Hoofdstuk 12

 

 

 

Colin was verdiept in een aankoopovereenkomst voor een projectontwikkelaar, toen Misty aanklopte.

‘Wat is er?’ blafte hij.

De receptioniste stak haar hoofd naar binnen. ‘Een boodschap voor je.’

Zonder ook maar op te kijken van zijn bezigheden wapperde hij met zijn hand, en ze waagde zich net ver genoeg naar binnen om er een notitie in te laten vallen. Ongeïnteresseerd gooide hij het naast zich neer. Het moest maar even wachten. Nadat Rover het vorige weekeinde ineens in opstand was gekomen, was zijn productiviteit in het slop geraakt, en hij moest zijn achterstand zien in te halen. Vanavond wilde hij hoe dan ook geen werk mee naar huis nemen. Hij moest beschikbaar zijn om Zoe op te vangen.

‘Wie is dit?’

Bij het horen van Misty’s vraag draaide hij zich met een ruk om. In plaats van zich meteen weer uit de voeten te maken, zoals ze doorgaans deed, was ze bij de stapel flyers op de hoek van zijn bureau blijven staan.

‘Het dochtertje van mijn buren.’

‘Wordt ze vermist?’

‘Kun je soms niet lezen?’

Zonder zich iets aan te trekken van zijn snauwerigheid keek ze naar de afdruk. Door haar frons verschenen er afstotelijke plooien in haar pafferige gezicht. ‘Goh, wat erg,’ zei ze.

Haar huilerige toontje werkte hem op de zenuwen. Bijna iedereen reageerde ontdaan, zeker vrouwen, maar Misty was zo verschrikkelijk sentimenteel. De vijfendertigjarige, op zijn zachtst gezegd gezette vrijgezellin had altijd wel een jankverhaal over een zwerfkat of -hond die ze in huis had genomen. Elke week stortte ze zich op een nieuw goed doel, en ze zette anderen onder druk mee te doen. De ene dag leurde ze met koekjes van de padvinderij, de volgende met lootjes van de honkbalclub of blaadjes van de plaatselijke basisschool.

Het enige waaraan Colin ooit had bijgedragen was een langeafstandwandeling voor diabetici geweest. Niet omdat het hem een moer kon schelen of er iemand werd gered. Wat hem betrof waren maar weinig mensen het redden waard. Hij had het gewoon grappig gevonden een fikse som in het vooruitzicht te stellen, als aansporing om haar de hele tocht uit te laten lopen, en dan te zien hoe ze bezweek aan een hartaanval.

Helaas had ze ongedeerd de eindstreep gehaald. Hij had gedacht op zijn minst te kunnen genieten van het feit dat ze zich zo had uitgesloofd voor honderd dollar om die vervolgens niet te kunnen innen. Ze was zo door het dolle heen geweest met het suffe speldje dat de organisatie haar had uitgereikt, dat hij had gezworen nooit meer een cent te doneren.

Als hij het voor het zeggen had, zou hij haar ontslaan wegens overgewicht en gezever. Maar de andere juristen liepen met haar weg omdat ze zo’n ‘groot hart’ had. Natuurlijk had ze een groot hart, haar hele lijf was kolossaal, al weerhield dat zijn collega’s er niet van haar bonbons te geven op secretaressedag of met Kerstmis. Overal op kantoor kwam hij de infantiele knuffels tegen die ze neerzette, en ze kocht constant lijstjes en beeldjes met weerzinwekkend zoetsappige citaten. Op haar huidige favoriet stond: DE DRIE VOORWAARDEN VOOR GELUK: IETS OM TE DOEN, IETS OM VAN TE HOUDEN EN IETS OM OP TE HOPEN.

Als ze eens wist waarop hij hoopte voor haar…

‘Dus jij helpt ze?’ vroeg ze.

Hij grijnsde om de waardering in haar stem. Dat had hij niet eerder bij haar gehoord. Misty vond hem een bullebak, dat wist hij, maar één enkel schijnbaar vriendelijk gebaar, en ze begon aan haar mening te twijfelen. Tjonge, wat was het toch een imbeciel. ‘Klopt.’

‘Goh.’ Ze liet haar vinger over de zijkant van de stapel glijden. ‘Misschien ben je toch de kwaadste niet…’

Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Misty, zeg nou niet dat je me had veroordeeld. Jij als vrome Christen.’

Haar tanden verdwenen in haar onderlip. ‘Maar… maar toen ik dat bericht over dat zwerfkatje had opgehangen in de koffieruimte, stond er ineens “Twee uur laten trekken in kokend water” onder, en volgens Marni had jij dat gedaan.’

Gut, nee toch – wie zou er nou zoiets gemeens doen? Het scheelde weinig of hij was in lachen uitgebarsten. ‘Ja, dat is ook zo, maar het was grapje, dat snap je toch wel? Niemand zou toch zoiets lelijks schrijven over zo’n snoezepoes?’

Het kinderlijke woord leek haar te verrukken. Eindelijk, zo scheen ze te denken, hadden ze een gemeenschappelijke interesse ontdekt, liet hij een kant van zichzelf zien waarmee ze zich kon identificeren. Ze leefde in zo’n klein, geïsoleerd wereldje… ‘Dat dacht ik al.’

Erop gebrand weer aan de slag te gaan nu hij de Moeder Theresa van de firma had ingepalmd, schraapte hij zijn keel. ‘Je hebt er toch wel een fijn tehuis voor gevonden, hè?’

‘Ja, zeker.’

‘Mooi zo.’ Toen ze maar bleef staan keek hij haar vragend aan. ‘Was er verder nog iets?’

‘Nou ja, ik maak me gewoon zorgen om dat buurmeisje. Ik wil best helpen als ik iets kan doen.’

Bijna schreeuwde Colin dat ze op moest donderen. Hij genoot van zijn betrokkenheid bij de zaak, wilde geen concurrentie om Zoes aandacht. Maar nu hij ineens in een goed blaadje stond bij Misty, bedacht hij dat hij via haar zijn imago bij het hele bedrijf op kon vijzelen. Bij de hele buurt. Bij de politie. Een buurman die zich inspande om de kleine Sammie naar huis te krijgen zou niet snel als verdachte worden aangemerkt.

‘Ik ben bezig om voor dit weekeinde een zoekactie te organiseren, dus als je een paar uurtjes overhebt,’ zei hij, en al voor hij zijn zin af had wist hij dat ze zou toehappen. Types zoals zij hadden geen sociaal leven. Ze had geen enkel ander doel dan nog een onbenullig speldje binnenslepen.

‘Waar gaan jullie zoeken?’

‘In de directe omgeving, en op verwilderd stuk land aan de rand van de wijk.’ Hij zou Misty linea recta de doornige braamstruiken langs de rivier in sturen.

‘Zou… Zou het kunnen dat ze dood is?’

‘Ik hoop in elk geval van niet.’ Hij dempte zijn stem. ‘We doen dit gewoon… voor het geval dat.’

‘Ik kom graag helpen,’ zei ze.

Goh. ‘Geweldig.’

‘Misschien willen de andere juristen en secretaresses ook wel meedoen. Mag ik het aan ze vragen?’

‘Natuurlijk. Zeg maar dat we zo nodig de hele dag doorgaan, omdat ik het gezin zo goed ken. Ze hoeven zich niet verplicht te voelen, hoor, maar als ze tijd overhebben zou ik er heel blij mee zijn.’ Tjonge, hij klonk als een heuse weldoener. Misschien zouden de media zelfs inspringen op zijn actie; hij kon zich al voorstellen hoe hij met betraande ogen in de camera staarde.

Dankzij Tiffany had zijn toch al spannende hobby ineens een extra dimensie gekregen.

‘Wil je dat degenen die zich opgeven je bellen?’

Waarom zou hij twaalf keer lastig gevallen moeten worden, terwijl hij in een klap op iedereen tegelijk indruk kon maken? ‘Nee hoor, we treffen elkaar op het parkeerterrein bij het Sierra College, zaterdagochtend om acht uur.’

Er verscheen een diepe denkrimpel tussen haar wenkbrauwen. ‘Maar dat is pas over twee dagen. Stel dat ze eerder wordt gevonden?’

Samantha zou nooit worden gevonden, niet levend althans, maar dat wist alleen hij. Hij moest oppassen dat hij niet overmoedig werd.

‘Hier.’ Hij schoof haar een blocnote toe. ‘Laat iedereen die komt zijn naam en telefoonnummer maar noteren. Ik neem wel contact met ze op als het wordt afgeblazen.’

‘Laten we maar duimen dat ze eerder thuis is.’

Het vooruitzicht op Zoes bewondering wanneer hij straks met de cavalerie aan kwam zetten ontlokte hem een grijns. Vannacht was ze ook al zo dankbaar geweest. Hij zou nooit de zindering vergeten die door hem heen was gegaan bij haar aanraking.

‘Laten we dat maar doen, ja,’ zei hij.

 

Het vliegtuig was nauwelijks de startbaan op getaxied, of Zoe was al naast hem in slaap gevallen, en ze had sindsdien niet meer bewogen. Ze moest echt uitgeput zijn.

De vlucht van een uur was bij lange na niet genoeg om haar de rust te geven die ze nodig had, realiseerde Jonathan zich, maar hij kon haar straks moeilijk het toestel uit dragen.

‘Zoe?’ Hij stootte haar zachtjes aan. ‘We zijn al aan het landen.’

Haar oogleden fladderden, en hij zag de donkerbruine irissen met de gouden randjes en amberkleurige vlekjes. Hij had verwacht dat ze verdwaasd zou reageren omdat ze zo diep weg was geweest, maar ze was meteen helder. Haar gezicht vertrok alsof ze vreselijk opzag tegen de taak die haar wachtte, maar zodra het gangpad vrij was, stond ze op en beende ze naar buiten.

Ze hadden alleen handbagage bij zich, dus Jonathan loodste haar direct naar de balie van een autoverhuurbedrijf.

‘Waarom nemen we eigenlijk geen taxi?’

‘Dat is minder handig als je mobiel wilt zijn.’

‘Gaan we dan nog ergens anders heen, behalve naar het trailerpark?’

‘Zo nodig wel. We zijn hier om te doen wat we kunnen. Ik heb geen idee of het mee- of tegenzit, maar we moeten rekening houden met het ergste.’ Hij gaf zijn creditcard aan de medewerker en vroeg om een Prius.

Even later waren ze op weg naar Mount Vernon. De verkeersopstoppingen in Los Angeles waren hem een verschrikking, maar bij de helderblauwe lucht en de zwoele temperatuur vroeg hij zich af waarom hij niet zuidelijker een huis had gekocht.

Volgens het navigatiesysteem was het nog een halfuur rijden, en nu al zat Zoe bloednerveus aan haar nagelriemen te pulken.

‘Gaat het wel?’

Ze maakte haar blik los van het zijraam. ‘Naar omstandigheden.’

‘Wat is er? Behalve het voor de hand liggende, natuurlijk,’ voegde hij eraan toe.

Het lukte haar een lachje uit te stoten. ‘Het is zo lang geleden dat ik hier ben geweest, en toch…’ Ze staarde naar de palmbomen aan de rand van de weg, ‘…lijkt het wel gisteren dat ik hier woonde.’

Er drongen zich pijnlijke herinneringen aan haar op, begreep hij. Ze had hier nooit meer terug willen komen. Ze deed het alleen voor Sam. Hij vond het vervelend dat hij haar om dit zoveelste offer had moeten vragen, maar hij moest zijn werk doen, anders zouden ze haar dochter misschien nooit vinden.

‘Waar kwam je moeder eigenlijk vandaan?’ vroeg hij in de hoop haar af te leiden.

‘Uit Alabama.’

Hij keek op de GPS terwijl ze een groot knooppunt naderden. ‘Waar hebben je ouders elkaar leren kennen?’

‘Hier, in een club.’

‘Hoe oud was ze toen?’

‘Achttien.’

‘Hoe kwam ze hier helemaal uit Alabama terecht? Om te studeren?’

Zoe snoof. ‘Nou, nee. Voor hetzelfde waarvoor zoveel jonge meiden naar LA komen – ze dromen ervan filmster te worden.’

Hij bespeurde een zekere weerzin in haar stem, maar als haar moeder net zo mooi was geweest als zij, kon Jonathan wel begrijpen dat ze had geloofd een kans te maken… ‘En, heeft ze ook rollen gekregen?’

‘Een keer twee regeltjes tekst in een aflevering van de Dukes of Hazard. En ze heeft gefigureerd in The Little House on the Prairie.’

Geen indrukwekkend staat van dienst. ‘Daar zal ze niet rijk van zijn geworden.’

‘Nee.’

Eigenlijk had hij beter een cabrio kunnen huren, bedacht hij terwijl hij de airco bijstelde. ‘Hoe lukte het haar dan de eindjes aan elkaar te knopen?’

‘Voor zover ik van mijn vader weet, had ze allerlei rottige baantjes en trok ze in bij elke man die haar op wilde nemen.’

Wat een geschiedenis. Jonathan had haast spijt dat hij ernaar had gevraagd. ‘Dus zo heeft ze je vader leren kennen?’

‘Ja, die zat aardig in de slappe was destijds.’

Aantrekkelijk voor een actrice in geldnood. ‘Wat voor werk deed hij dan?’

Ze trok een wenkbrauw op. ‘Hij beweert dat hij een volkomen legaal garagebedrijf had.’

‘Maar…’

‘Ik denk eerder dat hij in gestolen wagens handelde. In elk geval heeft hij twee jaar gezeten voor diefstal, van mijn elfde tot en met mijn twaalfde, dus… trek zelf je conclusie maar.’

‘Tjonge.’ Jonathan floot tussen zijn tanden. ‘Waar woonde jij dan terwijl hij in de cel zat? Bij je moeder?’ Ze had hem weliswaar verteld dat die geen rol had gespeeld in haar leven, maar misschien lag het minder zwart-wit dan het had geklonken.

Ze verschoof in haar stoel en trok de gordel wat losser, alsof die haar beklemde. ‘Nee, die was toen allang en breed vertrokken. Ik woonde bij zijn vriendin.’

Volgens het navigatiesysteem zouden ze over tien minuten hun bestemming bereiken. ‘Zorgde die wel goed voor je?’

‘Redelijk goed, ja. Alleen is mijn vader door haar aan de drugs geraakt, dus ik denk niet al te positief over haar.’

‘Was ze verslaafd?’

‘Zwaar verslaafd. Het zou me niks verbazen als ze inmiddels bezweken is aan een overdosis.’

‘Ik neem aan dat die relatie niet lang heeft geduurd.’

‘Nee. Ze zijn kort na mijn vaders vrijlating uit elkaar gegaan.’

Jonathan bleef een poosje stil. Toen vroeg hij: ‘Hoelang zijn je ouders een stel geweest?’

‘Ik betwijfel of je het wel een “stel” kunt noemen. Hij bood haar onderdak en zij bood hem…’ Haar stem werd zachter. ‘Nou ja, je kunt het wel raden. Zo raakte hij uiteindelijk met mij opgescheept.’

Opgescheept? ‘Wanneer is ze weggegaan?’

‘Voor mijn geboorte al. Maar daarna is ze teruggegaan om mij bij hem op de stoep te dumpen, met een briefje erbij dat ze niet van plan was haar carrière te laten ruïneren door een ongewenste zwangerschap.’

Kennelijk had Zoes moeder nog minder verantwoordelijkheidsbesef dan haar vader. ‘Wat is er daarna met haar gebeurd?’

‘Geen flauw idee. We hebben nooit meer iets van haar gehoord.’

‘Heb je ooit de behoefte gehad haar op te sporen? Te zien wat er van haar is geworden?’ Voor zulke klussen kreeg hij voortdurend verzoeken. Hij kon haar helpen als ze wilde, maar ze aarzelde geen seconde met haar antwoord.

‘Nee.’

Jonathan realiseerde zich dat ze uit een heel andere wereld kwam dan hij. Zijn ouders hadden hem altijd overal in gesteund, hij had de liefste grote zus gehad die je je kon wensen. ‘En verdere familie?’

Ze zette haar elleboog op de raamlijst en streek haar wapperende haren met haar vingers naar achteren. ‘Mijn vader heeft twee broers met kinderen, maar daar gingen we nooit mee om. Ik geloof niet dat die veel zin hadden om zich over me te ontfermen. Al lang voordat ik op het toneel verscheen, waren ze het zat zijn vuile werk voor hem op te knappen.’

‘Dus je kent ze niet eens?’

‘Ik heb ze een paar keer ontmoet, maar ze zijn allebei kort na oma’s overlijden uit Californië vertrokken. De ene is in Idaho gaan wonen, de andere in Kentucky.’

‘En je vader komt oorspronkelijk uit LA?’

‘Ja, uit Bakersfield, niet ver hier vandaan.’

‘Die ooms en hun kinderen, kennen die Sam?’

‘Nee. Ik bedoel, misschien weten ze wel van haar bestaan, maar ze kennen elkaar niet.’

‘Wat is er met de ouders van je vader gebeurd?’

Ze reikte naar haar tas om haar zonnebril te pakken. Zodra ze die op had gezet leek ze zich wat beter op haar gemak te voelen, alsof hij een soort bescherming vormde, een masker waarachter ze haar emoties kon verbergen. ‘Zijn vader, mijn opa dus, is bij een jachtongeluk omgekomen toen hij nog klein was. Zijn moeder werkte in de bibliotheek en deed haar best hem en zijn broers in haar eentje groot te brengen. Ze is ook vrij jong gestorven, aan een bloedprop na een operatie aan haar blaas. Ik was toen acht.’

‘Had je een hechte band met haar?’

De starre trek om haar mond ontspande wat. ‘Heel erg hecht. Ze had het niet breed, maar ze hield van me, en ze ving me altijd op als het weer eens fout liep met mijn vader. Ze vond het verschrikkelijk om te zien wat een puinhoop haar oudste zoon ervan maakte.’

Nog maar een kilometer, dan zouden ze bij het park zijn. Jonathan zag Zoes handen om haar tas verkrampen en hield op naar haar achtergrond te vragen.

‘Er is niet veel veranderd,’ merkte ze op terwijl het Mount Vernon-bordje voor hen opdoemde. Er was een stuk vanaf, en het hing langs de paal omlaag.

Vanaf de drukke weg draaide Jonathan het hobbelige toegangspad op. ‘Hoelang hangt dat er al zo bij?’

‘In elk geval al sinds de vorige keer dat ik hier was.’

Hij liet zijn blik over de verkrotte, roestige metalen trailers glijden en schudde zijn hoofd.

‘Wat?’ vroeg Zoe.

‘Ik kan me niet voorstellen dat hier een kind kan opgroeien.’

‘Ik ben niet lang een kind geweest,’ mompelde ze.