23

Terwijl Owen drankjes inschonk en uitdeelde op de veranda, nam Rich zijn rol als bon viveur op zich en vermaakte hij iedereen met een aangedikt verhaal over hun sofa-avontuur.

‘Met veronachtzaming van lijf en ledematen en tot schade van Owens waardigheid was ik degene die hem heeft overgehaald,’ zei hij tegen de groep toen hij was uitverteld, ‘dus ik sta erop dat, mochten er in het dorp beschuldigingen worden geuit over onfatsoenlijk gedrag, die in alle eerlijkheid voor mijn deur worden neergelegd en niet voor die van Owen.’

‘Die beschuldigingen kunnen me wat,’ zei Scott. ‘Jensen, ik stel voor dat wij ons eigen tweemansbobteam vormen en ook een poging wagen.’

‘Daar komt niets van in,’ zei Daisy met een speelse tik tegen zijn schouder, ‘ik wil niet dat je gewond raakt terwijl we nog zo veel moeten doen voor ons vertrek naar Sydney.’

Madison en Beth stonden op van de deken op het gazon waarop ze zaten en kwamen naar de veranda. ‘Owen,’ zei Madison, ‘mogen we nu alsjeblieft in je boot?’

Owen keek Tattie aan. ‘Vind jij dat goed?’

‘Natuurlijk. Maar meisjes, geen flauwekul. Jullie doen precies wat Owen zegt. Afgesproken?’

Madison rolde met haar ogen en wiegde met haar hoofd. ‘Ja, mam.’

Beth, die naast haar stond, giechelde.

‘Misschien moet ik maar meegaan als jullie me niet serieus willen nemen?’ zei Tattie op strenge no-nonsensetoon.

‘Nou-ou, ma-am.’

‘Maak je geen zorgen,’ verzekerde Owen Tattie. ‘Ik zal ze goed in de gaten houden.’ Toen zei hij tegen de meisjes: ‘Ik ben de kapitein, oké? Jullie doen te allen tijde wat ik zeg. En het eerste wat jullie moeten doen is mij groeten zoals dat bij mijn hoge rang past.’

Hij deed hun voor hoe dat moest en ze deden hem exact na, maar wisten nog net een heimelijk lachje te onderdrukken.

Hij keek naar Rich. ‘Jij hebt hier nu de leiding. Zorg dat de drank blijft vloeien en beperk de verhalen over mij tot een minimum.’

Rich lachte. ‘Jawel, kapitein Haddock.’

Owen ging de meisjes voor naar de houten steiger. ‘Juist,’ zei hij terwijl hij de boot naar zich toe trok, ‘ik stap eerst in en daarna help ik jullie.’

Ze knikten gehoorzaam en hij zette ze naast elkaar op het bankje achterin, maakte het touw los van de meerpaal en duwde de boot met een van de riemen bij de steiger vandaan.

‘Is het water erg diep?’ vroeg Madison toen Owen was begonnen te roeien.

‘Dat varieert,’ zei hij. ‘Op sommige plaatsen dicht bij de oever komt het maar tot je knieën.’ Hij wees naar het eilandje. ‘Maar daar is het veel dieper en zou je waarschijnlijk kopje-onder gaan. Daarom mogen jullie niets doen waardoor de boot zou kunnen omslaan. Kunnen jullie allebei zwemmen?’

‘Ja,’ zeiden ze in koor.

‘Niet zo heel goed,’ bekende Madison. ‘Ik kan maar één baan van het grote zwembad.’

‘Ik zal je een geheim verklappen,’ zei Owen. ‘Toen ik zo oud was als jij kon ik helemaal niet zwemmen. Rich heeft het me geleerd toen ik dertien was.’

‘Als ik niet te ver over de rand hang, mag ik dan mijn hand in het water houden?’ vroeg Beth.

‘Natuurlijk.’

‘Is Rich je vriendje? Komt hij hier bij jou wonen?’

Owen lachte om Madisons vraag, vooral vanwege de nuchtere toon waarop ze die had gesteld. Kinderen waren tegenwoordig heel anders dan toen hij opgroeide, veel wereldser.

‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Rich is mijn beste vriend. We hebben samen op school gezeten. Willen jullie naar het eiland om te kijken of we de reiger kunnen vinden die hier geregeld op bezoek komt?’

Jensen zat met zijn moeder op de steiger. Hij had zijn schoenen uitgedaan om zijn voeten in het water te kunnen hangen, nam tevreden een flinke slok van zijn bier en boog zijn hoofd achterover zodat de zon op zijn gezicht kon schijnen.

‘Bedankt, mam,’ zei hij even later, zich omdraaiend om haar aan te kijken.

‘Waarvoor?’

‘Voor dit weekend. Omdat je Madison het gevoel geeft dat ze hier welkom is. En omdat je haar hebt opgevrolijkt.’

Ze glimlachte. ‘Ik heb niets gedaan.’

‘Je hebt het mogelijk gemaakt. Het probleem is dat ik denk dat het moeilijk wordt haar weer mee naar huis te krijgen.’

‘Moeten jullie zo snel alweer weg? Kunnen jullie niet nog een paar dagen blijven?’

‘Jammer genoeg niet. Tattie heeft wat boekingen staan en ik heb dinsdag een afspraak met een klant.’

‘Wat jammer. Luister, ik weet dat het een gok is, maar aangezien het vakantie is, zouden jullie Madison misschien hier kunnen laten en haar later deze week komen ophalen. Ik weet zeker dat Beth haar graag meer zou willen zien. Als Madison zonder haar moeder hier wil blijven, natuurlijk. Misschien wil ze dat wel helemaal niet.’

‘Meen je dat nou?’ zei Jensen. ‘Ze zeurt Tattie al steeds aan haar hoofd. Beth wil kennelijk dat ze een nachtje komt logeren, zodat ze laat op kunnen blijven en naar de sterren kunnen kijken.’

‘Zullen we dan vragen wat Tattie ervan vindt? Maar ik begrijp het helemaal als ze haar dochter niet zomaar bij iemand wil achterlaten die ze nauwelijks kent.’

‘Hebben jullie het over mij?’

Ze draaiden zich allebei om en zagen Tattie achter hen staan. Jensen stak zijn hand uit en nodigde haar uit naast hem te komen zitten. ‘Mam heeft een geniaal idee.’

‘Weet je wel zeker dat het kan?’ vroeg Tattie toen Jensen het had uitgelegd. ‘Je hebt ook je werk.’

‘Het lukt vast wel. Bovendien denk ik dat Madison het wel leuk zou vinden me te helpen, denk je ook niet?’

‘Kijk, mam! Ik ben aan het roeien!’

Ze keken naar het water en zagen Madison naar hen toe komen roeien. ‘Jee!’ riep Tattie zwaaiend. ‘Geweldig, meisje!’

Jensen haalde zijn mobiele telefoon uit zijn zak om een foto te maken. ‘Even stilzitten, Madison,’ riep hij. ‘Grote glimlach! Jullie ook, Beth en Owen.’

Lachend zei Tattie: ‘Hoe bedoel je, glimlach? Ze doet niet anders dan glimlachen sinds we hier zijn.’

Toen hij klaar was met foto’s maken stopte Jensen zijn mobieltje weer weg. ‘En wat vind je van mams aanbod?’

‘Ik vind het een geweldig idee, maar weet je het absoluut zeker, Mia?’

‘Ja, het wordt beslist leuk. Ze strekt je echt tot eer. Je mag heel trots op haar zijn.’

‘Ik zou het compliment graag aannemen, maar de waarheid is dat zijzelf de enige is die dat verdient.’

Jensen sloeg zijn arm om Tattie heen. ‘Aanvaard het compliment of aanvaard de gevolgen.’

‘Wat voor gevolgen?’

‘Dat je in het water wordt geduwd.’

‘O ja, en wat voor voorbeeld zou dat zijn voor Madison en Beth?

‘Het zou ze leren een compliment te aanvaarden.’

Mia lachte. ‘Ik laat jullie het maar even uitvechten.’

Ze was net opgestaan toen Owen de boot langs de steiger legde.

‘We hebben een reiger gezien op het eiland,’ zei Madison opgetogen. ‘Hij had heel lange poten en toen hij wegvloog, waren zijn vleugels wel zó groot.’ Ze spreidde haar armen uit om te laten zien hoe groot en raakte per ongeluk Beths neus. ‘Oeps, sorry,’ zei ze en zonder dat Jensen daar een reden voor kon bedenken, begonnen de twee meisjes te lachen.

‘O nee, ze hebben het stadium van giechelen om niks bereikt,’ zei Tattie, ‘dat betekent dat we ze snel op het droge moeten halen.’

‘Gooi het touw maar, Owen,’ zei Jensen, die was opgestaan.

Toen de boot veilig vast lag, gaf Owen eerst Beth en daarna Madison over aan Jensen. Nog steeds lachend renden de meisjes op Owens instructie de tuin door om bij Rich iets te drinken te gaan halen.

In de rust en stilte die ze achterlieten zei Owen: ‘Heeft er nog iemand zin in een rondje over het meer? Jij misschien, Mia?’

‘O nee, neem maar iemand anders mee.’

‘Vooruit, mam. Waarom niet?’

‘Ja, Mia,’ bemoeide ook Tattie zich ermee, ‘je hebt niets gedaan dan achter ons aan rennen; het wordt tijd dat je zelf een beetje gaat genieten. Wacht even, dan laat ik je wijnglas bijvullen en kun je echt ontspannen.’

Jensen hielp haar in de boot en tegen de tijd dat ze zat, was Tattie terug met haar volle glas en een blikje San Miguel voor Owen. Jensen gooide het touw naar Owen toe en zwaaide naar hen. ‘Veel plezier,’ zei hij met zijn arm om Tattie heen.

‘Ik zou hier best aan kunnen wennen,’ zei Tattie met een tevreden zucht terwijl ze toekeken hoe Owen aan de riemen trok.

‘Waar zou je aan kunnen wennen?’

‘Deze idyllische levensstijl. Het is gewoon zo ongelooflijk volmaakt.’

Jensen draaide haar naar zich toe en kuste haar. ‘Misschien moeten we er dan eens over nadenken om uit Londen weg te gaan. Samen! Jij, Madison en ik.’

Ze keek hem in de ogen. ‘Zou dat kunnen?’ fluisterde ze.

‘We kunnen doen wat we willen. Wát we maar willen.’

En terwijl hij daar stond, met de vrouw van wie hij hield in zijn armen, de zon op hun gezicht, besefte Jensen dat hij nooit eerder zo gelukkig was geweest of zich ergens zo zeker van had gevoeld.

Een huis vol vrienden
x9789032513924-1.html
x9789032513924-2.html
x9789032513924-3.html
x9789032513924-4.html
x9789032513924-5.html
x9789032513924-6.html
x9789032513924-7.html
x9789032513924-8.html
x9789032513924-9.html
x9789032513924-10.html
x9789032513924-11.html
x9789032513924-12.html
x9789032513924-13.html
x9789032513924-14.html
x9789032513924-15.html
x9789032513924-16.html
x9789032513924-17.html
x9789032513924-18.html
x9789032513924-19.html
x9789032513924-20.html
x9789032513924-21.html
x9789032513924-22.html
x9789032513924-23.html
x9789032513924-24.html
x9789032513924-25.html
x9789032513924-26.html
x9789032513924-27.html
x9789032513924-28.html
x9789032513924-29.html
x9789032513924-30.html
x9789032513924-31.html
x9789032513924-32.html
x9789032513924-33.html
x9789032513924-34.html
x9789032513924-35.html
x9789032513924-36.html
x9789032513924-37.html
x9789032513924-38.html
x9789032513924-39.html
x9789032513924-40.html
x9789032513924-41.html
x9789032513924-42.html
x9789032513924-43.html
x9789032513924-44.html
x9789032513924-45.html
x9789032513924-46.html
x9789032513924-47.html
x9789032513924-48.html
x9789032513924-49.html
x9789032513924-50.html
x9789032513924-51.html
x9789032513924-52.html
x9789032513924-53.html
x9789032513924-54.html
x9789032513924-55.html
x9789032513924-56.html
x9789032513924-57.html
x9789032513924-58.html
x9789032513924-59.html
x9789032513924-60.html
x9789032513924-61.html
x9789032513924-62.html
x9789032513924-63.html
x9789032513924-64.html
x9789032513924-65.html
x9789032513924-66.xhtml