22

We rijden door de Midwest met de radio op een of ander AM-station en een mannenstem die zegt dat dr. Sara Lowenstein een baken was van hoop en moraliteit in de woestijn van het moderne leven. Dr. Sara was een nobele, compromisloze moralist, die weigerde genoegen te nemen met minder dan rotsvaste onkreukbaarheid. Ze was een bolwerk van rechtschapenheid, een licht dat schijnt om het kwaad van deze wereld te openbaren. Dr. Sara, zegt de man, zal voor altijd een plaats hebben in ons hart en onze ziel, omdat haar eigen ziel zo sterk en zo on…

De stem stokt.

En Mona slaat tegen de rug van de voorstoel, ze slaat recht achter mijn nieren, en zegt: “Niet weer!” Ze zegt: “Hou toch eens op met je persoonlijke hangups op onschuldige mensen af te reageren!”

En ik zeg dat ze haar beschuldigingen voor zich moet houden. Misschien komt het gewoon door zonnevlekken.

Die klets-oholics. Die luister-ofoben.

Het wurglied schoot zo snel door mijn hoofd dat ik het niet eens merkte. Ik lag half te slapen. Zo weinig greep heb ik er nog op. Ik kan doden in mijn slaap.

Na een paar kilometer stilte, wat radiojournalisten ‘dead air’ noemen, komt er een andere mannenstem op de radio die zegt dat dr. Sara Lowenstein de morele maatstaf was voor het leven van miljoenen radioluisteraars. Zij was het vlammende zwaard Gods dat was gezonden om het kwaad en de snoodaards te verdrijven uit de tempel der…

En deze nieuwe mannenstem breekt af.

Mona slaat hard tegen de rug van mijn stoel en zegt: “Dat is niet leuk! Die radiodominees zijn echte mensen!”

En ik zeg: ik deed niks.

En Helen en Oester grinniken.

Mona slaat haar armen over elkaar en gooit zich tegen de rug van de achterbank. Ze zegt: “Jullie hebben geen respect. Geen enkel. Dat is een miljoen jaar van power waar jullie maar wat mee aan lopen te klooien.”

Mona zet beide handen tegen Oester en duwt hem weg, hard, zodat ie tegen het portier slaat. Ze zegt: “En jij ook.” Ze zegt: “Een radio-personality is even belangrijk als een koe of een varken.”

Nu komt er dansmuziek op de radio. Helen d’r mobieltje begint te rinkelen en ze flipt het open en drukt het tegen d’r haar. Ze knikt naar de radio en mimet: zachter zetten.

In de telefoon zegt ze: “Ja.” Ze zegt: “Uhm, ja, ik weet wie het is. Zeg maar waar hij zit, zo nauwkeurig mogelijk.”

Ik zet de radio zachter.

Helen luistert en zegt: “Nee.” Ze zegt: “Ik wil een 75-karaats fancy-cut blauwwitte diamant. Bel Mr. Drescher in Genève, hij weet precies welke ik bedoel.”

Mona pakt haar rugzakje onder de achterbank vandaan en haalt er een pakje gekleurde viltstiften uit en een dik boek, gebonden in donkergroen brokaat. Ze opent het boek op schoot en begint er met een blauwe stift in te krabbelen. Ze doet de dop op de viltstift en gaat verder met een gele.

En Helen zegt: “Maakt niet uit hoeveel borg. Binnen een uur is het gedaan.” Ze klapt de telefoon dicht en gooit hem op de zitting naast haar.

Voorin, tussen ons in, ligt haar werkagenda, en ze slaat hem open en schrijft een naam bij de datum van vandaag.

Het boek bij Mona op schoot, dat is haar Spiegelboek. Alle echte heksen, zegt ze, houden een Spiegelboek bij. Het is een soort dagboek en receptenboek waarin je alles bijhoudt wat je over magie en rituelen leert.

“Bijvoorbeeld,” zegt ze en leest voor uit haar Spiegelboek: “Democritus zegt dat het verbranden van de kop van een kameleon op een vuur van eikenhout onweer brengt.”

Ze leunt naar voren en zegt recht in mijn oor: “Weet je wel, Democritus, zeg maar de uitvinder van de democratie.”

En ik tel 1, ik tel 2, ik tel 3…

Om iemand zijn mond te laten houden, zegt Mona, om ervoor te zorgen dat ie ophoudt met praten, moet je een vis nemen en zijn bek dichtnaaien.

Om oorpijn te genezen, zegt Mona, moet je het sperma van een wild zwijn gebruiken dat uit de vagina van een zeug druipt.

Volgens het joodse Sefer ha-Raziem, het boek der mysteriën, moet je een zwarte puppy doden voordat ie zijn oogjes open heeft. Vervolgens moet je je vloek op een tablet schrijven en de tablet in de kop van de hond doen. Verzegel de bek met was en verberg de kop achter iemands huis, en die persoon zal nooit meer slapen.

“Volgens Theophrastus,” leest Mona voor, “moetje een pioen alleen ‘s nachts uitgraven, want als een specht je dat ziet doen, word je blind. Als de specht ziet dat je de wortels van de plant afsnijdt, krijg je een darmverzakking door je anus.”

En Helen zegt: “Ik wou dat ik een vis had.”

Volgens Mona moet je geen mensen doodmaken, want dat vervreemdt je van de mensheid. Om doodmaken te rechtvaardigen, moet je van het slachtoffer je vijand maken. Om een misdaad te rechtvaardigen, moet je van het slachtoffer je vijand maken.

Als het maar lang genoeg duurt wordt iedereen in de wereld je vijand.

Met elke misdaad, zegt Mona, raak je meer en meer vervreemd van de wereld. Meer en meer beeld je je in dat de hele wereld tegen je is.

“Dr. Sara Lowenstein begon niet meteen iedereen die in haar programma inbelde uit te foeteren en af te zeiken,” zegt Mona. “Ze had een klein timeslot en een klein publiek en ze leek echt graag mensen te helpen.

En misschien kwam het pas na jaren van steeds dezelfde telefoontjes over ongewenste zwangerschappen, over scheiding, over familieruzies. Misschien kwam het omdat haar publiek groter werd en ze opschoof naar prime time. Misschien kwam het omdat ze meer geld verdiende. Misschien dat macht corrumpeert, maar ze was niet altijd een kreng.”

De enige uitweg, zegt Mona, is dat Helen en ik ons overgeven en ons door de wereld laten doden voor onze misdaden. Of we kunnen zelfmoord plegen.

Ik vraag of dat ook weer van die Wicca-onzin is.

En Mona zegt: “Nee, om precies te zijn, dat is Karl Marx.”

Ze zegt: “Als je iemand vermoord hebt, zijn dat de enige manieren om weer contact te krijgen met de mensheid.” Ze blijft in haar boek tekenen en zegt: “Dat is de enige manier om terug te keren naar een plek waar de wereld niet je Nemesis is. Waar je niet volslagen alleen bent.”

“Een vis,” zegt Helen, “en een naald en draad.”

En ik ben niet alleen.

Ik heb Helen.

Misschien is het daarom dat zoveel seriemoordenaars in paren werken. Het is fijn om je niet alleen te voelen in een wereld vol slachtoffers of vijanden. Geen wonder dat Waltraud Wagner, de Oostenrijkse Engel des Doods, haar vriendinnen overhaalde om samen met haar te moorden.

Het lijkt zo natuurlijk.

Jij en ik tegen de rest van de wereld…

Gary Lewingdon had zijn broer, Thaddeus. Kenneth Bianchi had Angelo Buono. Larry Bittaker had Roy Norris. Doug Clark had Carol Bundy. David Gore had Fred Waterfleld. Gwen Graham had Cathy Wood. Doug Gretzler had Bill Steelman. Joe Kallinger had zijn zoon, Mike. Pat Kearney had Dave Hill. Andy Kokoraleis had zijn broer, Tom. Leo Lake had Charles Ng. Heniy Lucas had Ottis Toole. Albert Anselmi had John Scalise. Allen Michael had Cleamon Johnson. Clyde Barrow had Bonnie Parker. Doug Bemore had Keith Cosby. Ian Brady had Myra Hindley. Tom Braun had Leo Maine. Ben Brooks had Fred Treesh. John Brown had Sam Coetzee. Bill Burke had Bill Hare. Erskine Burrows had Larry Tacklyn. José Bux had Mariano Macu. Bruce Childs had Henry McKenny. Alton Coleman had Debbie Brown. Ann French had haar zoon, Bill. Frank Gusenberg had zijn broer, Peter. Delfina Gonzalez had haar zus, Maria. Dr. Teet Haerm had dr. Tom Allgen. Amelia Sachs had Annie Wakers.

Dertien procent van alle bekende seriemoordenaars werkte in teamverband.

In de dodencel van San Quentin speelde Randy Kraft, “de Scorekaartmoordenaar,” bridge met Doug Clark, “de Sunset Strip-moordenaar,” Larry Bittaker, alias ‘de Tang,” en Bill Bonin, “de Snelwegmoordenaar’. Naar schatting hebben die met z’n vieren 126 slachtoffers gemaakt.

Helen Hoover Boyle heeft mij.

“Ik kon niet ophouden met moorden,” zei Bonin een keer tegen een journalist. “Elke keer werd het makkelijker…”

Ik moet toegeven. Het wordt inderdaad een slechte gewoonte.

Op de radio zeggen ze dat dr. Sara Lowenstein een engel was met een weergaloze kracht en uitstraling, een glorieuze hand van God, een geweten voor de wereld om haar heen, een wereld van zonde en wreedheid, een wereld van verbor…

Hoe meer mensen doodgaan, hoe meer alles hetzelfde blijft.

“Vooruit, laat zien wat je kunt,” zegt Oester en knikt naar de radio. Hij zegt: “Maak die fucker ook maar af.”

Ik tel 37, ik tel 38, ik tel 39…

We hebben zeven exemplaren van het versjesboek onschadelijk gemaakt sinds we van huis zijn vertrokken. De oorspronkelijke oplage was 500. Dus in totaal 306 exemplaren kassiewijle, we moeten er nog 194.

In de krant staat dat de man in de zwartleren trenchcoat, die ene die me bij de oversteekplaats opzij duwde, dat die elke maand bloed gaf. Hij had drie jaar in het buitenland gezeten als ontwikkelingswerker, putten graven voor lepralijders. Hij had een stuk van zijn lever afgestaan voor een meisje in Botswana dat een giftige paddestoel had opgegeten. Hij zat aan de telefoon bij inzamelingsacties voor een of andere ernstige ziekte, ik weet niet meer welke.

Toch moest ie dood. Hij noemde me een lul.

Hij duwde me!

In de krant staat een foto van de moeder en de vader die huilen bij de kist van mijn bovenbuurman.

Maar: zijn muziek stond te hard.

In de krant staat dat een fotomodel en covergirl, Denni D’Testro heette ze, vanochtend in haar loftappartement in de binnenstad dood is aangetroffen.

En om een of andere reden hoop ik dat Nash niet is opgeroepen om het lijk op te halen.

Oester wijst naar de radio en zegt: “Maak ‘m af, paps, anders ben je niks als een shithead.”

Echt, de hele wereld is vergeven van de assholes.

Helen flipt haar mobieltje open en belt vooruit naar bibliotheken in Oklahoma en Florida. Ze vindt nog een exemplaar van het versjesboek in Orlando.

Mona leest voor dat de oude Grieken vervloekingen op tabletten schreven die ze katadesmoi noemden.

De Grieken gebruikten kolossoi, figuren van brons of was of klei, en daar sloegen ze spijkers in, of ze knakten en verminkten ze, ze hakten het hoofd of de handen eraf. Ze stopten haren van het slachtoffer in de figuur, of schreven een vloek op papyrus die ze oprolden en binnen in de figuur stopten.

In het Louvre bevindt zich een Egyptisch beeld uit de tweede eeuw na Christus. Het is een naakte vrouw, aan handen en voeten gebonden, met spijkers in haar ogen, haar oren, haar mond, borsten, handen, voeten, vagina en anus. Met een oranje viltstift in haar boek pennend zegt Mona: “Wat voor mensen dat beeld ook hebben gemaakt, ze waren waarschijnlijk dol op jou en Helen.”

De tabletten waren dunne plaatjes van lood of koper, soms van klei. Je schreef je vloek erin met een spijker uit een scheepswrak, waarna je het oprolde en de spijker erdoorheen stak. Je schreef de eerste regel van links naar rechts, de volgende regel van rechts naar links, de derde van links naar rechts, enzovoort. Als je kon, vouwde je de vloek rond een paar haren van het slachtoffer, of een stukje van zijn kleren. Je gooide de vloek in een meer of een put of in zee, overal vanwaar het naar de onderwereld vervoerd kon worden en door demonen gelezen die je bestelling plaatsten.

Helen, nog steeds aan de telefoon, drukt haar mobieltje even tegen haar borst en zegt: “Dat klinkt als dingen bestellen op internet.”

Ik tel 346, ik tel 347, ik tel 348…

In de Grieks-Romeinse literaire traditie, zegt Mona, zijn er nachtheksen en dagheksen. Dagheksen zijn goed en zorgzaam. Nachtheksen zijn stiekem en eropuit om alle beschaving te vernietigen.

Mona zegt: “Jullie twee zijn definitely nachtheksen.”

Die mensen die ons de democratie en de architectuur hebben geschonken, volgens Mona maakte magie deel uit van hun dagelijks leven. Kooplieden vervloekten elkaar. Buren vervloekten buren. Bij de plaats van de eerste Olympische Spelen hebben archeologen oude putten gevonden vol vloeken van de ene atleet gericht tegen de andere.

Mona zegt: “Ik verzin het niet.”

Bezweringen om een beminde te lokken werden in het Oudgrieks agogai genoemd.

Vervloekingen om een relatie te gronde te richten heetten diakopoi.

Helen praat harder in haar mobieltje, ze zegt: “Bloed dat van de keukenmuren druipt? Nee, natuurlijk hoeft u daar geen genoegen mee te nemen.”

En in zijn telefoon zegt Oester: “Ik zoek het telefoonnummer van de afdeling zakelijke advertenties van de Miami Telegraph Observer. ”

En de radio onderbreekt alles met een hoornconcert. Een zware mannenstem klinkt, met op de achtergrond het geratel van een telex.

“De vermoedelijke leider van het grootste drugskartel in Zuid-Amerika is dood aangetroffen in zijn penthouse in Miami,” zegt de stem. “Gustave Brennan, negenendertig jaar oud, wordt beschouwd als de point man voor een jaarlijkse cocaïneomzet van drie miljard dollar. De politie kent de doodsoorzaak nog niet, maar laat een lijkschouwing verrichten…”

En Helen kijkt naar de radio en zegt: “Hoor je dat? Het is niet te geloven.” Ze zegt: “Luister,” en zet de radio harder.

“…Brennan,” zegt de stem, “die in een fort woonde met gewapende lijfwachten, werd permanent in de gaten gehouden door de fbi…”

En tegen mij zegt Helen: “Gebruiken ze tegenwoordig nog telexen?”

Dat telefoontje dat ze zonet kreeg – die blauwwitte diamant – de naam die ze in haar werkagenda schreef, dat was Gustave Brennan.