7
Tijdens mijn eerste kop koffie komt Henderson van de redactie binnenland. Een paar mensen pakken hun jas en gaan naar de lift. Anderen pakken een tijdschrift en gaan naar de wc. Weer anderen duiken achter hun computer en doen net of ze aan de telefoon zitten terwijl Henderson midden in de nieuwsredactie staat met zijn stropdas los rond de open kraag van zijn overhemd en schreeuwt: “Waar is Duncan, verdomme?”
Hij brult: “De straateditie gaat ter perse en we moeten de rest van de voorpagina hebben, godsamme.”
Een paar mensen halen gewoon hun schouders op. Ik pak mijn telefoon.
De details van Henderson zijn dat ie blond, naar voren gekamd haar heeft. Hij is een gesjeesde rechtenstudent. Hij is hoofd van de redactie binnenland. Hij weet altijd precies hoe het staat met de sneeuw, en aan al zijn jassen bungelt een skipas. Zijn computerwachtwoord is ‘wachtwoord’.
Hij komt bij mijn bureau staan en zegt: “Streator, is die spuuglelijke blauwe das nou de enige die je hebt?”
Met de telefoon tegen mijn oor mime ik het woord interview. Ik vraag aan de kiestoon: is dat de B van ‘blaag’?
Natuurlijk zeg ik tegen niemand dat ik Duncan het gedicht heb voorgelezen. Ik kan de politie niet bellen. Om ze mijn theorie te vertellen. Ik kan Helen Hoover Boyle niet uideggen waarom ik naar haar overleden zoontje moet vragen.
De boord van mijn overhemd voelt zo strak dat ik hard moet slikken om koffie door mijn keel te krijgen.
Zelfs al zouden mensen me geloven, dan nog is het eerste wat ze willen weten: Welk gedicht?
Laat zien. Bewijs het.
De vraag is niet: Lekt het gedicht uit?
De vraag is: Hoe gauw is de menselijke soort uitgestorven?
Hier is de macht over leven en een koude, steriele, bloedeloze, gemakkelijke dood voor iedereen beschikbaar. Voor iedereen. Instantaan, bloedeloos. Hollywooddood.
Zelfs al vertel ik het niet, hoe lang duurt het eer Versjes en rijmpjes van over de hele wereldeen klaslokaal bereikt? Hoe lang eer bladzijde 27, het wurglied, aan vijftig kinderen vóór het middagdutje wordt voorgelezen?
Hoe lang eer het over de radio voor duizenden mensen wordt voorgelezen? Eer het op muziek wordt gezet? Vertaald in andere talen?
Shit, het hoeft niet vertaald te worden om te werken. Baby’s spreken geen taal.
Duncan is al in geen drie dagen gezien. Miller dacht dat Kleine Duncan thuis had opgebeld. Kleine denkt dat Fillmore heeft gebeld. Iedereen weet zeker dat iemand anders heeft gebeld, maar niemand heeft Duncan gesproken. Hij heeft zijn e-mail niet beantwoord. Carruthers zegt dat Duncan niet de moeite heeft genomen zich ziek te melden.
Nog een kop koffie later komt Henderson bij mijn bureau met een uitgescheurde pagina van het vrijetijdskatern. Hij is opgevouwen zodat alleen een advertentie over drie kolommen, vijftien centimeter hoog, te zien is. Henderson kijkt me aan terwijl ik op mijn horloge tik en het tegen mijn oor hou en hij zegt: “Heb je dat gezien in de ochtendeditie?”
De kop van de advertentie luidt:
Attentie passagiers business class van Regent-Pacific Airlines
De tekst van de advertentie luidt: “Hebt u last van haaruitval en⁄of platluizen gekregen nadat u in aanraking bent gekomen met de stoelbekleding, kussens of dekens van de luchtvaartmaatschappij? Zo ja, bel dan a.u.b. het volgende nummer om deel te nemen aan een collectieve eis tot schadevergoeding.”
Henderson zegt: “Heb je daarover al gebeld?”
Ik zeg dat ie misschien zijn mond maar moet houden en zelf bellen.
En Henderson zegt: “Jij bent de meneer van Achtergrondartikelen.” Hij zegt: “Dit is geen gevangenis. Ik ben je wijf niet.”
Dit is me te veel.
Je wordt geen journalist omdat je goed geheimen kunt bewaren.
Journalist zijn is vertellen. Het gaat om het overbrengen van slecht nieuws. De besmetting verspreiden. Het sensationeelste verhaal aller tijden. Dit zou het einde van de massamedia kunnen betekenen.
Het wurglied zou een plaag zijn die uniek is voor het informatietijdperk. Stel je voor, een wereld waarin mensen de tv, de radio, de film, internet, kranten en tijdschriften mijden. De mensen moeten oordopjes indoen zoals ze nu condooms en rubberhandschoenen gebruiken. In het verleden maakte niemand zich veel zorgen over seks met vreemden. Of daarvóór: om vlooienbeten. Of ongezuiverd drinkwater. Muskieten. Asbest.
Stel je voor, een besmettelijke ziekte die je via je oren opdoet.
Nu kan schelden wel pijn doen.
De nieuwe dood, deze plaag, kan van overal komen. Een lied. Een aankondiging. Een nieuwsbulletin. Een preek. Een straatmuzikant. Je kunt met de dood besmet worden door een telemarketeer. Een leraar. Een webpagina. Een verjaarskaart. Een wenskaart.
Miljoenen mensen kunnen naar een tv-show kijken en de volgende ochtend dood zijn als gevolg van een reclameriedel.
Stel je voor, de paniek.
Stel je voor, een nieuwe Duistere Middeleeuwen. Ontdekkingsreizen en handelsroutes brachten de eerste besmettelijke ziekten uit China naar Europa. Met de massamedia hebben we zoveel nieuwe middelen om dingen over te brengen.
Stel je voor, boeken worden verbrand. En tapes en films en computers, radio’s en televisies, allemaal gaan ze in hetzelfde vuur. Al die bibliotheken en boekwinkels laaiend in de nacht. De mensen zullen radiostations overvallen. Met bijlen zullen ze elke glasvezelkabel doorhakken.
Stel je voor, de mensen zeggen gebeden op, zingen hymnen om elk geluid te overstemmen dat de dood kan betekenen. Stel je voor, met hun handen tegen hun oren gedrukt gaan de mensen elk lied en elke toespraak uit de weg omdat er een dodelijke code in kan zitten, zoiets als potjes aspirine die door maniakken vergiftigd worden. Elk nieuw woord. Alles wat ze niet meteen begrijpen zal verdacht, gevaarlijk zijn. Zal gemeden worden. Een quarantaine tegen communicatie.
En als dit een dodenspreuk was, een bezwering, dan moesten er meer zijn. Als ik bladzijde 27 ken, dan kent iemand anders hem ook. Ik ben geen pioniersbrein.
Hoe lang eer iemand het wurglied ontleedt en een andere variant en weer een andere en weer een andere maakt? Allemaal nieuw en verbeterd. Voordat Oppenheimer de atoombom uitvond was het onmogelijk. Nu hebben we de atoombom en de waterstofbom en de neutronenbom, en de mensen borduren nog steeds voort op dat ene idee. We worden in een nieuw angstaanjagend paradigma gedwongen.
Als Duncan dood is, dan was hij een noodzakelijk slachtoffer. Hij was mijn atmosferische atoomproef. Hij was mijn Trinity. Mijn Hiroshima.
Maar Palmer van de bureauredactie weet zeker dat Duncan op de zetterij is.
Jenkins van de zetterij zegt dat Duncan waarschijnlijk op de illustratieafdeling is.
Hawley van de illustratieafdeling zegt dat ie in de knipselbibliotheek is.
Schott van de bibliotheek zegt dat Duncan op de bureauredactie is.
Hier gaat dat door voor werkelijkheid.
Het soort veiligheidsmaatregelen die ze tegenwoordig op vliegvelden treffen, stel je voor, je krijgt dat soort acties in alle bibliotheken, op alle scholen, in alle theaters en boekwinkels als het wurglied is uitgelekt. Overal waar informatie verspreid kan worden vind je bewakers.
De ether zal zo leeg zijn als een openbaar zwembad tijdens een polio-epidemie. Daarna worden alleen nog een paar mededelingen van de overheid uitgezonden. Alleen nieuws en muziek die zorgvuldig gesteriliseerd zijn. Daarna zullen alle muziek, alle boeken en films getest worden op proefdieren of vrijwilligers voordat ze voor het publiek worden vrijgegeven.
In plaats van mondkapjes zullen de mensen koptelefoons dragen die hun de constante sussende bescherming bieden van veilige muziek of vogeltjesgefluit. De mensen zullen betalen voor ‘zuiver’ nieuws, een bron van ‘veilige’ informatie en amusement. Zoals melk en vlees en bloed geïnspecteerd worden, stel je voor dat boeken en muziek en films gefilterd en gehomogeniseerd worden. Goedgekeurd. Vrijgegeven voor consumptie.
De mensen zullen graag hun cultuur grotendeels opgeven voor de verzekering dat het kleine beetje dat erdoorheen komt veilig en schoon is.
Witte ruis.
Stel je voor, een wereld van stilte waarin elk geluid dat hard of lang genoeg is om een dodelijk vers te bevatten, uitgebannen wordt. Geen motorfietsen meer, geen grasmaaiers, straaljagers, keukenmachines, haardrogers. Een wereld waarin de mensen bang zijn om te luisteren, bang om iets te horen achter het verkeersgedruis. Giftige woorden die verborgen zitten in de harde muziek van de buren. Stel je voor, een steeds hogere weerstand tegen taal. Niemand praat omdat niemand durft te luisteren.
De doven zullen het aardrijk beërven.
En de analfabeten. De geïsoleerden. Stel je voor, een wereld van kluizenaars.
Nog een kop koffie en ik moet pissen als een ruin. Henderson van de redactie binnenland treft me op de heren-wc als ik mijn handen sta te wassen en zegt iets.
Het zou van alles kunnen zijn.
Terwijl ik mijn handen onder de heteluchtblazer droog roep ik dat ik hem niet kan verstaan.
“Duncan?” schreeuwt Henderson. Boven het geluid van het stromende water en de heteluchtblazer roept ie: “We hebben twee lijken in een hotelsuite en we weten nog niet of het nieuws is. Duncan moet ze bellen.”
Dat denk ik dat ie zegt. Er is zoveel lawaai.
In de spiegel kijk ik of mijn das goed zit en ik kam mijn haar met mijn vingers. In één adem, terwijl Henderson naast me weerspiegeld wordt, zou ik het wurglied in gedachten kunnen afraffelen en dan zou hij vanavond uit mijn leven zijn. Hij en Duncan. Dood. Zo makkelijk zou het zijn.
In plaats daarvan vraag ik of het oké is om een blauwe das te dragen bij een bruin jasje.