Proloog
In het begin doet de nieuwe eigenaar net of hij nog nooit naar de vloer van de woonkamer heeft gekeken. Nooit echt gekeken. Niet de eerste keer toen ze het huis bezichtigden. Niet toen de makelaar hen rondleidde. Ze hadden de kamers opgemeten en tegen de verhuizers gezegd waar de bank en de piano moesten staan, ze hadden alles wat ze bezaten naar binnen gesjouwd en nooit een blik op de vloer van de woonkamer geworpen. Zeggen ze.
De volgende ochtend komen ze naar beneden en daar staat het in de wit-eikenvloer gekrast:
ERUIT
Sommige nieuwe bewoners maken zichzelf wijs dat een vriend een geintje met ze heeft uitgehaald. Anderen weten zeker dat het komt omdat ze de verhuizers geen fooi hebben gegeven.
Een paar dagen later begint ‘s nachts in de muur aan de noordkant van de grote slaapkamer een baby te huilen.
Dat is meestal het moment dat ze bellen.
En dat telefoontje van die nieuwe eigenaar is niet wat onze heldin, Helen Hoover Boyle, vanochtend wil.
Dat gehakkel en gejammer.
Wat ze wil is een verse bak koffie en een woord van zeven letters voor ‘gevogelte’. Ze wil horen wat er op de politiescanner gebeurt. Helen Boyle knipt net zo lang met haar vingers tot haar secretaresse uit haar kantoortje komt kijken. Onze heldin vouwt beide handen om de hoorn van de telefoon en wijst ermee naar de scanner. Ze zegt: “Het is een code negen-elf.”
En haar secretaresse, Mona, haalt haar schouders op en zegt: “Dus?”
Dus wat ze wil is dat ze het in het codeboek opzoekt.
En Mona zegt: “Relax. Winkeldiefstal.”
Moorden, zelfmoorden, seriemoordenaars, onbedoelde overdoses – je kunt niet wachten tot het op de voorpagina staat. Je kunt je niet veroorloven dat een andere agent eerder dan jij bij de volgende geldmaker is.
Helen wil dat de nieuwe eigenaar van Crestwood Terrace 325 even zijn mond houdt.
Natuurlijk verscheen die tekst in de vloer van zijn woonkamer. Wat gek is, is dat de baby meestal pas de derde nacht begint te huilen. Eerst de spooktekst, dan de baby die de hele nacht huilt. Als de bewoners het lang genoeg volhouden, bellen ze over een week over het spiegelbeeld van een gezicht dat in het water verschijnt als je het bad vol laat lopen. Een verfrommeld rimpelgezicht, de ogen uitgeholde donkere gaten.
De derde week beginnen in de eetkamer, als iedereen aan tafel zit, rondom over de muren spookgestalten te marcheren. Daarna kunnen er nog wel meer dingen gebeuren, maar niemand heeft het ooit tot en met de vierde week volgehouden.
Tegen de nieuwe eigenaar zegt Helen Hoover Boyle: “Tenzij u bereid bent naar de rechter te stappen en te bewijzen dat het huis onbewoonbaar is, tenzij u zonder een spoor van twijfel kunt bewijzen dat de vorige eigenaar ervan wist…” Ze zegt: “Ik moet u wel vertellen.” Ze zegt: “U gaat die zaak verliezen als u voor al die negatieve publiciteit zorgt, en dat huis zal niks meer waard zijn.”
Het is geen slecht huis, Crestwood Terrace 325, English Tudor, nieuwe dakisolatie, vier slaapkamers, drieënhalve badkamer. Zwembad erbij. Onze heldin hoeft niet eens op haar factsheet te kijken. Ze heeft dat huis zes keer verkocht in de afgelopen twee jaar.
Een ander huis, de New England Saltbox in Eton Court, zes slaapkamers, vier badkamers met bad, hal met grenen lambrisering, en bloed dat van de keukenmuren druipt, dat huis heeft ze acht keer verkocht in de afgelopen vier jaar.
Tegen de nieuwe eigenaar zegt ze: “Ik moet u even in de wacht zetten,” en ze drukt op de rode knop.
Helen, ze draagt een wit pakje en witte schoenen, maar niet sneeuwwit. Het is meer het wit van de skipiste in Banff, met een auto met chauffeur op afroep, veertien bij elkaar passende koffers en een suite in Hotel Lake Louis.
Tegen de deuropening zegt onze heldin: “Mona? Maneschijntje?” Ze zegt, harder: “Spirit Girl?”
Ze drumt met haar pen op de opgevouwen krant op het bureau en zegt: “Wat is een woord van drie letters voor ‘knaagdier’?”
De politiescanner gorgelt woorden, mompelt en blaft, en zegt de hele tijd “Heb je dat?” Na elke regel. De hele tijd: “Heb je dat?”
Helen Boyle schreeuwt: “Die koffie is prut!”
Over een uur moet ze een Queen Anne laten zien, vijf slaapkamers, een schoonmoederappartement, twee gasfornuizen en het gezicht van een barbituraatzelfmoordenaar dat ‘s-avonds laat in de badkamerspiegel verschijnt. Daarna een split-level ranch met geforceerde luchtverwarming, een zitkuil en de steeds terugkerende spookgeweerschoten van een dubbele moord die tien jaar geleden werd gepleegd. Het staat allemaal in haar dikke agenda, dik en gebonden in wat eruitziet als rood leer. Dat is haar archief.
Ze neemt nog een slokje koffie en zegt: “Hoe noem je dit? Zwitserse legermokka? Koffie moet naar koffie smaken.”
Mona komt naar de deuropening, met haar armen voor haar borst gevouwen, en zegt: “Wat?”
En Helen zegt: “Ik wil dat je even aanwipt bij’ – ze schuift met wat factsheets op haar vloeiblad – ’aanwipt bij Willmont Place 4673. Het is een Dutch Colonial met een serre, vier slaapkamers, twee baden en een gruwelijke moord.”
De politiescanner zegt: “Heb je dat?”
“Het gebruikelijke,” zegt Helen terwijl ze het adres op een briefje schrijft, dat ze overhandigt. “Niks oplossen. Geen salie branden. Geen exorcisme, niks.”
Mona pakt het briefje aan en zegt: “Alleen maar controleren op vibes?”
Helen doorklieft de lucht met haar hand en zegt: “Ik wil niet dat iemand licht ziet aan het eind van de tunnel. Ik wil dat die freaks blijven waar ze zitten, op dit astraal vlak, dankjewel.” Ze werpt een blik op haar krant en zegt: “Ze hebben de hele eeuwigheid om dood te zijn. Ze kunnen nog wel vijftig jaar in dat huis blijven en een beetje met kettingen rammelen.”
Helen Hoover Boyle kijkt naar het knipperende HOLD-lampje op de telefoon en zegt: “Wat heb je gisteren opgepikt in dat Spaanse huis met de zes slaapkamers?”
En Mona draait haar ogen naar het plafond. Ze steekt haar kin naar voren en blaast een diepe zucht recht omhoog naar de dansende lok op haar voorhoofd en zegt: “Er is daar een energie, zonder twijfel. Een subtiele présence. Maar de indeling is geweldig.” Een zwartzijden koord lust om haar nek en verdwijnt in haar mondhoek.
En onze heldin zegt: “Fuck de indeling.”
Weg met die droomhuizen die je maar eens in de vijftig jaar kunt verkopen. Weg met die gelukkige gezinswoninkjes. En fuck subtiliteit: koude plekken, vreemde dampen, irritante huisdieren. Wat ze wilde was bloed dat langs de muren droop. Ze wilde ijskoude onzichtbare handen die de kinderen ‘s nachts uit bed trokken. Ze wilde vuurschietende rode ogen in het donker aan de voet van de keldertrap. Dat, en een aantrekkelijk plaatje van de straat af gezien.
De bungalow in Elm Street 521, die heeft vier slaapkamers, oorspronkelijk hang- en sluitwerk en gillen op zolder.
De French Normandy in Weston Heights 7645 heeft boogramen, een bijkeuken, schuifdeuren met glas-in-loodramen en een lijk met steekwonden dat op de overloop verschijnt.
Het huis in ranchstijl in Levee Place 248 – vijf slaapkamers, vierenhalve badkamer met een bakstenen patio – dat heeft opgehoest bloed – iemand die zich vergiftigd heeft met een ontstoppingsmiddel – op de muren van de grote badkamer.
Treurige huizen noemen de makelaars ze. Die huizen die nooit verkochten omdat niemand ze wilde laten zien. Geen enkele makelaar wilde open kijkdagen in zo’n huis houden, bang dat ze er een poosje alleen moesten zijn. Of het waren van die huizen die elk half jaar opnieuw verkocht werden omdat niemand erin kon wonen. Een stuk of wat van dat soort huizen, twintig of dertig exclusieve, en Helen kon de politiescanner afzetten. Dan hoefde ze de overlijdensberichten en de misdaadrubrieken in de krant niet meer door te vlooien op zoek naar moorden en zelfmoorden. Dan hoefde ze Mona er niet meer op uit te sturen om alle mogelijke sporen na te trekken. Dan kon ze relaxen en een woord van vijf letters zien te vinden voor ‘rijdier’.
“Plus dat je mijn kleren moet ophalen bij de stomerij,” zegt ze. “En haal fatsoenlijke koffie.” Ze wijst met haar pen naar Mona en zegt: “En zorg dat je er wat professioneler uitziet, laat die rastageintjes maar thuis.”
Mona trekt aan het zwartzijden koord tot er een kwartsknikker uit haar mond plopt, glanzend en nat. Ze blaast erop en zegt: “Het is een kristal. Heb ik van mijn vriendje Oester gekregen.”
En Helen zegt: “Ga jij met een jongen die Oester heet?”
En Mona laat de knikker vallen zodat ie op haar borst hangt en zegt: “Hij zegt dat het voor mijn eigen protection is.” De kristal zuigt een donkere natte plek op haar oranje bloes.
“O, en voordat je weggaat,” zegt Helen, “zorg dat ik Bill of Emily Burrows aan de lijn krijg.”
Helen drukt op de HOLD-button en zegt: “Sorry voor het oponthoud.” Ze zegt dat er een paar duidelijke opties zijn. De nieuwe eigenaar kan verhuizen, gewoon een verklaring tekenen dat ie afstand doet, en het huis wordt een probleem van de bank.
“Of,” zegt onze heldin, “u geeft me het exclusieve recht om het huis te verkopen aan wie ik wil. Dat noemen we een vest-pocket listing.”
En misschien zegt de nieuwe eigenaar deze keer nee. Maar nadat het afzichtelijke gezicht tussen zijn benen in het badwater is verschenen, nadat de schimmen over de muren zijn gaan marcheren – dan zegt iedereen uiteindelijk ja.
Aan de telefoon zegt de nieuwe eigenaar: “En u zegt tegen de kopers niets over het probleem?”
En Helen zegt: “U hoeft niet eens uw spullen uit te pakken. We zeggen gewoon tegen de mensen dat u bezig bent te verhuizen.”
Als iemand iets vraagt, zeg dat u overgeplaatst bent. Zeg dat u dol bent op het huis.
Ze zegt: “De rest is ons geheimpje.”
Vanuit het voorkantoortje roept Mona: “Ik heb Bill Burrows op lijn twee.”
En de politiescanner zegt: “Heb je dat?”
Onze heldin drukt op de volgende knop en zegt: “Bill!”
Ze mimet het woord koffie tegen Mona. Ze knikt in de richting van het raam en mimet: Ga.
De scanner zegt: “Heb je dat begrepen?”
Dit was Helen Hoover Boyle. Onze heldin. Nu dood maar niet dood. Dit was gewoon een dag uit haar leven. Dit was het leven dat ze leidde voordat ik kwam. Misschien is dit een liefdesverhaal, misschien niet. Het hangt ervan af in hoeverre ik mezelf kan geloven.
Dit gaat over Helen Hoover Boyle. Dat ze me belaagt. Zoals een lied in je hoofd blijft nazingen. Zoals je denkt dat het leven zou moeten zijn. Zoals de dingen je aandacht trekken. Zoals je elke dag van je toekomst je verleden met je meeneemt.
Dat is. Dit is. Het is het allemaal, Helen Hoover Boyle.
Wij allemaal worden belaagd en belagen.
Op deze, de laatste gewone dag van haar reguliere leven, zegt onze heldin in de telefoon: “Bill Burrows?”
Ze zegt: “Ik denk dat je Emily op het andere toestel erbij moet vragen, want ik heb zojuist het ideale nieuwe huis voor jullie tweeën gevonden.”
Ze schrijft het woord ‘paard’ en zegt: “Ik heb begrepen dat de verkopers zeer gemotiveerd zijn.”