10

Weer terug op de nieuwsredactie, iedereen is stil. De mensen staan fluisterend rond de koffieautomaat. De mensen luisteren met open mond. Niemand huilt.

Henderson ziet me als ik mijn jas ophang en zegt: “Heb je Regent-Pacific Airlines gebeld over die platjes?”

En ik zeg dat niemand een mededeling doet voordat er een officiële aanklacht is ingediend.

En Henderson zegt: “Dat je het weet: ik ben nu je baas.” Hij zegt: “Duncan is niet gewoon onverantwoordelijk. Het blijkt dat ie dood is.”

“Dood in bed zonder sporen op zijn lichaam. Geen afscheidsbriefje, geen doodsoorzaak. Zijn huisbaas heeft hem gevonden en de ambulance gebeld.”

En ik vraag of er aanwijzingen waren dat ie was gesodomeerd.

En Henderson rukt licht zijn hoofd naar achteren en zegt: “U bedoelt?”

Heeft iemand hem geneukt?

“God, nee,” zegt Henderson. “Waarom vraag je dat?”

En ik zeg: zomaar.

Duncan was tenminste niet iemand zijn dooie sekspop.

Ik zeg: als iemand me nodig heeft, ik ben in de knipselbibliotheek. Ik moet een paar feiten natrekken. Gewoon een paar jaar krantenverhalen die ik moet lezen. Een paar rolletjes microfilm doordraaien.

En Henderson roept me na: “Blijf in de buurt. Dat Duncan dood is betekent niet dat je van die dooie baby’s af bent.”

Schelden doet geen zeer, maar sommige woorden des te meer.

Volgens de microfilm gaf een drieëntwintigjarige verpleeghulp in 1983 in Wenen een overdosis morfine aan een oude vrouw die smeekte om te mogen sterven.

De zevenenzeventigjarige vrouw ging dood en de verpleeghulp, Waltraud Wagner, merkte dat ze genoot van de macht die ze over leven en dood had.

Het staat er allemaal, op de ene microfilmspoel na de andere. Gewoon de feiten.

Eerst was het alleen om stervende patiënten te helpen. Ze werkte in een gigantisch verpleegtehuis voor chronisch zieke bejaarden. Mensen die daar hun dagen sleten, die dood wilden. Behalve morfine gebruikte die vrouw een eigen uitvinding, die ze de ‘waterkuur’ noemde. Om een eind te maken aan het lijden, hou je gewoon de neus van de patiënt dicht. Je drukt de tong plat en je giet water in de keel. De dood is een langzame marteling, maar oude mensen worden altijd dood aangetroffen met water in hun longen.

De jonge vrouw noemde zichzelf een engel.

Het zag er erg natuurlijk uit.

Het was een nobele, heroïsche daad van Wagner.

Zij was het ultieme einde aan het lijden en de ellende. Ze was lief en zorgzaam en gevoelig, en ze koos alleen degenen uit die smeekten om te sterven. Zij was de Engel des Doods.

In 1987 kwamen er nog drie engelen bij. Alle vier de verpleeghulpen werkten in de nachtdienst. Inmiddels had het verpleegtehuis de bijnaam Doodspaviljoen gekregen.

In plaats van een eind te maken aan het lijden begonnen de vier vrouwen hun waterkuur aan patiënten te geven die snurkten of in bed plasten of weigerden hun medicijnen in te nemen of die ‘s-avonds laat de verpleegsters belden. Een kleine ergernis en de patiënt ging de volgende nacht dood. Elke keer als een patiënt ergens over klaagde zei Waltraud Wagner: “Deze krijgt een enkele reis God,” en klok-klok-klok.

“Degenen die op mijn zenuwen werkten,” zei ze tegen de autoriteiten, “werden direct naar een gratis bed bij de Heere gestuurd.”

In 1989 noemde een oude vrouw Wagner een ordinaire slet en kreeg de waterkuur. Na afloop gingen de engelen iets drinken in een café, waar ze lachend de stuiptrekkingen en het gezicht dat de oude vrouw trok nadeden. Een dokter die vlakbij zat hoorde het.

De Weense gezondheidszorg schat dat bijna driehonderd mensen de kuur hadden gekregen. Wagner kreeg levenslang. De andere engelen kregen kortere straffen.

“Wij konden beslissen over leven en dood van die ouwe taarten,” zei Wagner tegen de rechtbank. “Het was sowieso de hoogste tijd dat ze hun enkele reis God kregen.”

Het verhaal dat Helen Hoover Boyle me vertelde is waar.

Macht corrumpeert. En absolute macht corrumpeert absoluut.

Dus relax, zei Helen Boyle tegen me, en geniet gewoon van de rit.

Ze zei: “Zelfs absolute corruptie heeft zijn voordelen.”

Ze zei: denk eens aan al die mensen die je niet in je leven zou willen hebben. Denk aan alle losse eindjes die je zou kunnen afknopen. Wraak. Bedenk hoe makkelijk het zou zijn.

En wie nog nagalmde in mijn hoofd was Nash. Nash, die kwijlde bij het idee van vrouwen, waar dan ook, die minstens een paar uur, voordat ze begonnen af te koelen en uit elkaar te vallen, mooi bleven en niet tegenstribbelden.

“Vertel jij me maar eens,” zei hij, “wat het verschil is met de meeste liefdesrelaties.”

Iedereen, wie dan ook, kan je volgende sekszombie worden.

Maar dat die Oostenrijkse verpleegster en Helen Boyle en John Nash zich niet kunnen beheersen betekent nog niet dat ik een nietsontziende, impulsieve moordenaar moet worden.

Henderson verschijnt in de deuropening van de bibliotheek en schreeuwt: “Streator! Heb je je pieper afgezet? We krijgen net een telefoontje over weer een dooie baby.”

De hoofdredacteur is dood, lang leve de hoofdredacteur. Hier heb je de nieuwe baas, dezelfde als de oude baas.

En, ja, de wereld is misschien inderdaad beter af zonder bepaalde mensen. Ja, de wereld zou gewoon volmaakt kunnen zijn, met een beetje snoeiwerk hier en daar. Een kleine schoonmaak. Wat onnatuurlijke selectie.

Maar, nee, ik zal het wurglied nooit meer gebruiken.

Nooit meer.

En zelfs als ik het gebruikte, ik zou het niet uit wraak doen.

Ik zou het niet gebruiken voor het gemak.

Ik zou het zeker niet gebruiken voor seks.

Nee, ik zou het alleen gebruiken om goed te doen.

En Henderson roept: “Streator! Heb je ooit gebeld over die businessclassplatjes? Heb je gebeld over die kontvretende schimmel van die fitnessclub? Je moet die mensen bij de Boomgrens op hun nek zitten, anders kun je het wel schudden.”

En snel als een schicht schicht ik de andere kant op door de gang, terwijl het wurglied door mijn hoofd speelt, en ik pak mijn jas en ga de deur uit.

Maar, nee, ik zal het nooit gebruiken. Punt, uit. Ik doe het gewoon niet. Nooit.