6

Tot dusver ging het goed, dacht Jensen met een snelle blik op Tattie. Maar dit was dan ook het gemakkelijkste deel van de avond – zijn vader moest nog komen.

Hij had met dit etentje ingestemd in de wetenschap dat mam het om de juiste redenen had gepland. Een daarvan was dat ze zich zorgen maakte dat zijn zussen en hij elkaar niet genoeg zagen, ook al woonden Eliza en hij allebei in Londen. Ze was absoluut geen bemoeizuchtige of bezitterige moeder, integendeel zelfs, ze was een fantastische moeder, in zijn ogen de beste die er was. Ze stelde nooit eisen aan je en werd zelden kwaad of irrationeel. Soms wou hij dat ze dat wel deed, dat ze af en toe eens over de rooie ging, haar zelfbeheersing verloor of eens lekker gek deed. Als het erop aankwam waren ze, met uitzondering van hun vader, echter allemaal meesters in het verbergen van hun gevoelens. Het was een verdedigingsmechanisme, een manier om hun vader op hanteerbare afstand te houden.

Jensen sprak geregeld met Tattie over zijn moeder en zijn zussen, maar over zijn vader zweeg hij. Tattie was echter niet achterlijk en dat verzuim had haar al snel duidelijk gemaakt dat er iets niet klopte. ‘Je hebt het nooit over je vader,’ had ze gezegd. ‘Het is alsof hij niet bestaat.’

‘O, hij bestaat wel degelijk,’ had hij geantwoord. ‘Hij is een zeer nadrukkelijk aanwezig type.’

Nou en of, dacht Jensen toen zijn vader alle aandacht naar zich toe trok zodra hij de huiskamer binnen kwam, waar fase 1 van operatie Tattie-keuren al in volle gang was.

‘Aha, ik zie dat iedereen er is,’ zei hij.

Tattie, Daisy, Eliza en mam, die gezamenlijk bij de openslaande tuindeuren stonden, draaiden zich om. Tattie had eerder een kreet van verrukking geslaakt toen ze de pauw op het gazon zag. ‘O mijn god, is dat een echte?’ had ze geroepen terwijl ze naar het raam liep. Haar Amerikaanse accent was altijd duidelijker te horen wanneer ze opgetogen of boos was. Gelukkig kwam dat laatste zelden voor.

Mam had haar uitgelegd dat de pauw Poetin heette, dat hij de vrije teugel had in het dorp en overal los rondliep. Wanneer hij niet door de buurtuinen zwierf, hield hij hof op de dorpsbrink en maakte hij de inwoners van Little Pelham belachelijk vroeg wakker met zijn gekrijs.

‘U houdt me voor de gek,’ had Tattie gezegd. Toen ze allemaal hadden bevestigd dat het waar was, had ze haar hoofd geschud en haar wangen bol geblazen. ‘Nee maar, zeg.’

‘Dit is Tattie,’ zei Jensen nu en hij registreerde tevreden zijn vaders gelaatsuitdrukking; die had nooit gedacht dat die mislukkeling van een zoon van hem zo’n spectaculair meisje zou kunnen vinden. ‘Tattie, dit is mijn vader.’

Tattie stak hem haar hand toe. ‘Hallo, meneer Channing. We stonden net Poetin in de tuin te bewonderen. Wat een bijzonder dier, hè? Ik dacht dat hij nep was, dat hij daar was neergezet als vertoon van Engelse charme, om de domme yank te onderrichten.’ Ze schonk hem haar stralende glimlach. ‘Maar neem maar gerust van me aan, meneer, dat ik inmiddels helemaal bijgespijkerd ben.’

Jensen onderdrukte een glimlach. Tattie was een klasse apart als het om het maken van een eerste indruk ging.

‘Ehh... ja, nou, aangenaam kennis te maken. En noem me alsjeblieft Jeff. En wat kan ik je te drinken inschenken? Je ziet eruit alsof je wel van een glaasje champagne houdt.’

Tattie lachte. Ze had de mooiste lach die Jensen ooit had gehoord. Het was een sprankelende, onbedaarlijke lach en een van de eerste dingen aan haar die zijn aandacht hadden getrokken. Haar lach, haar witblonde krullen en de felrode lippenstift waren haar handelsmerk. ‘Lieve hemel, nee,’ zei ze met plotseling volmaakt serieuze stem. ‘Ik ben strikt geheelonthouder. Drinken is tegen mijn geloof.’ Ze sloeg overdreven een kruis.

In de verbijsterde stilte keek Jensen – die de grap al kende – nog tevredener naar het gezicht van zijn vader, waarop een geschokte, ongemakkelijke uitdrukking verscheen. Meneer Jovialiteit had plaatsgemaakt voor meneer Met Stomheid Geslagen.

‘Hé, Jeff, het was maar een geintje. De mensen trappen er altijd weer in. Geef me maar een glas van wat de rest ook drinkt.’ Ze lachte, en Jensen ook.

God, hij was dol op haar. Ze was een broodnodige frisse wind in zijn leven.

‘Mevrouw Channing, u moet me echt het recept geven van deze rundvleeshachee. JC had het er de hele weg hierheen over dat niemand hem zo lekker maakt als u. Niet dat ik hem ooit fatsoenlijk klaar zou kunnen maken, want ik ben knap waardeloos in de keuken, nietwaar, JC?’

‘Zo slecht ben je ook weer niet. En je hebt trouwens genoeg andere talenten.’

‘Alsjeblieft, Tattie, noem me Mia. Ik voel me vreselijk oud als je me mevrouw Channing noemt.’

‘Jij... oud, met die smetteloze huid? Echt niet! Je zou gemakkelijk voor een van JC’s zussen kunnen doorgaan. Je hebt hem zeker al gekregen toen je nog maar een kind was.’

Jeff schraapte zijn keel, schonk zijn wijnglas nog eens vol en zei: ‘En wat zijn je andere talenten dan, Tattie? Ik stel me voor dat zo’n pientere meid als jij in een hoop dingen goed is.’

Tattie legde haar mes en vork neer. ‘Nou,’ zei ze, en ze depte zorgvuldig haar mondhoeken schoon met haar servet, ‘ik denk graag dat ik een goede moeder ben. Behalve dan dat ik niet zo goed voor mijn dochter kan koken als ik misschien zou moeten. Anderzijds is zij zelf de laatste tijd behoorlijk goed geworden in de keuken. Ze keert pannenkoeken als een echte professional. Dat heeft JC haar geleerd.’

‘Moeder,’ herhaalden Daisy en Eliza in koor.

‘Heb je een dochter?’ vroeg Mia. Haar kin ging iets omhoog. ‘Hoe oud is ze?’

Jensen moest het zijn moeder nageven; er bleek absoluut niets van geschoktheid of verbazing uit haar stem of gezichtsuitdrukking.

Tattie glimlachte naar haar. ‘Ik heb een fantastische dochter van negen. Ze heet Madison en is een prachtig kind. En heel erg pienter. Ik zou niet trotser op haar kunnen zijn dan ik al ben.’

‘Negen jaar,’ zei Daisy. ‘Maar daar lijk je niet oud genoeg voor.’

‘Vergis je niet, ik ben oud genoeg. Ik kreeg Madison toen ik twintig was.’

‘En haar vader?’

‘Nou, Mia, laten we maar zeggen dat hij niet geschikt was voor het vaderschap en er daarom voor koos zich terug te trekken.’

Jeff keek Jensen van opzij aan, zo snel dat het nauwelijks waarneembaar was, maar Jensen zag het en wendde zijn blik af.

‘En hoe ben je in Engeland beland?’ vroeg Eliza.

‘O, je weet wel,’ zei Tattie, ‘de gebruikelijke reden voor buitenlanders als ik, het heerlijke weer hier.’

Iedereen lachte.

‘Eerlijk gezegd was mijn overgrootmoeder Brits,’ vervolgde Tattie. ‘Ze emigreerde met haar familie naar de Verenigde Staten toen ze nog klein was. Ik wilde altijd al eens hierheen komen en toen een vriendin van me naar Londen verhuisde, ging ik met Madison bij haar op bezoek. We vonden het hier zo heerlijk dat we besloten Engeland tot ons thuis te maken. Dat is ruim twee jaar geleden.’

‘Wow,’ zei Daisy. ‘En hadden je pa en ma in Amerika daar geen moeite mee?’

‘O, ze hebben wel een symbolische poging gedaan zich ertegen te verzetten, maar diep vanbinnen beseffen ze dat ik mijn eigen weg moet gaan.’

Daisy wendde zich tot haar vader. ‘Zo is het bij jou toch ook, pap? Je zou ons toch ook niet tegenhouden als we vonden dat we iets echt moesten doen, of wel?’

‘Dat hangt ervan af waar het om gaat, denk ik,’ zei hij.

Iets in de manier waarop Daisy die vraag stelde maakte dat Jensen aandachtig naar zijn zus keek. Hij zag haar op haar onderlip bijten en haar nagels bestuderen en zijn instinct vertelde hem dat ze ergens op zat te broeden, dat ze een heel goede reden had voor die vraag. Hij vroeg zich af of ze straks met een schokkende mededeling zou komen.

In de stilte die volgde stond Mia op. ‘Als jullie allemaal klaar zijn, zal ik het toetje gaan halen.’

‘Ik help je wel even,’ zei Jensen, die even met zijn moeder alleen wilde zijn.

In de keuken, met de deur naar de eetkamer dicht, begon Jensen de vaatwasser in te laden. ‘Nou, zeg het maar, mam, wat vind je van haar? Mag je haar?’

‘Jazeker. Ze is geweldig.’

Hij glimlachte. ‘Dat klopt, dat is ze inderdaad. Ik denk dat zij de vrouw is met wie ik de rest van mijn leven wil delen.’

‘Zelfs met een dochter van negen erbij?’

Hij stopte met wat hij aan het doen was. ‘Zit het je dwars dat ze een kind heeft?’

‘Nee, helemaal niet. Ik wil alleen niet...’ Haar stem stierf weg.

‘Wat, mam. Wat wil je niet? Dat ik gelukkig ben?’

‘Doe niet zo raar. Natuurlijk wil ik dat je gelukkig bent. Dat heb ik altijd al gewild. En als Tattie jou gelukkig maakt, dan ben ik daar heel blij om. Maar de verantwoordelijkheid op je nemen voor het kind van een ander is niet iets wat je te licht moet opvatten. Dat is een hele stap.’

‘Dat weet ik en ik heb er goed over nagedacht.’ Hij stapte naar zijn moeder toe en omhelsde haar. ‘Bedankt voor deze avond, voor het etentje. Ik kan nog steeds niet geloven dat ik nu dertig ben; het klinkt zo volwassen.’

Lachend beantwoordde ze zijn omhelzing. ‘Hoe denk je dat ik me daarbij voel? Er zou een wet moeten zijn tegen zulke dingen. Bij deze verbied ik je officieel om ooit nog jarig te zijn!’

Hij lachte ook, liet haar los en zei: ‘Dan zal ik van deze verjaardag maar het beste maken. Maar in alle ernst, je goedkeuring van Tattie is het mooiste verjaardagscadeau dat je me had kunnen geven. Ik meende het toen ik zei dat ik de rest van mijn leven met haar wil delen. Ik heb nog nooit iemand zoals zij gekend.’

‘En haar dochter, kun je het met haar goed vinden?’

‘Ik dring me niet te veel op, maar ja, Madison is een heel leuk kind. Ik weet zeker dat je ook dol op haar zult zijn.’

‘Dat geloof ik graag.’

Hij keek toe terwijl zijn moeder de oven opende en er zijn favoriete toetje uit haalde, apple crumble. Hij hoefde het maar te ruiken en hij was terug in de tijd dat hij nog een klein jongetje was. Hij associeerde de geur met regenachtige zondagmiddagen; zij samen op de bank, mam die hem voorlas, het licht dat buiten vervaagde. Vreemd dat hij nog steeds met zo veel nostalgie aan die tijd terugdacht.

‘Hoelang kennen jullie elkaar?’ vroeg ze.

‘We hebben elkaar vijf maanden geleden ontmoet op een feest van een klant van me.’

Ze zette de schaal op een kleedje op een dienblad en gaf hem toen een speelse tik met de ovenwanten. ‘Vijf maanden en we hebben dit gesprek nú pas?’

Hij glimlachte. ‘Ik wilde wachten tot ik zeker wist wat Tattie voor mij voelde. Ik bedoel, zoals pap als eerste zou uitroepen, ben ik niet echt een grote vangst, wel?’

Ze maakte een tuttut-geluid. ‘Haal jezelf niet zo omlaag, je bent een geweldige vangst.’

‘Haha, jij bent bevooroordeeld.’

‘En dat, lieverd, is het privilege van een moeder. Pak nu de kan met room voor me en luister even heel goed naar me voordat je nog meer aan jezelf gaat twijfelen. Van wat ik tot dusver heb gezien, zijn Tattie en jij een geweldig stel en belangrijker nog, ik denk dat ze goed voor je zal zijn. Ik kan haar gevoel voor humor wel waarderen en haar openheid is erg verfrissend.’

Heel anders dan wij, dacht hij terwijl hij achter zijn moeder aan de keuken uit liep.

Terug in de eetkamer vroeg Eliza Tattie of het moeilijk was haar werk te combineren met een kind.

‘Het lukt me vrij aardig,’ antwoordde ze terwijl Mia de apple crumble in schaaltjes schepte en Jensen de schaaltjes hielp doorgeven. ‘Ik heb in feite twee banen, waarvan eentje aan huis. Ik heb een eigen webwinkel in eco-vriendelijke traktatiezakjes voor kinderfeestjes.’

‘Eco-vriendelijke traktatiezakjes,’ zei Jeff haar na. ‘Daar heb ik nog nooit van gehoord. Is er veel vraag naar zoiets?’

‘O ja, en de vraag neemt alleen maar toe. Ik verkoop al twintig procent meer dan een jaar geleden.’

‘En je andere baan?’ vroeg Daisy.

‘Ik werk als lookalike van een beroemdheid.’

‘Nee! Echt? Wie doe je dan?’ vroeg Daisy.

‘Raad maar. En ik geef geen hints.’

Iedereen keek haar aan.

‘Ik denk dat ik het weet,’ zei Eliza. ‘Is het Marilyn Monroe?’

Tattie lachte. ‘Knap, Eliza, je hebt het helemaal goed.’

‘Herinneren jullie je die derderangs televisiereclame van afgelopen kerst nog,’ zei Jensen, die ging zitten en zijn arm om Tattie heen sloeg, ‘waarin Marilyn Monroe en Elvis de deur opendoen voor de Kerstman? Dat was Tattie.’ Hij kon zijn trots niet verbergen.

‘Nee!’ zei Daisy. ‘Die reclame was zó leuk. Betekent dat dat je ook actrice bent?’

‘Zoiets, maar niet echt.’

Daisy zuchtte. ‘Je hebt een leuk leven. Wij klinken vast allemaal vreselijk saai, vergeleken met jou.’

‘Dat is niet waar. JC heeft me alles verteld over Mia’s hoedenbusiness, die ik dolgraag eens wil zien. Ik weet ook dat Eliza een echte bolleboos is en jij, Daisy, bent de koningin van het meubelontwerp, heb ik gehoord.’

Daisy zakte onderuit in haar stoel en schudde haar hoofd. ‘Was het maar waar. Het is allemaal heel saai en gewoontjes wat ik doe. Waardeloos hotelmeubilair. Helemaal niet wat ik dacht dat ik zou gaan doen.’

‘En wat doe jij, Jeff? Wat is jouw ding?’

‘Heeft JC je dat niet verteld?’

Zonder ook maar een moment te aarzelen zei Tattie: ‘Ik neem aan van wel, maar ik heb vast een suf Marilyn-momentje gehad en ben het vergeten.’ Ze boog zich bemoedigend naar hem toe. ‘Een topman in het bedrijfsleven, schat ik dat je bent. Heb ik gelijk?’

‘Pap zit in afdichting en trillingsbeheersing,’ zei Jensen, die het niet leuk vond zoals zijn vader Tattie had nagedaan. ‘En laten we wel wezen, interessanter dan dat kan het niet worden, wel?’

De atmosfeer knetterde en terwijl de lepels in de plotselinge stilte door de dessertschaaltjes schraapten, en wetende dat een familiebijeenkomst zo gemakkelijk kon omslaan tijdens een moment als dit, een moment waarvoor hij verantwoordelijk was, probeerde Jensen de sfeer te redden door snel van onderwerp te veranderen. Hij wendde zich tot zijn zus en zei: ‘En Daisy, wat is er met jou aan de hand?’

Daisy sloeg duidelijk overdonderd haar ogen op. ‘Wat bedoel je?’

‘Je zei een paar minuten geleden dat je werk saai en gewoontjes was... hoezo dat?’

‘Ja,’ mengde hun vader zich erin, ‘ik dacht dat je je baan leuk vond. Ik heb een hoop moeite gedaan om hem voor je te regelen.’

‘Dat weet ik, pap, en daar ben ik je dankbaar voor. Het is alleen...

‘Het is alleen wát?’

‘Ik vind het werk niet leuk. Als je het echt wilt weten: ik vind het vreselijk.’

Jeff keek geschokt. ‘Mia, wist jij dat?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Het is voor het eerst dat ik dat hoor. Waarom heb je niet eerder iets gezegd, Daisy?’

‘Omdat ik wist dat pap zou zeggen dat we in een recessie zitten en dat ik blij mag zijn dat ik een baan heb, bla bla, bla.’

‘Maar niet als je er ongelukkig van wordt, lieverd.’

‘Mam heeft gelijk, Daisy,’ zei Eliza. ‘Geen enkele baan is dat waard. Heb je iets anders in gedachten?’

Daisy kauwde op haar lip. ‘Nou-ou...’

O-o, dacht Jensen, hier komt-ie. De schokkende mededeling, precies zoals hij had verwacht. En misschien was dit het moment waarop de sfeer echt zou omslaan.

‘Het punt is,’ zei Daisy, ‘en beloof je me dat je niet kwaad wordt, pap?’

‘Natuurlijk niet. Zolang je er maar wel goed over hebt nagedacht.’

‘Dat heb ik. Geloof me.’ Ze zweeg even. ‘Het gaat om Scott,’ vervolgde ze, ‘mijn huisgenoot. Hij gaat terug naar Australië en heeft gezegd dat ik mee zou moeten gaan, dat ik daar gemakkelijk werk zou kunnen vinden. De arbeidsmarkt is daar beter dan hier.’

‘Australië? Daisy, dat kun je niet menen!’

‘Het is een fantastische kans, pap. Hier is geen werk voor mensen van mijn leeftijd. Bijna niemand van degenen die met mij afgestudeerd zijn, kan werk vinden. Ze zitten allemaal thuis met een uitkering en worden steeds depressiever.’

‘Maar jij hebt wel werk.’

‘Dat weet ik. Maar het is niet wat ik wíl doen. Ik vind het vreselijk. Ik vind het echt vreselijk en ik voel me er ellendig bij. Is dat wat je wilt?’

‘Natuurlijk niet. Het is gewoon de eerste stap, de eerste tree op de ladder. Iedereen moet ergens beginnen.’

‘Waar in Australië wil je heen?’ vroeg Mia.

Daisy slikte; haar ogen staken donker af in haar bleke, gespannen gezicht. Ze keek zo bezorgd dat Jensen oprecht medelijden met haar had; ze moest ertegen op hebben gezien dit te vertellen. ‘Sydney,’ zei ze zacht. ‘Daar komt Scott oorspronkelijk vandaan.’

Jensen zag dat hun vader zijn gelaatsuitdrukking zorgvuldig aanpaste, dat de geschoktheid plaatsmaakte voor zijn gebruikelijke toegeeflijkheid als het om Daisy ging. Hoofdschuddend zei hij: ‘Daisy, ik zie er heus de aantrekkingskracht wel van in. Echt waar. Je denkt dat het gras daar groener is, maar geloof me, dat is niet zo. Kom op, geef het nou maar toe; je hebt hier niet goed over nagedacht, is het wel? Het is gewoon een zonovergoten droom die je onverantwoordelijke huisgenoot je heeft aangepraat.’ Glimlachend reikte hij over de tafel heen om een klopje op haar hand te geven, maar Daisy trok haar hand weg.

‘Nee, pap, je hebt het mis. En ik wist wel dat je me niet serieus zou nemen. Dit doe je nou altijd. Je doet neerbuigend tegen me en kraakt alles af waar ik mee kom.’

‘Lieverd, dat is gewoon niet waar.’

‘Het is wel waar! Het is precies wat je altijd doet. En het is ook de reden dat ik zo ver bij je vandaan moet!’ Ze slaakte een kreetje, duwde haar stoel naar achteren en rende de kamer uit.

In de ongemakkelijke stilte die Daisy achterliet keek Jensen naar Tattie. Welkom in mijn wereld, dacht hij.

Een huis vol vrienden
x9789032513924-1.html
x9789032513924-2.html
x9789032513924-3.html
x9789032513924-4.html
x9789032513924-5.html
x9789032513924-6.html
x9789032513924-7.html
x9789032513924-8.html
x9789032513924-9.html
x9789032513924-10.html
x9789032513924-11.html
x9789032513924-12.html
x9789032513924-13.html
x9789032513924-14.html
x9789032513924-15.html
x9789032513924-16.html
x9789032513924-17.html
x9789032513924-18.html
x9789032513924-19.html
x9789032513924-20.html
x9789032513924-21.html
x9789032513924-22.html
x9789032513924-23.html
x9789032513924-24.html
x9789032513924-25.html
x9789032513924-26.html
x9789032513924-27.html
x9789032513924-28.html
x9789032513924-29.html
x9789032513924-30.html
x9789032513924-31.html
x9789032513924-32.html
x9789032513924-33.html
x9789032513924-34.html
x9789032513924-35.html
x9789032513924-36.html
x9789032513924-37.html
x9789032513924-38.html
x9789032513924-39.html
x9789032513924-40.html
x9789032513924-41.html
x9789032513924-42.html
x9789032513924-43.html
x9789032513924-44.html
x9789032513924-45.html
x9789032513924-46.html
x9789032513924-47.html
x9789032513924-48.html
x9789032513924-49.html
x9789032513924-50.html
x9789032513924-51.html
x9789032513924-52.html
x9789032513924-53.html
x9789032513924-54.html
x9789032513924-55.html
x9789032513924-56.html
x9789032513924-57.html
x9789032513924-58.html
x9789032513924-59.html
x9789032513924-60.html
x9789032513924-61.html
x9789032513924-62.html
x9789032513924-63.html
x9789032513924-64.html
x9789032513924-65.html
x9789032513924-66.xhtml