moet het lot zijn.’
Ze slikte en veranderde van onderwerp. ‘Het is ontzettend aardig van je om Madison pianoles te geven. Ze zegt dat je veel geduld met haar hebt en dat je zelf fantastisch speelt.’
‘Niet fantastisch, bij lange na niet.’
Toen ze de rand van zijn grondgebied bereikten, zag ze een manshoge opening in de rododendronhaag, waar Owen haar doorheen leidde. Met haar rug naar het bos en haar gezicht naar het meer zag ze een stel zwaluwen door de helderblauwe lucht scheren. Ze luisterde naar het vogelgezang en de roep van een koekoek in de verte en had het bedwelmende gevoel dat ze een andere wereld was binnen gestapt. Het was een bitterzoet gevoel en haar borst verkrampte door talloze emoties.
‘Nou,’ zei hij, ‘als je het gevoel hebt dat je me kunt vertrouwen, zou ik graag willen dat je je ogen dichtdoet en ze pas weer opent als ik zeg dat het mag.’
Om te bewijzen dat ze hem inderdaad vertrouwde, deed ze wat hij vroeg en liet ze zich door hem aan de hand meenemen.
‘Niet vals spelen,’ zei hij, alsof hij haar gedachten las toen ze in de verleiding kwam om stiekem even te kijken. ‘Nog maar een klein stukje verder.’
‘Je gaat me toch niet in het meer duwen, hè?’ vroeg ze terwijl ze voorzichtig haar weg zocht op de ongelijke bodem.
‘Alsof ik zoiets onsportiefs zou doen.’
Ze hielden halt.
‘Nu mag je je ogen opendoen.’
Ze knipperde een paar keer tegen het felle zonlicht en toen zag ze het. ‘Wow!’ zei ze. ‘Dat is niet niks.’
‘Vind je het mooi?’
Ze glimlachte. ‘Heel mooi. Maar het is zo veel meer dan een zomerhuisje. Het is, het is... Ik weet niet hoe ik het moet noemen.’
‘Volgens de fabrikant is het een paviljoen, maar dat klinkt belachelijk aanmatigend en grandioos, vind je niet?’
‘Helemaal niet. Is dit waar Joe je mee geholpen heeft?’
‘Ja, hij heeft fantastisch werk geleverd. We waren er gisteravond mee klaar.’
‘Heb je geholpen het te bouwen?’
Hij lachte. ‘Nou, bouwen is te veel gezegd. Ik heb gewoon gedaan wat me gezegd werd: sjouwen, dingen vastgehouden en heel precieze, heel simpele instructies opvolgen. Wil je het van dichterbij bekijken?’
Hij roeide hen het meer over. De gouden junizon weerkaatste in het water en verblindde Mia. Ze werden op het eiland begroet door niemand minder dan Poetin, die de stilte verbrijzelde met een van zijn beruchte kreten.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg Owen de pauw toen hij uit de roeiboot stapte en het touw aan de restanten van een omgehakte boom bond. ‘Ik dacht dat ik had gezegd dat dit privé-eigendom is. Wegwezen, jij!’
Poetin keek Owen met diepe minachting aan en Mia moest lachen.
‘Praat je altijd zo tegen hem?’ vroeg ze.
‘Ik geef het niet graag toe, maar ja. Hij op zijn beurt probeert me te intimideren met boze blikken. Geef me je hand.’
Ze deed wat hij zei, maar de boot wiebelde verontrustend toen ze een voet op het droge zette en doordat haar gewicht er precies tussenin hing, dreef de boot een stukje weg. Ze slaakte een verschrikte gil en meteen sloeg Owen zijn armen om haar heen en hield hij haar stevig vast. ‘Normaal ben ik niet zo onhandig, hoor,’ zei ze verlegen.
‘Jullie landrotten zijn allemaal hetzelfde,’ zei hij nonchalant.
Er was echter niets nonchalants aan de manier waarop hij naar haar keek, of aan het feit dat hij geen aanstalten maakte haar los te laten. De lucht tussen hen in leek te trillen van spanning en er ging een golf van ontsteltenis door haar heen terwijl haar lichaam de impuls ervoer om iets te doen wat heel erg verkeerd zou zijn. O god, zorg dat hij me loslaat, dacht ze, want zelf kon ze niet anders dan daar in zijn omhelzing blijven staan.
Als om hun een standje te geven slaakte Poetin een oorverdovende kreet. Ze schrokken allebei op en lachten toen; het moment was voorbij. Owen liet haar los, bukte zich naar de waterkant en trok aan een stuk touw dat aan een boomtak zat vastgebonden. ‘Wil je mijn nieuwe stekkie mee inwijden met een glas wijn?’ Hij trok een emmer met daarin een fles Sancerre omhoog, die in het water had liggen koelen.
‘Je hebt het allemaal prima voorbereid.’
‘Wacht maar tot je ziet hoe goed ik het precies heb voorbereid.’
Hij ging haar voor en door de open deur van het paviljoen zag ze dat er een paar Lloyd Loom-stoelen compleet met kussens in stonden. Voor de stoelen stond een tafel met daarop twee glazen en een rieten picknickmand.
Hij zag haar naar de tafel kijken. ‘Ik weet wat je denkt,’ zei hij en hij pakte een handdoek van de mand en droogde de fles af.
‘Is dat zo?’
‘Dat dit allemaal wel erg aanmatigend lijkt, dat ik er wel verdomd zeker van was dat je zou komen.’
‘Was je dat inderdaad?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Integendeel juist. Maar ik koos ervoor optimistisch te blijven denken. Dat probeer ik altijd te doen. Het is altijd het beste om hoop te koesteren, vind je niet?’
Ze keek hem indringend aan. ‘Owen, wil je me iets beloven?’
‘Wat?’
‘Dat dit niet allemaal onderdeel uitmaakt van een ingewikkeld spelletje dat je van plan bent met me te spelen? Ik wil dat je eerlijk tegen me bent.’
Hij zette de fles neer en kwam naar de deuropening toe, waar ze aarzelend was blijven staan. Maar een tiental centimeters van haar vandaan leken zijn volmaakt heldere hazelnootkleurige ogen elke trek, elk lijntje, elke rimpel in haar gezicht te bestuderen.
O god, dacht ze, een vrouw van haar leeftijd hoorde niet aan zo’n kritische blik te worden onderworpen.
‘Ik beloof je met de hand op mijn hart dat ik geen spelletje met je speel,’ zei hij.
‘Mooi.’