18

Hier en nu, terwijl ik dit schrijf, zit ik bij Biggs Junction, Oregon. Geparkeerd langs de Interstate 84, de Sarge en ik hebben een oude bontjas naast de auto in de wegberm gelegd. De bontjas, vol ketchupvlekken, waar de vliegen boven cirkelen, dat is ons aas.

Deze week staat er weer een wonder in de tabloids.

Het is iets wat de mensen de Jezus Christus van de Aangereden Dieren noemen. De tabloids noemen hem ‘De I-84 Messias’. Een of andere gozer die langs de kant van de wegstopt, overal waar een dood beest ligt, hij legt zijn handen erop en Amen. De schurftige kat of de platgereden hond, zelfs een hert dat is dubbelgevouwen door een trekker met aanhanger – ze happen naar adem en beginnen te snuffelen. Ze staan op hun gebroken poten en knipperen met hun ogen waar de vogels al in gepikt hebben.

De mensen hebben het op video. Ze hebben er foto’s van op internet.

De kat of het stekelvarken of de coyote blijft nog een minuutje staan, de Christus van de Aangereden Dieren houdt zijn kop in zijn armen en fluistert tegen het beest.

Twee minuten nadat het nog flarden vacht en botjes was, een maaltijd voor eksters en kraaien, rent het hert of de hondweg, heel, gerestaureerd, volmaakt.

De Sarge en ik, een eindje bij ons vandaan zet een oude man zijn pick-up langs de weg in de berm. Hij stapt uit de cabine en pakt een plaid uit de laadbak. Hij hurkt om de plaid in de berm te leggen, het verkeer raast langs hem heen in de hete ochtendlucht.

De oude man slaat de randen van de plaid terug en er komt een dode hond tevoorschijn. Een verkreukelde hoop bruine vacht, niet zo heel verschillend van mijn hoop bont.

De Sarge klikt de clip uit zijn pistool en die zit vol kogels. Hij klikt de clip er weer in.

De oude man buigt voorover, allebei zijn handen plat op het hete asfalt, auto’s en vrachtwagens razen in beide richtingen voorbij en hij strijkt met zijn wang langs de bruine vachthoop.

Hij staat op en kijkt in beide richtingen de weg af. Hij stapt weer in de cabine van zijn pick-up en steekt een sigaret op. Hij wacht.

De Sarge en ik, we wachten.

Daar zijn we, een week te laat. Altijd een stap achter. Achter het feit.

De eerste keer dat de Christus van de Aangereden Dieren werd gezien, dat was toen een ploeg wegwerkers een paar kilometer van hier een dode hond opschepten. Voordat ze hem in een zak konden doen, stopte er een huurauto in de berm achter hen. Het waren een man en een vrouw, de man reed. De vrouw bleef in de auto en de man sprong eruit en rende naar de wegwerkers. Hij riep dat ze moesten wachten. Hij zei dat ie kon helpen.

De hond was een en al maden en beenderen in een flard vacht.

De man was jong, blond, zijn lange blonde haar wapperde in de wind van de auto ‘s die langs raasden. Hij had een roodsikje en horizontale littekens op beide wangen, vlak onder de ogen. De littekens waren donkerrood en de jongeman stak zijn hand in de vuilniszak met de dode hond en zei tegen de wegwerkers – hij was niet dood.

En de wegwerkers lachten. Ze gooiden hun schoppen in hun vrachtwagen.

En iets in de vuilniszak jankte.

Het blafte.

Nu, hier en nu, terwijl ik dit schrijf, terwijl de oude man een eindje verderop langs de weg wacht en rookt. Het verkeer raast voorbij. Aan de overkant van Interstate 84 vouwt een gezin een gewatteerde deken open in de grindberm van de weg met daarin een dode rode kat. Een eindje verderop zitten een man en een vrouw en een kind in tuinstoelen naast een hamster op een papieren handdoek.

Een eindje van hen vandaan houdt een ouder echtpaar een parasol boven een jonge vrouw, de jonge vrouw is vel over been en hangt scheef in een rolstoel.

De oude man, de moeder en het kind, het gezin en het oudere echtpaar, hun ogen zoeken elke auto af die langskomt.

De Christus van de Aangereden Dieren verschijnt elke keer in een andere auto, een tweedeurs of een vierdeurs of een pick-up, soms op een motor. Eén keer in een camper.

Op de foto ‘s die de mensen nemen, op de video ‘s, is het altijd hetzelfde wapperende blonde haar, het rode sikje, de littekens. Het is altijd dezelfde man. De gestalte van een vrouw wacht in de verte in een auto, pick-up, wat dan ook.

Terwijl ik dit schrijf kijkt de Sarge langs de loop van zijn pistool naar onze opgefrommelde bontjas. De ketchup en de vliegen. Ons aas. En zoals iedereen hier wachten we op een wonder. Op een messias.