8
Tegen de tijd dat Mia klaar was in de badkamer, was Jeff al in diepe slaap, zijn ademhaling zwaar, zijn lijf rusteloos. Hij was nooit een rustige slaper geweest, maar hij was dan ook sowieso geen rustig type.
Terwijl ze naast het bed stond, had Mia medelijden met hem. Hij was erg van streek geweest door Daisy’s uitbarsting eerder die avond; niets had hem meer kunnen kwetsen dan wat ze had gezegd. Het was al erg genoeg dat Daisy had aangekondigd dat ze naar de andere kant van de wereld wilde vertrekken, maar haar te horen zeggen dat ze dat moest doen om bij hem weg te zijn moest ondraaglijk voor hem zijn geweest.
Mia was te opgewonden om te slapen of te lezen en ging stilletjes terug naar beneden om Daisy en Eliza, die in hun oude kamers sliepen, niet te storen. Jensen en Tattie waren niet blijven slapen, maar teruggegaan naar Londen.
In de keuken vulde ze de waterkoker, zette hem aan en sloeg haar armen om haar romp om zichzelf warm te houden. Het was eind mei, maar de nachten waren nog vrij kil. Het water kookte al snel en nadat ze een theezakje in een mok had gehangen en er melk bij had gedaan, pakte ze een stoel en gingen haar gedachten uiteraard naar Daisy. Nadat ze de kamer uit was gerend, was Jensen achter haar aan gegaan. Ze wist niet wat hij had gezegd om zijn zus te kalmeren, maar na een paar minuten waren ze teruggekomen en er was niet meer over het onderwerp gesproken. Iedereen, zelfs Jeff, concentreerde zich tactvol op Jensens verjaardagstaart en het uitblazen van de kaarsjes, alle dertig.
Jensen, dacht Mia vol genegenheid, was dertig jaar oud. Hoe was het mogelijk en waar was de tijd gebleven?
Jeff en zij hadden elkaar ontmoet in haar eerste jaar op de universiteit van Bristol. Ze was een verlegen en wat naïef meisje geweest en had zich tot hem aangetrokken gevoeld door zijn charme en volwassenheid en zijn buitengewone geloof in zijn eigen waarde en capaciteiten. Hij maakte haar bovendien aan het lachen. Hij was de eerste persoon die haar het gevoel gaf dat ze het leven misschien een tikje te serieus nam, dat er in feite een wereld van plezier op haar wachtte. Ze was zes jaar jonger dan hij en vol ontzag voor zijn zelfvertrouwen. Wanneer ze bij hem was, geloofde ze dat ze ook zo zou kunnen zijn, dat ze alles kon wat ze wilde en dat haar mogelijkheden onbegrensd waren.
Jeff Channing was op zijn zestiende van school gegaan en was helemaal niet het soort man dat haar ouders voor haar in gedachten hadden, wat zijn aantrekkingskracht natuurlijk alleen maar vergrootte. Hoe meer ze hem afkeurden, hoe onafhankelijker en vrijer zij zich voelde, en zich afzette tegen hun kleingeestigheid. Achteraf gezien gedroeg ze zich als een volstrekt normaal, opstandig negentienjarig meisje dat vastbesloten was de conventies en alle wetten die haar ouders haar hadden voorgeschreven aan haar laars te lappen.
Jeff kwam midden in haar eerste trimester in haar leven en hij had een zodanig effect op haar dat ze de pas gesloten vriendschappen met medestudentes verwaarloosde om bij hem te zijn. Hun wegen kruisten elkaar voor het eerst in een slijterij; ze was daar om een goedkope fles wijn te halen om mee te nemen naar een feestje, maar toen ze wilde betalen, weigerde de man achter de kassa te geloven dat ze oud genoeg was om alcohol te kopen. Ze liet haar studentenkaart zien, maar hij wuifde die weg zonder er zelfs maar naar te kijken en zei dat die waarschijnlijk vals was. Ze protesteerde dat hij echt niet vals was, dat ze geen leugenaarster of bedriegster was en dat als hij nou maar even de moeite wilde nemen om de kaart te bekijken, hij zou zien dat die echt was.
Dat deed hij met tegenzin. ‘Je lijkt helemaal niet op die foto,’ zei hij.
‘Dat komt doordat mijn haar nu anders zit; ik ga naar een feestje. Daar heb ik de wijn voor nodig.’
‘Het kan me niet schelen al ga je met lege handen. Ik verkoop jou geen alcohol, en daarmee basta. Dus maak dat je wegkomt, zodat ik mijn andere klanten kan helpen.’
Ze had geen andere keus dan de vernedering te slikken en te vertrekken. Ze had buiten pas enkele meters gelopen toen iemand haar naam riep. Ze draaide zich om en zag een keurig in pak gestoken man naar haar toe komen. ‘Ken ik u?’ vroeg ze.
‘Nog niet,’ zei hij.
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Hoe kent u mijn naam dan?’
‘Ik stond net achter je in de slijterij en zag hem op je studentenkaart staan. Hier, die is voor jou.’
Ze bleef hem verbaasd aankijken, niet zeker wat er aan de hand was. Wie was die man?
Hij glimlachte. ‘Pak aan, het is de fles wijn die je wilde kopen.’
‘Maar... waarom zou u dat doen?’
‘Omdat ik medelijden met je had, om de manier waarop die idioot je behandelde. Iedereen kan zien dat je een onvervalste studente bent, en geen leugenaarster of bedriegster.’
‘Plaagt u me nou?’
Zijn glimlach werd breder. ‘Een klein beetje maar. Hoe laat begint dat feest?’
‘Het is al begonnen. Ik ben laat. Ik probeerde een verhandeling op tijd af te krijgen en verloor de tijd uit het oog.’
‘Wat studeer je?’
‘Frans.’
‘Ik ben onder de indruk.’
Ze graaide in haar tas naar haar portemonnee. ‘Ik moet u betalen.’
‘Moet dat? Waarom betaal je me niet terug door iets met me te gaan drinken?’
‘Maar het feestje... Ik ben al laat.’
‘Laat het dan gewoon helemaal schieten en ga met me uit eten.’
‘Eten?’
‘Ik ken een heel goed Frans restaurant in Clifton. Je zou me kunnen helpen met het menu.’
‘Ik geloof niet dat u waar dan ook hulp bij nodig hebt.’
‘Nu plaag jij mij. Kom op, ga met me uit eten. Je ziet eruit alsof je wel wat kunt gebruiken. Geen wonder dat die man van de slijterij dacht dat je te jong was – je hebt geen grammetje vet op je lijf.’
‘Maar ik ken u niet. Ik kan toch niet met een volslagen vreemde uit eten gaan.’
‘Ik beloof je dat ik geen gevaar voor je oplever. Ik zal me van begin tot eind als een volmaakte heer gedragen en je bovendien na afloop thuisbrengen, waar dat ook mag zijn. Kom op, durf te leven en te genieten.’
Hoe kon ze zo’n uitdaging weerstaan? Bovendien had ze eigenlijk helemaal niet zo veel zin in het feestje. Een etentje in een Frans restaurant in Clifton klonk heel wat beter.
Zijn auto – een bordeauxrode sportwagen – stond een paar meter verderop geparkeerd en nadat hij haar had helpen instappen en achter het stuur was gaan zitten, dacht ze aan haar vaders Volvo Estate en zei ze: ‘Ik heb nog nooit in een auto als deze gezeten. Wat voor een is het?’
‘Een Jensen Interceptor. Een klassieker.’
‘Bent u rijk?’
Hij lachte. ‘Nee, maar ik ben wel van plan dat te worden.’
Hij hield die avond zijn belofte: hij gedroeg zich onberispelijk en vroeg of hij haar nog eens mee uit eten mocht nemen wanneer hij terug was van een zakenreis naar het noorden. Ze stemde in en merkte dat ze de dagen aftelde tot ze hem weer zou zien. Vanaf toen zag ze hem zo vaak ze kon.
Hij was een man van grootse romantische gebaren, maar het ontbrak hem aan wat ze later als romantische fijngevoeligheid zou onderscheiden. Hij nam haar mee naar Londen, naar dure restaurants. Hij kocht kleren voor haar. Volwassen kleren, noemde hij ze. Ze begon make-up te gebruiken, iets wat ze nooit eerder had gedaan. Haar studie leed eronder, maar dat kon haar niets schelen. Ze was gelukkiger dan ze ooit was geweest. Ze voelde zich vitaal, en verliefd. Verliefd op een man die niet precies knap was, maar wiens aantrekkingskracht lag in zijn tomeloze energie en absolute zekerheid dat hij precies wist wat hij wilde. Toen hij erin toestemde kennis te maken met haar ouders – hun vooroordelen over hem werden daarbij meteen bevestigd en hij werd afgedaan als onbeschaamd en te ingenomen met zichzelf – wist ze dat hij haar net zo toegewijd was als zij hem.
Zes maanden na hun eerste ontmoeting was ze zwanger en realiseerde ze zich dat hij haar toch niet zo toegewijd was als ze had gedacht.
‘Je kunt de baby niet houden,’ zei hij nuchter. ‘Je moet het weg laten halen. Je bent veel te jong om een kind te krijgen, en hoe moet het met je studie?’
‘Die studie kan me niet schelen. Ik wil jouw kind. Ik hou van je, Jeff. Ik wil met je samen zijn.’
‘Ik hou ook van jou, Mia, maar dit is gewoon niet juist. Ik kan nog geen vader zijn. Daar ben ik nog niet aan toe.’
En om dat te bewijzen liet hij haar in de steek. Hij gaf haar geld en beloofde haar regelmatig geld te sturen, maar meer kon ze niet van hem verwachten.
Eigenlijk had ze hem moeten haten, maar dat deed ze niet. Ze had geen energie over om aan hem te verspillen – ze was te geschokt en beschaamd. Zelfs toen, in 1982, raakten meisjes van haar stand en achtergrond niet zwanger, omdat ze werden geacht verstandiger te zijn. Er was een moment dat ze echt geloofde dat wat Jeff had gezegd het beste was: de baby weg laten halen. Maar een abortus? Hoe pakte je dat aan? Ze had helemaal geen verstand van die dingen. Dus probeerde ze, hoe absurd het ook moge klinken, het cliché van heel veel jenever drinken terwijl je in een heet bad zat. Ze werd alleen maar vreselijk misselijk en viel bijna flauw.
Nog steeds zwanger ging ze terug naar Basingstoke en lichtte ze haar ouders in. Haar moeder was degene die de aanval leidde in hun gecombineerde boosheid en teleurstelling, en die zei dat ze Mia nooit meer wilde zien. Tenzij ze een abortus liet uitvoeren. Mia voelde plotseling een enorme beschermingsdrang jegens het kind dat ze droeg. Niemand zou haar dwingen het te doden. Het kind was van haar en zij zou het het leven schenken.
Ze weigerde botweg te doen wat haar moeder eiste en hield voet bij stuk, verwachtend dat haar ouders uiteindelijk wel zouden bijdraaien en haar zouden helpen. Dat gebeurde echter niet en de schok van hun keiharde afwijzing deed haar meer pijn dan het feit dat Jeff haar had laten zitten. Werden ouders niet geacht er voor je te zijn, wat er ook gebeurde? Hoorde hun liefde niet onvoorwaardelijk te zijn?
In dit geval dus niet. In een toestand van geschokte ontkenning keerde ze terug naar Bristol. Dit overkwam haar niet echt, of wel? Op de een of andere manier slaagde ze erin zichzelf en alle anderen voor de gek te blijven houden totdat een van de docenten haar ten slotte apart nam en haar ronduit vroeg of ze zwanger was. Daarna ging alles heel snel. Ze kreeg de kans haar studie op te schorten en terug te komen nadat de baby was geboren. Aanvankelijk was Mia geneigd ja te zeggen, maar toen leek het haar allemaal vreselijk onbelangrijk. Ze zou binnenkort moeder worden; de luxe van studeren was voor haar geen optie meer. Ze moest een manier vinden om zichzelf en de baby te onderhouden.
Ze vertrok uit het studentenhuis en ging met behulp van de plaatselijke krant op zoek naar woonruimte in Bristol. Ze vond een kamer bij een vrouw die mevrouw Frost heette, en die zo kil was als haar naam suggereerde. Ze was een heks van een hospita, maar Mia was vastbesloten er iets van te maken, omdat de huur heel redelijk was. Haar ouders hadden haar zonder een stuiver laten vallen, maar Jeff deed zijn woord in elk geval gestand en stuurde haar regelmatig geld. Afgezien daarvan hoorde ze niets van hem. Ze had een adres van hem, maar had zich voorgenomen alleen maar contact met hem op te nemen om hem te laten weten dat de baby was geboren.
Toen het zover was, schreef ze hem dat hij een zoon had, die ze Jensen had genoemd, naar zijn auto. Zijn reactie daarop was het sturen van meer geld, en elke maand met de regelmaat van de klok geld op haar bankrekening over te maken.
Ze zag hem pas weer toen Jensen op bijna vierjarige leeftijd in het ziekenhuis werd opgenomen.