20
Met een fles rode wijn in zijn hand en gevolgd door Poetin liep Owen door de tuin naar het meer. De vogel leek in een ingetogen stemming; hij had niet één kreet geslaakt of met zijn uitgewaaierde staartveren gepronkt sinds Owen terug was gekomen van de jaarmarkt. Hij hield zijn kop nu constant omlaag en wekte de indruk dat hij liep te mokken, alsof hij het er niet mee eens was dat Owen weer wegging. Je bent tegenwoordig altijd maar de hort op. Het is hier geen hotel, stelde hij zich voor dat de vogel mompelde.
Owen liep om het meer heen, en toen hij de opening vond die hij in de dichte wirwar van rododendron en haagdoornstruiken had gemaakt en erdoorheen glipte, keek hij om naar Poetin, die een paar meter achter hem was blijven staan. Zijn kraaloogjes strak op hem gericht keek de vogel Owen laatdunkend aan.
‘Je hoeft niet voor me op te blijven, hoor,’ zei Owen opgewekt.
Hij liep het bos in, waar de lucht vaag naar wilde knoflook geurde, en bleef even staan om naar de hyacinten te kijken, die gevangen waren in de zonnestralen die tussen de bomen door vielen. Hij ervoer dezelfde emotie als toen hij gisteravond terug was gekomen van Medlar House nadat hij de boeken naar Mia had gebracht, het aangename besef dat hij precies was waar hij hoorde te zijn.
Een poosje later liep hij de steile glooiing op en toen hij uit het bos tevoorschijn kwam, klom hij via de overstap het hek over en nam hij het openbare voetpad, waar hij de keus had om rechtsaf en omlaag naar de kerk en Medlar House te gaan, of rechtdoor naar de volkstuintjes... als die er tenminste nog waren.
Hij besloot dat hij nog wel tijd had voor een omweg en enkele minuten later ontdekte hij tot zijn genoegen dat het op deze warme voorjaarsavond, precies zoals hij zich herinnerde, een drukte van belang was bij de volkstuintjes, en dat er veel mensen aan het werk waren. Hij zag Muriel Fulshaw bezig een gieter te vullen bij een groene plastic regenton en hij stapte naar haar toe.
‘Hallo,’ zei hij, ‘ik ben je misgelopen vanmiddag op de jaarmarkt.’
‘Ah, hallo daar! Ja, ik vroeg me al af wat er met je gebeurd was. Ik dacht dat je misschien niet durfde en maar thuis was gebleven.’
‘Nee hoor! Ik heb Mia bijna de hele middag geholpen in de boekenkraam.’
‘Slim van Mia, dat ze de beste hulp voor zichzelf geregeld heeft!’ Ze keek naar de fles wijn in zijn hand en trok een wenkbrauw op. ‘Is die voor mij?’
‘Sorry, ik ben bang van niet. Ik ben in Medlar House uitgenodigd voor een afhaalmaaltijd van de Chinees.’
‘Geluksvogel. Met Mr Wu op het menu staat je een heerlijk maal te wachten. Hij is het beste aan de zaterdagavonden hier.’
‘Hoezo dat?’
Ze zwaaide met haar vinger naar hem. ‘Je hebt het parochieblad kennelijk niet goed gelezen; Mr Wu is een ambulante afhaalchinees, die op zaterdagavond naar Little Pellham komt. Hij parkeert zijn wagen bij de brink en terwijl de mensen wachten op hun bestelling staan ze met elkaar te praten of gaan ze in de pub wat drinken en komen weer naar buiten als hun eten klaar is. Het is allemaal erg gezellig.’
‘Het klinkt inderdaad prima. Nu kan ik maar beter doorlopen, want ik wil niet te laat komen. Ik wilde alleen even kijken of de volkstuintjes er nog lagen.’
‘Niet zo snel! Nu je toch hier bent, is er iemand die je even wil zien, iemand die zich jou nog herinnert van toen je nog maar een jochie was.’
‘Echt waar?’
‘Loop even mee, dan zal ik je voorstellen.’
Ze ging hem voor naar de andere kant van het complex, naar een volkstuin met een kleine kas erbij. Een man in werklaarzen, een knielange broek en een gescheurd mouwloos vest stond ijverig te spitten; zijn hoofd was kaalgeschoren en de biceps van zijn gebruinde armen waren groot en bijna vol getatoeëerd.
‘Joe,’ zei Muriel, ‘dit is Owen. Owen Fletcher.’
Ze wendde zich weer tot Owen. ‘Dit is Joe Coffey.’
De andere man hield op met spitten, rechtte zijn rug, leunde op zijn spa en keek Owen aandachtig aan.
Owen keek terug. ‘Joe Coffey, ofwel Joe Coffin?’ zei hij onzeker, omdat hij zich wel de naam herinnerde uit het verleden, maar het gezicht niet herkende.
De andere man grinnikte plotseling. ‘Sodeju, man, je bent het echt, hè?’
‘Bedoel je echt dat je me herkent?’
‘Ja, iets in de ogen en de mond. Herken je aan mij ook nog iets?’
Owen deed zijn best iets te bedenken, maar er kwam niets. Het was zoiets als toen hij voor zijn vroegere huis in Cloverdale Lane had gestaan – de buitenkant had hem niet zo veel gedaan; wat telde was wat hij in zijn hoofd had zitten. ‘Sorry,’ zei hij, ‘mijn geheugen is kennelijk niet zo goed als het jouwe.’
Joe lachte. ‘Maak je niet druk. Dat ik kaal ben helpt waarschijnlijk ook niet erg.’
Owen lachte ook. ‘Nee, inderdaad.’
‘Maar het is eigenlijk niet eerlijk. Je ziet er veel jonger uit dan ik. Hoe doe je dat?’
‘Je treft me op een goeie dag.’
‘Ik meen me te herinneren dat je vroeger ook al zo beleefd was. Ik niet. Ik kwam voortdurend in de problemen door mijn grote mond. Ik hoorde net van Muriel dat je The Hidden Cottage hebt gekocht en er vorig weekend in bent getrokken.’
‘Dat klopt.’ Met een glimlach naar Muriel voegde Owen eraan toe: ‘Het verbaast me dat je dat net pas hebt gehoord.’
‘Joe was weg,’ vertelde Muriel hem, ‘anders had hij het heus wel eerder geweten, vergis je daar maar niet in.’
‘Ik was de afgelopen acht dagen bij een neef van me in Yorkshire aan het werk,’ legde Joe uit. ‘Ik ben gisteren pas teruggekomen.’
‘Nou, jongens,’ zei Muriel, ‘aangezien jullie het zo goed met elkaar kunnen vinden, laat ik jullie maar alleen.’
Toen ze weg was schudde Joe zijn hoofd. ‘Het is raar om je weer te zien. Ik heb in jaren niet aan je gedacht.’ Toen keek hij, net als Muriel had gedaan, naar de fles wijn in Owens hand. ‘Waar ben je naar op pad?’
‘Ik ben voor het eten uitgenodigd in Medlar House.’
‘Is dat zo?’ Joe kwam wat dichterbij en zei zacht: ‘Neem maar van mij aan dat die Mia best in orde is. Ik kan niet zeggen dat ik haar man erg mag, maar over smaak valt niet te twisten. En daar ga ik weer... trek ik weer mijn grote mond open. Ben jij getrouwd?’
‘Geweest.’
‘Ik ook. Ze heeft me vorig jaar in de steek gelaten voor een chirurg. Nogmaals, over smaak valt niet te twisten. Kinderen?’
Owen schudde zijn hoofd. ‘Nee.’
‘Ik heb twee tienerknullen; ze wonen bij hun moeder iets verderop in Yardley Hastings, dus ik zie ze in elk geval wel regelmatig. Luister eens, waarom gaan we niet een keer samen wat drinken om bij te praten? En als er iets aan je huis gedaan moet worden, zoek dan niet verder; ik ben je man. Je kunt me de meeste avonden hier vinden. En zo niet dan kom ik wel bij je langs. Is dat oké?’
‘Het is meer dan oké, ik verheug me erop. Maar nu kan ik maar beter gaan, want ik wil geen smet op mijn goede naam.’
‘Tot ziens dan maar.’
Echtgenoot, dacht Owen terwijl hij wegliep. Mia was dus getrouwd.
Om de een of andere reden had hij aangenomen dat ze gescheiden was. Ze droeg geen ring en had tijdens hun gesprekken niets over een meneer Channing gezegd. Die had zich die middag op de jaarmarkt in elk geval ook niet laten zien.
Aan het einde van het voetpad tussen St.-George’s Church en Medlar House keek Owen naar de brink, waar een wagen op de weg geparkeerd stond met de woorden MR WU erop geschilderd; voor het open luik stond een korte rij mensen.
Hij sloeg scherp links af naar Medlar House en terwijl hij aanbelde vroeg hij zich af of de echtgenoot waar Joe geen hoge pet van ophad ook mee zou eten. Om de een of andere onzinnige reden hoopte hij van niet.