Hoofdstuk 37
‘Waarom duurt het verdomme zo lang?’ schreeuwde Jonathan in zijn mobiel. Hij was al bijna drie uur onderweg – dit was zijn zesde telefoontje naar bureau Chester – en ze waren nog steeds niet langs geweest bij het chalet.
‘Wat dacht je zelf, maat?’ kwam de geïrriteerde reactie van de hoofdagent. ‘Dat ik het adres uit mijn gat kan toveren?’
‘Zo spectaculair hoeft het niet te zijn. Je hebt Tommy Tuttles naam, het adres, zijn werkgever en nummer. Het is misschien een raar idee, maar ik zou denk ik gewoon bellen en vragen hoe ik er moet komen. Is dat niet bij jullie opgekomen?’
‘Ik laat me niet afbekken door een of andere bijdehante privédetective.’
Het was duidelijk dat hij op het punt stond om op te hangen. ‘Luister, het spijt me,’ zei Jonathan vlug. ‘Het komt gewoon… ik weet waar die vent toe in staat is.’
Er viel een korte stilte, en Jonathan merkte dat de man weifelde. Uiteindelijk bleef hij aan de lijn, maar zijn toon was enorm defensief. ‘We werken al vanaf je eerste melding samen met Sacramento, oké? En die doen alles wat ze kunnen om de informatie te achterhalen. Ze hebben die Tuttle net vijf minuten geleden te pakken gekregen. Hij had op zijn werk moeten zijn, maar daar was hij niet. Hij zat in een of andere pornobioscoop. Niet het soort plek dat je aan iedereen doorgeeft. En zeker niet het soort plek waar je je telefoon opneemt, al had je je handen vrij.’
Jonathan wreef over zijn kaken. ‘Ik snap het. Ik wilde je niet beledigen. Ik ben gewoon zo opgefokt. Die vent heeft geen geweten.’
‘Dat begrijp ik. Er zijn een vrouw en een kind in gevaar. Ik heb meteen toen de locatie bekend was drie wagens erheen gestuurd, en ik zit er zelf vlak achter. We kunnen elk moment arriveren.’
‘Waar is het? Wat is het adres? Ik rijd net de stad in. Ik kom er meteen heen.’
De hoofdagent aarzelde. ‘Misschien kun je ons dit beter laten afhandelen.’
‘Nu Tommy weer bereikbaar is, kan ik hem zelf ook bellen, hoor.’
‘Best dan,’ zei hij met een zucht, en hij gaf het door. ‘Maar waag het niet ons voor de voeten te lopen, want dan smijt ik je zo naast hem in de cel.’
Op de wand tekende zich de uitvergrote schaduw van een mes af. Zoe was bang dat Sam het zou zien, wilde haar ervoor afschermen, maar dat was niet meer nodig. Haar dochter was buiten bewustzijn geraakt.
‘Colin, nee!’ Ze hield haar stem gedempt terwijl ze hem zag naderen. ‘Sam heeft een dokter nodig. Laat nou voor de verandering eens zien dat je een hart hebt en ga hulp halen.’
‘O, nu wil je me om een gunst vragen?’ zei hij. ‘Nadat je mijn neus hebt gebroken?’ Hij trapte tegen haar been. Niet voluit, eerder om zijn woorden kracht bij te zetten. Toch dansten meteen de vlekken voor haar ogen, want door de schade die hij al had aangericht was elke aanraking te veel.
‘Had je soms liever gehad dat ik je vrouw had gestompt?’
Hij gaf geen antwoord.
‘Toe, Colin.’ Zoe likte haar lippen, zoog genoeg lucht binnen om verder te kunnen praten. ‘Je mag mij hebben, je kunt met me doen wat je wilt. Maar laat Sam eerst gaan.’
‘Ze kan niet eens meer lopen. En jou hoef ik niet meer. Jij hebt jezelf altijd te goed gevonden voor mij. Maar je bent geen haar beter dan mijn zus of mijn moeder. Ik weet niet waarom het zo lang heeft geduurd voor ik dat doorhad. Ik wil naar mijn vrouw. Ik wil naar huis.’
‘Ga dan, Colin. Laat ons hier maar liggen en ga.’ Het idee hier voor dood achter te blijven stond Zoe ook niet aan, maar in elk geval zou ze daarmee wat tijd winnen – tijd om door te gaan met het loswurmen van het touw, tijd voor Jonathan en de politie om hen op te sporen.
‘Hou je smoel!’ snauwde hij. ‘Ik heb al genoeg koppijn zonder dat gejengel van jou.’
‘Maar –’
‘Hou je smoel!’ Hij hurkte naast hen neer, greep Sam bij haar haren en zette het mes op haar keel.
Sam kwam heel even bij maar gilde of verweerde zich niet. Zo te zien had ze daar de energie niet meer voor. Haar blik bleef in een stil afscheid op haar moeder rusten, en Zoes slapen begonnen nog harder te bonken. ‘Niet doen, Colin. Neem mij. Alsjeblieft!’
‘Zo gemakkelijk kom je er niet vanaf,’ zei hij. ‘Jij houdt van haar, dus ik neem haar van je af.’
Met een panische kreet deed Zoe een poging zich uit het touw te wringen om het onvermijdelijke te voorkomen. Toen kneep ze haar ogen dicht omdat ze het niet aankon toe te kijken. Het was allemaal voorbij, Sam zou zo sterven.
Vanuit de deuropening klonk opeens een oorverdovende knal, en Colin zakte voorover.
Het schot leek eindeloos te weergalmen terwijl hij op de grond lag te kronkelen. ‘Wat… wat krijgen we nou?’ bracht hij uit.
Zoe knipperde een paar keer. Ze verwachtte een man in uniform te zien, of misschien Jonathan. Maar in plaats daarvan zag ze een keurig gekapte middelbare vrouw die slap tegen de muur aan leunde. Ze had een gekwelde uitdrukking op haar gezicht.
‘Jezus, dit doet zeer…’ Colins ademhaling raspte. Hij rolde zich om om te kijken wie hem had beschoten en stootte een lachje uit. ‘Jij,’ zei hij vol verbittering. ‘Mijn bloedeigen moeder komt me helemaal vanuit Los Angeles opzoeken. Wie had dat kunnen denken.’
De tengere, tot in de puntjes verzorgde Tina Bell leek zo uit een modeblad te zijn gestapt, al had ze als accessoire geen hippe tas vast maar een pistool. ‘Ik ben meteen na Sheryls telefoontje in de wagen gesprongen.’
‘Hoe… hoe wist die dan waar ik was?’ vroeg hij reutelend.
Tina legde het wapen neer. ‘Tiffany had haar verteld dat jullie op weg waren naar het chalet van Tommy’s neef.’
Wat? Had Tíffany hem verraden? Dat weigerde hij te geloven. ‘En jij kende het adres nog van die Thanksgivings hier vroeger.’
‘Ja. Eigenlijk had ik me erbuiten willen houden, Colin, maar dat kon ik niet. Ik ben je moeder. Ik zal altijd je moeder blijven.’
‘Dus nu kom je het monster afmaken dat je zelf ter wereld hebt gebracht?’ Hij probeerde weer te lachen, maar het lukte hem niet meer.
Met tranen in haar ogen zakte Tina door haar knieën. ‘Ik ben niet gekomen om je af te maken, Colin. Ik wilde je redden. Jij moet tegen jezelf beschermd worden. Ik heb altijd geprobeerd om je te beschermen. Maar nu…’ Haar blik gleed naar Zoe en Sam. ‘…nu begrijp ik dat het te laat is.’
Steun zoekend bij de wand haalde ze haar mobieltje tevoorschijn en belde het alarmnummer, maar ze was nauwelijks uitgesproken of de politie stormde al binnen. En tot Zoes opluchting was Jonathan erbij.
Zoe lag met Sam in hetzelfde ziekenhuisbed. Na wat ze hadden doorstaan, wilde ze haar dochter geen moment meer uit het oog verliezen, ook al was ze nu in veiligheid.
Terwijl ze over Sams voorhoofd streek, lukte het haar ondanks haar gebroken kaak een kus op haar slaap te drukken. De morfine die ze had gekregen, had de pijn verlicht. Morgenochtend zou haar mond worden dichtgehecht zodat de breuk kon helen. Haar hand zat al in het gips.
Het zou nog wel een poos duren voor ze weer de oude was, maar in elk geval leefde ze nog. Ze had Sam terug.
Jonathan zat in de stoel verderop te slapen. Ze had geen idee hoe het verder zou gaan, maar ze voelde een verbondenheid met hem die ze met geen enkele andere man ooit had gevoeld.
‘Mammie?’ murmelde Sam.
‘Wat is er, lieverd?’
‘Waar is Colin?’
‘Die ligt in een ander ziekenhuis.’
‘Blijft hij leven?’
Zoe hoopte vurig van niet. Colin verdiende het niet dezelfde lucht in te ademen als anderen. Niet na wat hij Toby en Sam en die andere kinderen had aangedaan – en zijn eigen vader. Gelukkig ging het met Toby inmiddels bergopwaarts. De artsen verwachtten dat hij volledig zou herstellen, net als Sam. Maar de andere twee…
‘Waarschijnlijk wel. Jij was in de behandelzaal toen rechercheur Thomas het kwam vertellen, maar volgens hem heeft de kogel net zijn hart niet geraakt.’
‘Omdat hij geen hart heeft,’ mompelde Sam.
Zoe grinnikte zachtjes. ‘Precies.’
‘En gaat hij nu de gevangenis in?’
‘Voor de rest van zijn leven, lieverd.’ Dat hij vermoedelijk de doodstraf zou krijgen, hield ze voor zich. ‘Je hoeft niet meer bang voor hem te zijn.’
‘En Tiffany?’
‘Tiffany is dood. Ze is met haar auto een ravijn in gereden. Ze hebben haar een uur geleden gevonden.’
‘Ik weet niet wat ik van haar moet denken,’ zei Sam.
Zoe staarde naar het plafond. ‘Ik ook niet.’
‘Zou Colin er verdrietig om zijn?’
‘Rechercheur Thomas zei dat hij moest huilen als een klein kind toen hij het hoorde.’
‘Dan houdt hij misschien toch wel van haar.’
‘Voor zover hij daartoe in staat is.’
Sam kroop dichter tegen haar aan. ‘Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien.’
‘Dat had ik nooit laten gebeuren.’
‘Waar is Anton?’ vroeg ze, alsof ze nu pas besefte dat hij er niet was.
Zoe woog haar antwoord zorgvuldig af. In de afgelopen tien dagen was er zoveel gebeurd waar haar dochter nog niet vanaf wist. Ze had Sams biologische vader ontmoet, met hem gepraat, geld van hem aangenomen. Op een dag zou ze Sam misschien over hem vertellen. Voor een beloning had ze de tienduizend dollar niet langer nodig, maar ze had zo’n idee dat hij zou willen dat ze het hield. Ze had zich voorgenomen het met hem te bespreken. Behalve dat ze Franky weer had gezien, had ze de verloving met Anton verbroken, was ze bij Jonathan gaan logeren… ‘Hij zal wel thuis zijn.’
‘Komt hij dan niet? Wil hij dan niet weten hoe het met ons is?’
‘Als het nog niet op het nieuws is geweest, weet hij nergens van. We… we zijn uit elkaar.’
Heel even Sam hief haar hoofd op. ‘Ben je bij hem weg?’
‘Ja,’ zei ze met een knikje. ‘Nadat jij was verdwenen realiseerde ik me dat… dat hij toch niet was wat ik zocht.’
Sam reageerde niet direct. ‘Ben je er treurig om?’ vroeg ze toen aarzelend.
Zoe richtte haar blik op Jonathan en zag dat hij wakker was geworden. Zijn ogen waren geloken, maar hij hield hen in de gaten, luisterde mee. ‘Nee, ik ben er niet treurig om.’
‘Gelukkig maar. Dus we zijn weer met zijn tweetjes?’
‘Voorlopig wel.’
Sam liet haar hoofd weer zakken. ‘Mag ik dan een nieuwe hond?’
‘Ja, lieverd.’ Ze trok haar dochter tegen zich aan. ‘En die hoef je nooit meer weg te doen.’
‘Ik vind het vervelend van Anton. Ik… ik wist dat je met hem wilde trouwen. Ik wilde het niet voor je verpesten, maar –’
‘Jij hebt het niet verpest. Het is beter zo. Maar we moeten eigenlijk iemand laten bellen om te zeggen dat je terecht bent. Of we doen het zelf, morgenochtend.’
Toen Sam stilviel, dacht Zoe dat ze in slaap was gevallen. Maar toen fluisterde ze nog iets. ‘Die privédetective lijkt me heel aardig.’
Jonathan zat bij het raam, en Sam lag met haar rug naar hem toe. Toen Zoe zijn indringende blik ving, zag ze hem glimlachen. ‘Hij is ook heel aardig.’
‘Het is zo heerlijk om te zien hoe hij naar je kijkt.’
Het was ook heerlijk om zijn aanraking te voelen. Alleen al hem daar zo te zien zitten deed haar hunkeren naar lichamelijk contact, al was het maar zijn hand om de hare. ‘Hoe kijkt hij dan naar me?’
Sams stem klonk dromerig. ‘Alsof hij stapelverliefd op je is…’
* * *
Bent u benieuwd hoe het verder gaat? Lees dan ook De volmaakte leugen, deel 5 van DE LAATSTE LINIE.