12
Het mocht een wonder heten dat er ook maar iemand creatief kon zijn in een kantoor dat er zo sjofgel uitzag. Of was het idee misschien dat de ontwerpers, verstoken van elke vorm van schoonheid, hun lelijke werkomgeving zouden ontvluchten naar een denkbeeldige idylle waar ze prachtig meubilair bedachten – alles om maar aan de realiteit van dit vreselijke oord te ontsnappen?
Het kantoor was vreselijk. Tapijttegels werden met bruine verpakkingstape op hun plaats gehouden, de verf bladderde van de vochtige muren, de ramen zaten te hoog om door naar buiten te kijken, er hingen spinnenwebben als vergeten kerstversieringen tussen de lampen en het was altijd ofwel verstikkend warm of ijskoud. Het was gewoon een gevangenis en zo deprimerend als het maar zijn kon.
Daisy zou echter weldra ontsnappen. Over vijf dagen was ze hier weg. Vertrokken. Niemand zou haar missen. Niemand zou zich afvragen hoe het met haar ging of waar ze mee bezig was. Ze zou net zo goed vergeten worden als de spinnenwebben boven haar hoofd.
Eind vorige week had ze haar ontslag ingediend. Dat had ze haar ouders nog niet verteld, en het was ook niet het enige wat ze had verzwegen. Ze had natuurlijk niet anders gekund. Pap was nog niet klaar om de hele waarheid te horen. Eén schok per keer was het beste. Als ze eenmaal in Australië zat, zou ze de rest vertellen – wanneer ze veilig duizenden kilometers van hem verwijderd was.
Scott was het daar niet mee eens. Hij was de mening toegedaan dat je het beste al het nieuws in één grote bulk op tafel kon kieperen. Maar hij had gemakkelijk praten; hij had niet met pap te maken. Hij had aangeboden met haar mee te gaan, maar ze had nee gezegd; ze wilde het alleen doen.
Toen Scott haar van het station had opgehaald, had hij niet meteen gevraagd hoe het was gegaan, want daar kende hij haar te goed voor. Hij wist dat hij geduld moest hebben. Als je haar klem zette klapte ze dicht; zo beschreef hij wat er gebeurde als ze zich onder druk voelde staan. En dus had hij haar afgeleid door te vertellen hoe hij hun oude buurvrouw mevrouw Balfour had geholpen haar kat te zoeken, die al enkele dagen zoek was. Scott had haar uiteindelijk gevonden in een schuurtje drie huizen verderop.
‘Mijn held,’ had Daisy glimlachend gezegd. En dat meende ze.
Terug in de flat had ze de waterkoker aangezet voor thee en gedetailleerd verslag uitgebracht van hoe haar vader op het nieuws had gereageerd. ‘En voor je het vraagt, nee, ik heb hem het belangrijkste nog niet verteld.’
‘Aha,’ zei Scott en hij leunde tegen het aanrecht terwijl zij stond te twijfelen of ze een nieuw doosje pepermuntthee zou openmaken of voor groene thee zou kiezen.
‘Ik kon gewoon niet alles in één keer vertellen,’ zei ze. ‘Ik weet dat je me een lafaard vindt, maar ik kon echt niet –’
Hij had haar met een kus tot zwijgen gebracht. ‘Je bent geen lafaard. Dat heb ik nog nooit gedacht.’
Aan de andere kant van de scheidingswand ging de telefoon. Hij rinkelde en rinkelde maar door. Ze wist dat Julienne, de slechtste receptioniste ter wereld, daar aan haar bureau zat; Daisy hoorde de lange acrylnagels van het meisje op haar toetsenbord tikken. Daisy wist ook zeker dat het geen belangrijk werk was dat het irritante meisje ervan weerhield de telefoon op te nemen. Julienne was zo lui als ze stom was en kwam alleen werken om haar hectische sociale leven te financieren en er dan berichtjes over op Facebook te plaatsen.
Tring, tring. Tring, tring. Het leek wel Chinese watermarteling. Als het nog veel langer duurde, zou Daisy die verdraaide telefoon zelf opnemen!
Eindelijk zweeg de telefoon en in de stilte die volgde voelde Daisy dat ze ontspande. Ze was veel te opgefokt, precies zoals Scott had gezegd.
‘Je had beter meteen alles kunnen vertellen,’ had hij gezegd toen ze hem ’s nachts wakker had gehouden met haar gedraai en gewoel.
Ze had natuurlijk haar troefkaart kunnen uitspelen. De oude Daisy zou dat zonder pardon hebben gedaan; ze zou pap gedreigd hebben dat ze weer ziek zou worden als hij niet naar haar luisterde. Ze deed echter haar best een andere Daisy te zijn. Ze wilde serieus worden genomen als een jonge, sterke zelfstandige vrouw, die in staat was haar eigen beslissingen te nemen en haar eigen fouten te maken. Ze wilde niet meer papa’s kleine meisje zijn. Ze wilde zoals Eliza zijn. Eliza was altijd in staat geweest precies te doen wat ze wilde zonder dat pap zich met haar leven bemoeide.
Hoewel... dat was niet helemaal waar. De laatste keer dat Eliza een vriend mee naar huis had gebracht, had pap zich verschrikkelijk gedragen tegen de vriend én tegen haar. Eliza studeerde toen nog aan de universiteit. Pap had één blik op Eliza’s vriend geworpen en gezegd: ‘Nou, Dave, je bent een hele verbetering ten opzichte van de vorige, dat kan ik je wel vertellen. Maar onder ons gezegd, was hij niet moeilijk te verslaan. Hij was echt ontzettend lelijk.’ In de pijnlijke stilte die volgde, had pap om zich heen gekeken en gezegd: ‘Dat was een grapje.’ Hij had Dave de hand geschud en gezegd: ‘Jij wist wel dat het een grapje was, nietwaar, Dave? Natuurlijk wist je dat. Alleen een idioot zou denken dat ik het serieus meende en jij bent geen idioot, hè, Dave?’
Hij had de arme jongen in één vloeiende en schandelijke beweging voor zowel stom als lelijk uitgemaakt. Mam was naderhand woedend op pap geweest; Daisy had hen ruzie horen maken toen ze in bed lag. Ze maakten destijds vaak ruzie. Toegegeven, Dave was niet bepaald een stuk geweest, maar dat deed er niet toe. Het was geen verrassing dat Eliza nooit meer iets over hem had gezegd. Nu was Eliza echter bereid eenzelfde vernedering te riskeren. Ze had Daisy verteld dat ze Greg mee naar huis zou nemen zodra hij een gaatje in zijn drukke agenda kon vinden. Wie die Greg ook was, Eliza moest een enorm vertrouwen in hem hebben en geloven dat hij veel sterker was dan Dave.
Net als Scott.
Daisy had zichzelf al duizenden keren voorgehouden dat Scott een ontmoeting met pap gemakkelijk aan zou kunnen, en hij had haar herhaaldelijk verzekerd dat niemand ook maar iets kon zeggen wat zijn gevoelens voor haar zou veranderen.
Ze had Scott leren kennen toen ze op zijn online advertentie had gereageerd: Relaxte Aussie-die-in-contact-staat-met-zijn-vrouwelijke-kant zoekt huisgenoot. Hij had de advertentie zo verwoord omdat hij zijn flat eigenlijk niet met een man wilde delen. Mannen waren zo onbetrouwbaar en slordig als de hel, had hij gezegd; hij was de enige uitzondering, had hij eraan toegevoegd. Haar enige concurrenten waren zo ongeveer duizend homo’s geweest.
Ze had Scott meteen gemogen, maar niet op een romantische manier. Hij was tien jaar ouder dan zij en was voor haar dus helemaal niet in beeld. Bovendien had hij destijds een relatie met een meisje van het bedrijf waar hij projectleider was. Haar ouders hadden hem ontmoet toen ze haar hielpen verhuizen en zelfs pap had schoorvoetend zijn goedkeuring gegeven; hij zag Scott als iemand die betrouwbaar was, een oogje op zijn dochter zou houden en niet zou proberen haar te versieren.
De zaken veranderden echter toen Scotts vriendin het plotseling uitmaakte. Voor het eerst in haar leven verkeerde Daisy in de positie dat ze iemand anders kon troosten, dat zij nuttig kon zijn voor iemand. Vanaf toen groeide er geleidelijk iets tussen hen, tot ze zich uiteindelijk allebei realiseerden dat ze verliefd op elkaar waren. Haar relatie met Scott maakte haar gelukkiger dan ze ooit in haar leven was geweest.
Ze had niets daarvan dat weekend zelfs maar aangestipt. Oké, dat was ook weer niet helemaal waar; ze had Eliza verteld dat haar vertrek naar Australië nog maar de helft van het verhaal was, dat er nog meer zou komen. Het was typerend voor Eliza – gereserveerd en terughoudend als altijd – dat ze niet had doorgevraagd.
Toen ze dat weekend met haar zus samen was geweest, had ze zich gerealiseerd hoezeer ze haar zou missen. En Jensen ook. Er was een tijd geweest dat die twee maar al te blij zouden zijn geweest als ze naar de andere kant van de wereld vertrok, maar dat was allemaal veranderd toen ze ziek was geworden. Jensen was in die periode onverwacht lief en zorgzaam voor haar; hij praatte tegen haar zoals niemand anders dat deed, openhartig en spontaan. Hij gekscheerde zelfs dat hij niet zo veel moeite had hoeven doen om haar leven te redden als ze het nu ging verprutsen.
Hij doelde op de keer dat ze met het hele gezin in Oostenrijk op skivakantie waren. Jensen en Eliza wilden samen gaan skiën en toen Daisy zeurde dat ze met hen mee wilde in plaats van met pap en mam, stemde pap daarmee in op voorwaarde dat Jensen goed op haar lette. ‘Pas op je zusje,’ beval hij. ‘Verlies haar niet uit het oog.’
‘Kunnen we weer babysitten,’ mopperde Jensen boos.
‘Ik heb geen babysitters nodig,’ pareerde Daisy. ‘Ik kan net zo goed skiën als Eliza en jij. Misschien zelfs wel beter.’ Dat was volstrekt onwaar, maar Daisy, dertien jaar oud, wilde bewijzen dat ze niet het irritante kleine zusje was waarvoor zij haar uitmaakten. Ze waren ongeveer een halfuur bezig, toen ze van een stoeltjeslift stapten en Jensen zei dat hij naar het toilet moest.
Eliza zei dat ze ook moest. ‘En jij, Daisy?’
Daisy schudde haar hoofd en stak nog wat kauwgum in haar mond, ondanks het uitdrukkelijke verbod kauwgum te kauwen tijdens het skiën. Ze keek toe terwijl ze hun ski’s losmaakten en die met de stokken tegen het rek zetten. Ze hadden net hun handschoenen uitgetrokken toen ze zei: ‘Dan zie ik jullie beneden wel!’ En daar ging ze, wetend dat ze haar niet zouden kunnen inhalen. Dat zou hun een lesje leren! Ze skiede zo snel ze kon, vastbesloten te bewijzen dat ze minstens zo goed was als haar broer en zus. Haar herinneringen aan wat er daarna gebeurde, hadden iets van een illegaal gekopieerde dvd. Er ontbraken stukken uit de film en wat ze zich nog wel herinnerde was wazig. Maar kennelijk botste ze, toen ze per se over haar schouder wilde kijken om te zien of haar broer en zus haar niet inhaalden, bijna met een snowboarder die tussen de bomen rechts van haar uit kwam. Ze slaagde erin hem te ontwijken, maar verloor daarbij de controle en skiede tegen een boom. Toen Jensen en Eliza haar bereikten, ademde ze niet meer en waren haar lippen blauw geworden.
Op de een of andere manier wist Jensen wat hij moest doen. Hij draaide haar om en stompte haar zo hard hij kon, telkens en telkens weer, tot de kauwgum eindelijk uit haar mond vloog. Intussen had iemand anders hulp ingeroepen en binnen de kortste keren werd ze op een brancard de rest van de helling af gebracht en belde Eliza pap en mam met haar mobiele telefoon. In het ziekenhuis kreeg ze te horen dat haar helm had voorkomen dat haar hoofd openbarstte, maar dat de snelle reactie van haar broer haar het leven had gered.
Pap was in het ziekenhuis de dankbaarheid zelve geweest, maar weer terug in het hotel hoorde Daisy hem tegen mam zeggen: ‘Ik had nadrukkelijk tegen Jensen gezegd dat hij haar niet uit het oog mocht verliezen. Waar dacht hij verdomme dat hij mee bezig was?’
‘In godsnaam, Jeff, kun je niet gewoon toegeven dat je zoon iets goeds heeft gedaan? Je hebt toch gehoord dat Daisy zou zijn gestorven als hij niet zo adequaat had ingegrepen?’
‘Oké, oké. Hou er nou maar over op. Maar ik denk nog steeds dat als hij naar me had ge...’
‘Jeff!’
Als pap al zo moeilijk kon doen tegen iemand die haar leven had gered, hoe zou hij dan een man behandelen die haar niet alleen wilde meenemen naar de andere kant van de wereld, maar ook nog met haar wilde trouwen? Want dat was het grote geheim dat ze voor haar familie verzweeg: Scott had haar ten huwelijk gevraagd en zij had ja gezegd.
De telefoon aan de andere kant van de scheidingswand begon weer te rinkelen. Tring, tring. Tring, tring.
Zich realiserend dat ze net zo weinig uitvoerde als Julienne zette Daisy Scott en haar vader uit haar gedachten en ging ze verder met werken. Maar dat deed ze pas nadat ze zich iets heel essentieels had afgevraagd: Waarom vond ze dit zo belangrijk? Waarom dacht ze na al die jaren en na alle therapie die ze had gehad nog steeds dat haar vaders mening er iets toe deed?