Hoofdstuk 11
Jonathan werd met een schok wakker. Blijkbaar was hij achter zijn laptop in slaap gevallen.
Versuft streek hij over zijn stoppelige wangen, en hij blikte op zijn horloge. Over negenen al, en hij zat nog steeds aan de keukentafel, waar hij weer achter was geschoven nadat hij de hond gisteravond laat had uitgelaten.
‘Nee, hè,’ mompelde hij.
Kino, die aan zijn voeten had liggen dommelen, kwam zacht jankend overeind, enthousiast bij het vooruitzicht op zijn ochtendwandeling, maar dat zou Jonathan aan Ronnie moeten overlaten. De tijd glipte door zijn vingers, en nog steeds was hij Zoes vader niet op het spoor…
Vannacht had hij urenlang allerlei databases uitgekamd op informatie over Ely Duncan, maar de weinige gegevens die hij had opgedoken waren zo gedateerd dat ze hem niet relevant leken.
Hij besloot over te stappen op de telefoon, te kijken of iemand misschien een gerucht had gehoord of hem een bepaalde richting op kon wijzen.
Via een internetsite wist hij met behulp van Ely’s adres de nummers van andere bewoners van het trailerpark in Mount Vernon te achterhalen. De weinigen die opnamen weigerden hem echter te woord te staan. Het was duidelijk dat ze hem niet vertrouwden, ook al vertelde hij ze dat hij voor Ely’s dochter werkte.
Het waren geen types die scheutig zouden zijn met details over hun buren, dacht hij pessimistisch. Het feit dat de politie al bij ze had aangeklopt, maakte ze vast ook niet toeschietelijker. Hij had zo’n vermoeden dat de mensen op het park een groot deel van hun leven bezig waren met het ontduiken van de leerplicht, het ontwijken van de sterke arm der wet, reclasseringsambtenaren, mogelijk zelfs premiejagers.
Het lag voor de hand te denken dat Ely in afwachting van een strafzaak op de vlucht was geslagen; dat zou in elk geval verklaren waarom zijn kennissen de lippen zo stijf op elkaar hielden. Maar Jonathan had gecontroleerd of er soms een opsporingsbevel tegen hem liep, en dat bleek niet zo te zijn.
Geeuwend leunde hij achterover in zijn stoel, en hij belde Zoes mobiele nummer.
Al bij de eerste keer overgaan nam ze op. ‘Hallo?’
Het wanhopige verlangen in haar stem deed hem ineenkrimpen. Hij wist op wat voor telefoontje ze hoopte. ‘Met mij, Jonathan.’
‘Heb je hem al gevonden?’
Ely nog niet, maar in de kleine uurtjes had hij de moeite genomen Franky Bates na te trekken. Inmiddels had hij een adres in San Diego, van zijn moeder. Een moeder wist doorgaans wel waar haar zoon uithing. Hij had ook ontdekt dat Franky had gesolliciteerd op een baan in een restaurant in diezelfde stad – en was afgewezen. Hij had zelfs geprobeerd een creditcard te bemachtigen bij de plaatselijke vestiging van het warenhuis Macy’s. ‘Ik vrees van niet.’
Hij gaf haar even de tijd om de teleurstelling te verwerken voor hij verderging. ‘Ik heb een lijst met bewoners van het trailerpark, maar haast niemand neemt op.’
‘Die komen voor twaalven hun bed niet uit.’
Zo lang konden ze niet wachten. ‘Ik heb wel ene R. Butler wakker weten te krijgen.’
‘R.?’
‘Hij beweerde dat zijn voornaam Rhett was, maar hij gniffelde erbij.’
‘Rhett Butler. Uit Gejaagd door de wind. Grappig, hoor.’
‘Dat vond hij zelf wel, ja.’ Gefrustreerd stond Jonathan op, en hij begon te ijsberen.
‘Ik neem aan je niks los hebt gekregen bij hem,’ zei Zoe.
Ze klonk zo moedeloos dat hij er tegen opzag verder te vertellen, maar hij had haar hulp nodig. ‘Geen woord, nee. Hij zegt zelfs dat hij je vader nog nooit heeft ontmoet. Ik heb ook met ene Tilly Smith en ene Heather Hatfield gesproken. Ken je die toevallig?’
‘Nee. Wat zeiden ze?’
‘Min of meer hetzelfde.’
‘Ze houden op het park niet van pottenkijkers. Er gebeuren te veel dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.’
Jonathan bleef voor het raam boven het aanrecht staan en staarde de met onkruid overwoekerde tuin in. Hoelang was het al niet geleden dat hij voor het laatst had gemaaid?
Met een grimas draaide hij zich om. Zijn buren begonnen zich onderhand vast te ergeren, maar het gazon zou nog een paar dagen moeten wachten. ‘Die indruk kreeg ik wel, ja.’
‘Dus je kunt mijn vader niet vinden.’
Laat staan Samantha. ‘Nog niet. Maar ik geef het niet op. Ik ga naar er zelf naartoe.’
‘Denk je dat dat wat uitmaakt?’
‘Als jij erbij bent wel.’
Er viel een verbaasde stilte. ‘Maar ik ben daar al zo lang weg. Ik betwijfel of ik er nog iemand ken.’
‘Met jou zullen ze eerder praten dan met mij of met de politie.’
‘Maar voor hetzelfde geld houden ze bij mij ook de boot af. En het kan best zijn dat ze mijn vader echt niet kennen. Na elke drugsinval loopt de boel leeg.’
Het kostte hem moeite zich Zoe voor te stellen als jong meisje, opgroeiend in zo’n ruwe omgeving. In de vrouw die ze was geworden, wees niets meer op haar afkomst. Behalve misschien de ietwat argwanende oogopslag, en de neiging iedereen op afstand te houden. Hoelang probeerde ze zich al niet te ontworstelen aan dat milieu? Waarschijnlijk was ze daar al in het trailerpark mee begonnen. Nu woonde ze in het chique Rocklin, aan het andere uiteinde van het spectrum. ‘Dat zou kunnen, maar het lijkt me een poging waard. Het is maar een uurtje reizen naar Los Angeles. We springen op het vliegtuig, gaan de deuren langs, voelen ze aan de tand.’
‘Nee, ik moet in Sacramento blijven. Stel dat Sam… Ik bedoel, ze kan elk moment thuiskomen en dan –’
‘Neem je mobieltje mee. Anton kan de boel hier coördineren zolang jij weg bent. Je vertrouwt hem toch?’
Ze gaf geen antwoord.
‘Hij is je verloofde.’
‘Maar het gaat om míjn dochter. Niemand geeft zoveel om haar als ik.’
‘Dit is een race tegen de klok, Zoe. Anton en de politie regelen het hier verder wel. Kom naar het vliegveld, dan pakken we de eerstvolgende vlucht. Dit is te belangrijk om aan een ander over te laten.’
‘Oké,’ zei ze na een lange aarzeling.
‘Is er iemand, een vriend of familie, die Anton kan helpen?’
‘Nou ja, Colin misschien.’
‘Colin?’
‘De buurman. Die doet heel erg zijn best.’
‘Als ze haar vinden, bellen ze je heus wel.’
‘Ja, maar… ik durf hier eigenlijk niet weg.’
‘Maak je nou maar geen zorgen. Als we iets horen gaan we direct terug, desnoods huren we een auto. Ik vind echt dat we naar LA moeten.’ En wellicht ook naar San Diego. Als hij toch in de buurt was, kon hij net zo goed meteen even kijken of hij Franky Bates een bezoekje kon brengen, om te bepalen of Sams biologische vader al dan niet betrokken was bij haar verdwijning. Alleen zou hij dat zonder Zoe doen, dus hij zag geen reden haar nog meer van streek te maken door erover te beginnen. ‘Kun je binnen drie kwartier op het vliegveld zijn?’
‘Ik zal het proberen. Moet ik nog iets meenemen?’
‘Pak voor de zekerheid maar wat kleren in. Afhankelijk van wat we tegenkomen en hoe snel we een vlucht terug kunnen krijgen, moeten we misschien een nachtje blijven.’
‘Een nachtje blíjven?’
‘Afhankelijk van wat we tegenkomen,’ herhaalde hij.
‘Hopelijk is het niet nodig,’ zei ze.
Op de achtergrond vroeg iemand – waarschijnlijk Anton: ‘Wat is er aan de hand?’
Hoewel Zoe het mondstuk bedekte, kon Jonathan haar antwoord verstaan. ‘Ik ga zo met Skyes detective naar Los Angeles.’
De andere stem werd harder; het was inderdaad haar verloofde, realiseerde hij zich. ‘Wat? Die vent met wie je hier in de achtertuin stond te scharrelen?’
Tegen de tijd dat Zoe door Anton werd afgezet, bleek Jonathan al een ticket voor haar te hebben gekocht. Onderweg had ze een telefoontje van hem gekregen, waarin hij had gevraagd of ze zich bij de nieuwe terminal wilde melden.
Met een stuurse uitdrukking parkeerde Anton zijn Escalade aan de stoeprand. Hij was het niet eens met haar vertrek. De hele rit lang had hij geen boe of bah gezegd, en hij keek nog chagrijniger nu hij de man met wie ze op reis ging zag staan.
Terwijl Zoe uitstapte, haalde hij de kleine koffer van de achterbank. Met opeengeklemde kaken kwam hij naar haar toe om hem aan te geven.
Het ergerde haar dat hij dit nog moeilijker maakte dan het al was. Ze stond al zo in tweestrijd. Misschien was Sam nog wel in Sacramento, en was ze in gevaar. Aan de andere kant was haar dochter nu al twee dagen weg. Ze kon inmiddels aan de andere kant van de wereld zijn.
Met een stapeltje flyers in haar hand speurde Zoe het drukke terrein af, want je wist maar nooit. Ze kon niet meer helder nadenken; het slaapgebrek begon haar op te breken.
Jonathan nam haar op en fronste. ‘Je ziet eruit als een geest.’
Ze had haar haar in een paardenstaart gebonden en zich licht opgemaakt, maar de donkere kringen had ze niet kunnen wegwerken. ‘Dank je,’ mompelde ze.
‘Heb je eigenlijk wel geslapen sinds Sam wordt vermist?’
Het lukte haar amper haar mond in een glimlach te trekken. ‘Slapen doe ik wel weer als we haar terug hebben.’
Anton pakte haar vluchtig vast. Zijn omhelzing was te stroef, te houterig. ‘We vinden haar wel,’ zei hij gespannen, maar ze kreeg de indruk dat hij eerder zichzelf probeerde te overtuigen dan haar.
Haar blik bleef onophoudelijk langs alle gezichten glijden – van de zakenmannen, de toeristen, de gezinnen met kinderen. Vooral de kinderen.
‘Zoe?’ drong Anton aan.
Ze knipperde en keek hem aan. ‘Ik zal je later vandaag nog bellen.’ Geen al te warme reactie, maar als ze niet wilde instorten, moest ze zich afsluiten voor haar emoties. Ze moest koste wat kost volhouden. Voor Sam.
Na een kneepje in haar arm stapte Anton weer in en reed hij weg, zonder Jonathan ook maar een knikje te hebben gegeven.
Gegeneerd door de openlijke minachting ontweek ze de ogen van de privédetective door naar de mensen achter haar te kijken.
‘Laten we maar gaan,’ zei hij, en hij beende weg.
Ze moest hollen om hem bij te houden. Toen ze naast hem liep, had ze de merkwaardige aandrang haar hand in die van hem te steken. Jonathan had de nodige ellende gezien, dat had ze afgeleid uit die laconieke houding van hem. Hij zou het niet raar vinden, want hij begreep wat ze doormaakte. Maar zoiets hoorde ze niet te doen als verloofde vrouw, zeker niet bij een man die ze nauwelijks kende.
‘Ik hoop dat het lukt om hem te vinden,’ zei ze terwijl ze door het gedrang haar rolkoffertje achter zich aan trok.
Hij tuurde naar de rij voor de beveiliging. ‘We doen ons uiterste best.’
‘Hoe heb je eigenlijk een ticket kunnen kopen op mijn naam?’ Het was haar ingevallen dat dat niet zomaar ging in dit tijdperk van terrorisme. ‘Had je mijn legitimatie niet nodig?’
‘Ik heb even met iemand gebabbeld.’
‘En?’
‘Ik heb gezegd dat je je pas was vergeten en heb jouw instapkaart tegelijk met die van mij af laten drukken.’
‘Doen ze dat dan zomaar?’
‘Hangt ervan af hoe gemotiveerd ze zijn.’
Het kon niet anders of hij had ze omgekocht, besefte ze tot haar ergernis. Alleen al aan de flyers was ze duizend dollar kwijt geweest, en nu kwam deze reis er nog bij. Wie wist hoe hoog de kosten op den duur zouden oplopen. Anton en zij hadden al constant ruzie over geld.
‘Hoeveel krijg je van me?’
Hij keek opzij. ‘Niks.’
Haar trots botste met de opluchting. ‘Betaalt De Laatste Linie het dan?’
Toen hij niet reageerde, vatte ze dat op als een bevestiging. Dus de stichting vergoedde zijn onkosten. Het was ook hun doel mensen zoals zij te helpen, hield ze zichzelf voor. Toch stond het haar tegen financiële hulp aan te nemen. Ze wilde onafhankelijk zijn. Als kind had ze al genoeg tweedehands kleren moeten aanpakken, en als tienermoeder aalmoezen van de overheid.
Wees nou maar blij dat je Skye kent, en pieker er verder niet over, zei ze tegen zichzelf. Want hoewel ze vanochtend nog contact had gehad met Thomas en wist dat er extra rechercheurs op de zaak waren gezet, het was aan Skye te danken dat zij zelf actief deel kon nemen aan de zoekactie.
Boven aan de roltrap schaarden ze zich achter in de lange slinger wachtenden op de voetgangersbrug. Het verwonderde Zoe nog steeds dat Jonathan een instapkaart voor haar had los weten te krijgen. ‘Die medewerker van wie je mijn ticket hebt – dat is toch tegen alle regels in?’
‘Valt wel mee.’ Hij stapte opzij uit de rij om te kijken hoeveel mensen er nog voor ze waren. ‘Ze controleren het hier met je legitimatie.’
‘Waarom ben je zo nerveus?’
‘Ik wil de vlucht niet missen.’
‘Redden we het dan niet?’
‘Het wordt kantje boord.’
Zou het geen zinloze onderneming worden? Het leek logisch om naar Los Angeles te gaan, maar Zoe had nog nooit bij Ely terechtgekund wanneer ze hem nodig had. Ze zat zo slecht in haar vel dat ze er als een berg tegen opzag om hem te ontmoeten. De laatste keer dat ze elkaar aan de telefoon hadden gehad, was het op ruzie uitgedraaid.
‘Je hebt geen enkel recht op omgang met Sam.’
‘Ze is mijn kleindochter!’
‘Hoe durf je daarmee aan te komen! Jij wilde niet eens dat ik haar hield!’
‘Ik probeerde je alleen maar te beschermen.’
‘Daar was je dan rijkelijk laat mee, vind je ook niet? Als je me had willen beschermen, had je me nooit alleen moeten laten met Franky Bates.’
Met die woorden had ze de vinger op de zere plek gelegd. Ze herinnerde zich nog dat zijn stem hees was geworden van emotie.
‘Je was veel te jong om opgezadeld te worden met de verantwoordelijkheid voor een kind.’
‘Zeg het maar eerlijk, pap. Het ging je niet om mij. Het is je nooit om mij gegaan. Je wist gewoon dat je het huishoudgeld aan drugs zou blijven verbrassen, en je wilde niet ook nog eens een baby het voedsel uit de mond stoten.’
Tijdens het gesprek had ze in haar eentje in de auto gezeten. Hoe vaak had ze sindsdien niet gewenst dat ze ergens anders was geweest, ergens waar ze niet zo vrijuit had kunnen praten? De stress van haar nieuwe baan, de wroeging omdat ze Sam een reisje moest ontzeggen waarvan ze zou hebben genoten, en de woede omdat ze haar eigen vader de zorg voor zijn kleindochter niet kon toevertrouwen hadden zich samengebald, en ze was ontploft.
Jonathan doorbrak haar gepeins. ‘Heb je je legitimatie binnen handbereik?’
Op zoek naar haar portemonnee rommelde ze door haar tas, en ze toonde haar rijbewijs aan een geüniformeerde beveiliger. Ze zette haar bagage en haar schoenen op de band, maar terwijl haar spullen door het poortje wegrolden, was het alsof iets haar tegenhield. Met de flyers tegen haar borst geklemd staarde ze naar de mensen om haar heen, die zich gedroegen alsof er geen vuiltje aan de lucht was.
Hoewel ze er een hekel aan had de aandacht op zich te vestigen, kon ze de impuls niet bedwingen. Stel dat iemand hier Sam had gezien?
Jonathan stond al een eind verder toen hij merkte dat ze niet mee was gelopen. Ze zag zijn blik naar haar verkrampte handen glijden.
‘Zo meteen halen we het niet,’ riep hij waarschuwend.
‘Ik wil alleen nog even haar foto hier ophangen.’
Kennelijk begreep hij aan hoe belangrijk het voor haar was, want hij probeerde haar niet van het idee af te brengen. Hij schoot een bewaker aan en fluisterde hem iets toe.
Vijf minuten later hing de hele vertrekhal vol flyers, en iedereen in de rij stond naar haar te staren. ‘Zou dat meisje van haar zijn?’ hoorde ze.
‘Ja!’ riep ze tegen de menigte. ‘Dat is mijn dochter! Mijn enige kind! Ik moet haar vinden. Hebt u haar gezien? Help dan alstublieft!
Er werd met onthutsing, medeleven en openlijke nieuwsgierigheid op haar smeekbede gereageerd, maar niemand stapte naar voren.
Twee tellen later werd ze door Jonathan bij haar arm gepakt. Hij sleepte haar op een drafje mee terwijl haar koffertje achter haar aan hobbelde. Nog net voordat de stewardess de deur dicht kon trekken, glipten ze het toestel binnen.