37
Door de combinatie van regen, slecht zicht en wegwerkzaamheden kon Jeff niet anders dan met een slakkengang over de M1 voortkruipen. Dat gaf hem wel ruimschoots de tijd om te bedenken wat hij tegen Daisy zou zeggen en om na te denken over gisteravond.
Meestal genoot hij wel van een avond met Muriel en Georgina; hij vond het leuk met hen te bekvechten en te flirten, maar de aanwezigheid van die verdraaide Owen Fletcher had de sfeer verpest. Die man was zo glad als een aal. Hij maakte zichzelf zo vaak mogelijk tot het middelpunt van de aandacht. Jeff kon er met zijn verstand niet bij waarom Muriel en Georgina, en Mia trouwens ook, niet inzagen wat die man werkelijk was: een grote oplichter, een flikflooier en een gladjanus die er waarschijnlijk voor zou zorgen dat Georgina zichzelf voor aap zette.
Mia was de hele avond in een vreemde bui geweest en dat was er niet beter op geworden toen ze thuis in bed lagen. Oké, hij was een beetje dronken geweest, maar niet zo dronken dat hij nergens meer toe in staat zou zijn geweest, en daar beschuldigde Mia hem wel van toen hij had geprobeerd haar te kussen.
Het geluk was eindelijk aan zijn kant toen hij zijn Mercedes twee huizen van Daisy’s flat vandaan kon parkeren. Hij werd plotseling nerveus. Dit moest goed gaan. Zijn boosheid mocht onder geen beding de overhand krijgen. Hij was hier om bruggen te bouwen, om Daisy te laten zien dat hij van haar hield, dat hij niets zo belangrijk vond als haar geluk. Toen hij haar gistermiddag had ge-sms’t om te vragen of hij vanochtend bij haar kon langskomen, was hij bang geweest dat ze nee zou zeggen of, erger nog, dat hij helemaal niets van haar zou horen.
Hij haastte zich in de regen over het trottoir en belde aan op de intercom. Een lichaamloze stem – die van zijn toekomstige schoonzoon – zei hem naar boven te komen.
Teleurgesteld dat Scott er was liep hij met grimmige vastberadenheid de trap op. Hij zou dit gesprek liever hebben gevoerd zonder dat Scott in de buurt was, maar dat zat er duidelijk niet in.
Scott wachtte Jeff op de overloop op. ‘Daisy is even brood halen voor de lunch,’ zei hij.
‘Wat? Geen braadvlees op zondag?’ gekscheerde Jeff en hij keek naar de gescheurde spijkerbroek, de blote voeten, het mouwloze T-shirt, de ongeschoren kin en de algehele uitstraling van een man die gewoon niet goed genoeg was. Wie was deze onbetekenende persoon dat hij durfde te denken dat hij zelfs maar naar Daisy mocht kijken, laat staan met haar trouwen?
‘We dachten dat soep met brood wel goed zou zijn,’ zei Scott terwijl hij Jeff de flat in loodste en de deur achter hen dichtdeed. ‘We gaan vanavond uit eten en wilden niet –’
‘Jullie zijn aan het inpakken,’ onderbrak Jeff hem met een blik op de dozen in de kleine kamer. De grote meubelstukken, zoals een versleten bank en een leunstoel, een boekenkast, een televisie en een salontafel stonden er nog, maar voor de rest was bijna alles uit de kamer verdwenen – de boekenkast en de muren waren leeg. Het gebeurt echt, dacht hij. Daisy gaat echt weg. Dat idee deed zo veel pijn dat het voelde alsof hij een klap tegen zijn borst kreeg. Hij balde zijn vuisten en draaide zich om naar de man die verantwoordelijk was voor die pijn. ‘Mijn vrouw vertelde me dat jullie vlucht al geboekt is.’
‘Ja, dat klopt.’
Jeff werd woedend om de nonchalante houding van de man. ‘En je vond het niet gepast mij om toestemming te vragen om met mijn dochter te trouwen?’ zei hij. ‘Of me te vragen of ik er bezwaar tegen heb dat je haar meesleurt naar een of andere godvergeten plek in Australië?’
‘Ik sleur je dochter nergens mee naartoe, Jeff.’
Dat ging te ver. ‘Jeff?’ bauwde hij hem na. ‘Heb ik gezegd dat je me Jeff mocht noemen?’
De andere man rolde met zijn ogen en stak zijn handen in zijn kontzakken. ‘Oké,’ zei hij met een licht schouderophalen, ‘gaat u het zo spelen? Prima. Dat kan ik ook. Maar laat één ding heel duidelijk zijn, menéér Channing: ik hou van uw dochter. Het enige wat ik wil is de rest van mijn leven met haar doorbrengen en zo goed mogelijk voor haar zorgen. En nu we toch zo openhartig zijn, zou ik zeggen dat Daisy geen betere keus kan maken dan zo ver mogelijk bij u uit de buurt te gaan, want u bent niet goed voor haar. U hebt haar leven grondig weten te verknallen. En uit wat ik van haar heb begrepen, bent u daar met uw andere kinderen ook uitstekend in geslaagd.’
Jeff keek hem ongelovig aan. ‘Ben je klaar?’ vroeg hij met een stem die rauw klonk door nauwelijks onderdrukte woede.
‘Ja, ik geloof wel dat ik klaar ben.’
Terwijl hij zijn vuisten nog strakker dichtkneep en zijn uiterste best moest doen om die klootzak niet op zijn zelfvoldane gezicht te slaan, hoorde Jeff een sleutel omdraaien in de deur achter hem.
Daisy zag haar vader en Scott en wist meteen dat er iets mis was. O god, dacht ze toen Scott wel naar haar keek, maar haar niet echt aankeek. Wat nu weer? En waarom had ze gedacht dat het een goed idee zou zijn hen tweeën even alleen te laten? Ze had Scott om brood moeten sturen. Ze had alleen met haar vader moeten praten.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, het brood tegen haar borst gedrukt terwijl ze de deur achter zich dichtdeed en wenste dat ze nog buiten stond.
‘We hebben wat beleefdheden uitgewisseld,’ zei Scott.
Haar vader snoof. ‘Je bedoelt dat je je grote mond hebt opengetrokken.’ Hij stapte naar Daisy toe. ‘Daisy, ik geloof niet dat je beseft wat voor man hij werkelijk is. Hij heeft me van ongelooflijke dingen beschuldigd. En als hij jouw hoofd heeft volgestopt met die onzin, dan zou je ver bij hem uit de buurt moeten blijven. Hij... hij hersenspoelt je. Hij manipuleert je en zet je tegen me op. Zie je dat dan niet?’
De moed zonk haar in de schoenen en ze voelde weer de vertrouwde machteloosheid. ‘Pap, ik weet niet over wie je het hebt, maar niet over Scott. Scott zou me nooit dwingen iets te doen wat ik niet wil, echt niet. Waarom ben jij de enige die dat niet ziet?’
‘Je bedoelt dat alle anderen zich door hem in de luren laten leggen!’
‘Hou op, pap! Hou gewoon op. Alsjeblieft. Je schreef in je sms’je dat je je wilde komen verontschuldigen, maar dat was niet waar, hè? Je wilt alleen proberen me op andere gedachten te brengen. Je kunt het gewoon niet laten, hè? Je moet mijn leven blijven regelen.’
‘Geloof me, Daisy, ik ben te goeder trouw hierheen gekomen om mijn excuses aan te bieden. En ik heb echt spijt van wat ik heb gezegd, maar luister alsjeblieft naar me. Jij en ik hebben altijd een bijzondere band gehad. Denk daar eens aan. Heb ik niet altijd voor je klaargestaan? Bij elke mijlpaal in je leven was ik aanwezig. Je eerste stapjes, je eerste dag op het kinderdagverblijf en daarna op school. Ik heb nooit een toneelstuk of een concert gemist waar jij in meespeelde. Oké, ik was een paar keer wat laat, maar ik was er wel, Daisy. En waarom? Omdat ik van je hield. Omdat je meer voor me betekende dan wie dan ook.’
Daisy keek naar haar vader en voelde zich overspoeld worden door een verpletterende golf van verslagenheid en verdriet. Ze wist dat haar vader van haar hield, en wist ook dat hij op zijn manier altijd het beste voor haar had gewild. Dat hij haar de maan en de sterren zou hebben gegeven als hij dat had gekund, zoals hij zo vaak had gezegd toen ze nog klein was.
De verpletterende golf begon haar in te sluiten en ze voelde de kracht om zich tegen haar vader te verzetten langzaam verdwijnen. Maar toen keek ze naar Scott en herinnerde ze zich weer wat hij bij het ontbijt tegen haar had gezegd. Ze moest dit doen, anders zou haar leven nooit veranderen en zou zij altijd een kind blijven.
‘Pap,’ zei ze, ‘je hield te veel van me. Je probeerde me in iets te veranderen wat ik nooit zou kunnen zijn. En dat doe je nu weer. Je moet me loslaten. Je moet erop vertrouwen dat ik mijn eigen beslissingen kan nemen.’
‘Maar dat doe je helemaal niet. Je laat deze... deze kerel voor jou beslissen. Hij heeft je zo onder de duim dat je de dingen niet meer helder ziet.’
Met het brood nog steeds als een schild tegen zich aan gedrukt, stapte Daisy bij haar vader vandaan en ging ze naast Scott staan. ‘Zeg zoiets alsjeblieft nooit meer over de man van wie ik hou, pap. Want als je dat wel doet, dan zweer ik dat ik nooit meer tegen je praat. Dwing me daar alsjeblieft niet toe.’