34

Sommige heksen schrijven hun spreuken in runen, geheimcodes. Volgens Mona schrijven sommige heksen achterstevoren, zodat de spreuk alleen in de spiegel te lezen is. Ze schrijven spreuken in spiralen, ze beginnen midden op de bladzijde en cirkelen steeds verder naar buiten. Sommigen schrijven zoals op de oude Griekse vloektabletten, de ene regel van links naar rechts, de volgende van rechts naar links en de volgende weer van links naar rechts. Dat noemen ze boustrofedon, omdat het de beweging imiteert van ploegossen. Om een slang te imiteren, zegt Mona, schrijven sommigen zodanig dat elke regel in verschillende richtingen vertakt.

De enige regel is dat een spreuk verwrongen moet zijn. Hoe duisterder, hoe krommer, des te krachtiger de spreuk. Voor heksen heeft dat kromme zelf toverkracht. Ze tekenen of beeldhouwen Hephaestus, de god van de magiërs, met kromme benen.

Hoe krommer de spreuk, hoe meer het slachtoffer in de knoop en in de ban raakt. Ze raken ervan in de war. Hun aandacht wordt opgeslokt. Ze raken van slag. Worden duizelig. Kunnen zich niet meer concentreren.

Net als Big Brother met al zijn zingen en dansen.

Op de met grind overdekte parkeerplaats, halverwege tussen de kermis en Helen d’r auto, houdt Mona de werkagenda zodanig vast dat de kermislichten door één bladzijde schijnen. Aanvankelijk zijn alleen de aantekeningen te zien die Helen voor die dag heeft gemaakt. De naam ‘kapitein Antonio Cappelle’ en een lijst afspraken met aspirant-huizenkopers. Vervolgens zie je een vaag patroon in het papier, rode woorden, gele zinnen, blauwe alinea’s, naarmate de verschillende gekleurde lichten achter het papier langsglijden.

“Onzichtbare inkt,” zegt Mona, die de bladzijde ophoudt.

Het is vaag als een watermerk, spookschrift.

“Wat me op het spoor zette was het bindwerk,” zegt Mona.

De kaft is van donkerrood leer, haast zwart gesleten door het gebruik.

“Het is mensenhuid,” zegt Mona.

Het lag in het huis van Basil Frankie, zegt Helen. Het zag eruit als een mooi oud boek, een blanco boek. Ze kocht het samen met de rest van Frankie zijn nalatenschap. Op de kaft staat een zwarte vijfpuntige ster.

“Een pentagram,” zegt Mona. “En voordat het een boek was, was dit iemand zijn tattoo. Dit bobbeltje hier,” zegt ze terwijl ze aan een plekje op de rug van het boek voelt, “dit is een tepel.”

Mona doet het boek dicht, overhandigt het aan Helen en zegt: “Voel.” Ze zegt: “Dit is hartstikke oeroud.”

En Helen klikt haar tas open en haalt er een paar witte handschoentjes uit met een knoopje aan de pols. Ze zegt: “Nee, hou jij het maar vast.”

Mona kijkt naar het boek dat open in haar hand ligt en bladert het links en rechts door. Ze zegt: “Als ik maar wist wat ze voor inkt hebben gebruikt, dan zou ik het kunnen lezen.”

Als het ammoniak of azijn is, zegt ze, dan moet je een rodekool koken en een beetje van het rode nat erop deppen om de inkt paars te kleuren.

Als het sperma is, dan kun je het lezen onder een fluorescerende lamp.

Ik zeg: schreven mensen spreuken in sportvlekken?

En Mona zegt: “Alleen de spells met de meeste power.”

Als het geschreven is met een heldere oplossing van maïzena, dan kun je er jodium op druppelen om de letters zichtbaar te maken.

Als het citroensap is, zegt ze, dan verhit je het papier zodat de inkt bruin wordt.

“Proef eens,” zegt Helen, “of het zuur is.”

En Mona slaat het boek dicht. “Het is een duizend jaar oud heksenboek gebonden in gemummificeerde huid en waarschijnlijk geschreven met oeroud sperma.” Ze zegt tegen Helen: “Lik jij het maar.”

En Helen zegt: “Oké, ik snap waar je heen wilt. Maar probeer het dan tenminste vlug te vertalen.”

En Mona zegt: “Ik ben niet degene die het tien jaar lang heeft meegesjouwd. Ik ben niet degene die het naar de knoppen heeft geholpen door overal overheen te schrijven.” Ze houdt het boek met twee handen vast en steekt het Helen toe. “Dit is een oeroud boek. Het is geschreven in archaïsch Grieks en Latijn, plus nog een stuk of wat vergeten soorten runen.” Ze zegt: “Ik zal tijd nodig hebben.”

“Hier,” zegt Helen en klikt haar tas open. Ze haalt een vierkant opgevouwen stukje papier tevoorschijn en overhandigt het aan Mona met de woorden: “Hier is een kopie van het wurglied. Een zekere Basil Frankie heeft dit in elk geval vertaald. Als je het kunt koppelen aan een van de spreuken in het boek, dan kun je dat gebruiken als sleutel voor de ontcijfering van alle spreuken in die taal.” Ze zegt: “Net als de Steen van Rosette.”

En Mona steekt haar hand uit om het opgevouwen papier aan te nemen.

En ik gris het uit Helen d’r hand en vraag: waar hebben we het in godsnaam over? Ik zeg: mijn idee was om het boek te verbranden. Ik vouw het papier open en het is bladzijde 27, gestolen uit een of andere bibliotheek, en ik zeg: we moeten hier goed over nadenken.

Tegen Helen zeg ik: weet je zeker dat je Mona dit wilt aandoen? Deze spreuk heeft ons leven vrijwel verwoest. Ik zeg: bovendien, wat Mona weet, dat weet Oester straks ook.

Helen wriemelt haar vingers in de witte handschoenen. Ze maakt de twee knoopjes bij de pols vast en steekt haar hand naar Mona uit met de woorden: “Geef me het boek.”

“Ik kan het,” zegt Mona.

Helen maakt een wuifbeweging naar Mona en zegt: “Nee, dat is het beste. Mr. Streator heeft gelijk. Het zal de zaken voor jou veranderen.”

De nachthemel is vol gloeiende kleuren en zwakke kreten in de verte.

En Mona zegt: “Nee.” Ze slaat beide armen om het boek en houdt het tegen haar borst.

“Zie je,” zegt Helen. “Het is al begonnen. Als de mogelijkheid zich voordoet van een klein beetje macht, dan wil je al meer.”

Ik zeg tegen haar dat ze het boek aan Helen moet geven.

En Mona keert ons de rug toe met de woorden: “Ik ben degene die het ontdekt heeft. Ik ben de enige die het kan lezen.” Ze kijkt me over haar schouder aan en zegt: “Jij, jij wilt het alleen maar vernietigen zodat je je verhaal kunt schrijven. Jij wilt dat alles wordt opgelost, zodat je er veilig over kunt praten.”

En Helen zegt: “Mona, liefje, niet doen.”

En Mona kijkt Helen over haar andere schouder aan en zegt: “Jij wilt het alleen maar zodat je over de wereld kunt heersen. Jij ziet overal alleen maar de geldkant van.” Haar schouders rollen naar voren tot het lijkt of ze haar hele lichaam om het boek wil vouwen en ze kijkt ernaar en zegt: “Ik ben de enige die het waardeert voor wat het is.”

En ik zeg tegen haar: luister naar Helen.

“Het is een Boek der Schaduwen,” zegt Mona, “een écht Boek der Schaduwen. Het hoort toe aan een echte heks. Laat mij het nou maar vertalen. Ik zeg wel wat ik gevonden heb. Ik beloof het.”

Ik, ik vouw het wurglied van Helen op en stop het in mijn achterzak. Ik doe een stap in de richting van Mona. Ik kijk Helen aan en ze knikt.

Met haar rug nog naar ons gekeerd zegt Mona: “Ik breng Patrick weer tot leven.” Ze zegt: “Ik breng alle kleine kinderen weer tot leven.”

En ik grijp haar van achteren om haar middel en til. Mona gilt en schopt met haar hielen tegen mijn schenen en zwaait van links naar rechts, zonder het boek los te laten, en ik werk mijn handen omhoog onder haar armen tot ik het voel, tot ik dode mensenhuid voel. De dode tepel. Mona d’r tepels. Mona gilt en haar vingernagels groeven in mijn handen, de zachte huid tussen mijn vingers. Ze groeft in de huid op de rug van mijn hand, tot ik haar polsen kan beetpakken en haar armen opzij duwen. Het boek valt en haar maaiende benen schoppen het weg, en op de donkere parkeerplaats, met de kreten in de verte, is er niemand die het ziet.

Dit is het leven dat ik heb. Dit is de dochter die ik wist dat ik ooit zou verliezen. Vanwege een vriendje. Vanwege een slecht rapport. Drugs. Op de een of andere manier komt er altijd zo’n breuk. Zo’n machtsstrijd. Hoe goed je als vader ook denkt te zullen zijn, op zeker moment kom je in zo’n situatie.

Er zijn ergere dingen die je met de mensen van wie je houdt kunt doen dan doodmaken.

Het boek landt in een fontein van stof en grind.

En ik roep tegen Helen dat ze het moet pakken.

Op het moment dat Mona los is, stappen Helen en ik achteruit. Helen houdt het boek vast en ik kijk of er niemand is.

Gebogen, met gebalde vuisten staat Mona voor ons, haar rode en zwarte haren hangen in haar gezicht. Haar zilveren kettingen en amuletten zijn in haar haar blijven haken. Haar oranje jurk zit strak om haar lijf gedraaid, de hals is aan één kant gescheurd zodat haar schouder te zien is, bloot. Ze heeft haar sandalen uitgeschopt, dus ze is barrevoets. Haar ogen achter de donkere haarklitten, haar ogen weerspiegelen de kermislichtjes, de kreten in de verte zouden een echo kunnen zijn van de kreten die in haar voor eeuwig en altijd weerklinken.

Hoe ze kijkt is boos. Een boze heks. Een tovenares. Verknipt. Ze is mijn dochter niet meer. Nu is ze iemand die ik misschien nooit zal begrijpen. Een vreemde.

En met opeengeklemde kaken zegt ze: “Ik kan jullie wel vermoorden. Echt waar.”

En ik kam met mijn vingers door mijn haar. Ik doe mijn das recht en trek mijn shirt aan de voorkant glad. Ik tel 1, ik tel 2, ik tel 3, en ik zeg tegen haar: we doen het niet, maar we zouden haar kunnen vermoorden. Ik zeg tegen haar dat ze Mrs. Boyle haar excuses moet aanbieden.

Dit is wat doorgaat voor pech in de liefde.

Helen staat daar, het boek in haar witgehandschoende handen, ze kijkt naar Mona.

Mona zegt niets.

De rook van de dieselaggregaten, de kreten en de rockmuziek en de gekleurde lichtjes, ze doen hun best om de stilte te vullen. De sterren aan de nachdiemel zeggen geen woord.

Helen wendt zich tot mij en zegt: “Ik ben oké. Laten we gewoon maar gaan.” Ze pakt haar autosleuteltjes en geeft ze aan mij. Helen en ik, we draaien ons om en beginnen te lopen. Maar omkijkend zie ik dat Mona achter haar hand lacht.

Ze lacht.

Mona houdt op met lachen als ik kijk, maar haar glimlach is er nog.

En ik zeg dat ze die grijns van haar gezicht moet halen. Ik zeg: wat heeft zij in godsnaam te grijnzen?