Hoofdstuk 13

 

 

 

‘Zo te zien is hij al een tijdje niet thuis geweest,’ zei Zoe vanaf het gammele plateautje van de trailer waarin ze was opgegroeid. De deur zat op slot, en op haar geklop werd niet gereageerd. Ze staarde naar het verwaarloosde terrein tussen de wagens – land dat niemand opeiste maar dat mensen elders een tuin zouden noemen.

Jonathan had inmiddels ook zijn zonnebril opgezet. Hij zag er stoer uit zo, vond ze; met zijn ruige gelaat zou hij zo op een wervingsposter voor de mariniers hebben gekund. Hoe oud zou hij eigenlijk zijn? Van haar leeftijd?

Jonger waarschijnlijk, want zij voelde zich stokoud.

‘Hoe weet je dat?’ vroeg hij.

‘Door het gras.’ Ze gebaarde naar de plek waar haar vader zijn pick-uptruck altijd parkeerde. ‘Als hij hier onlangs nog was geweest, was het platgereden.’

‘Hm, dat is ook een manier om te wieden.’ Over zijn donkere glazen heen tuurde hij door een raampje naar binnen.

‘Hier is het de standaardmethode.’

‘Ik vraag me af of ik me er thuis ook zo vanaf kan maken.’

Zoe tilde de mat op, waaronder haar vader vroeger steevast de sleutel voor haar had achtergelaten. ‘Er zit niks anders op: we zullen moeten inbreken.’

‘Daar ben je vlug uit.’

‘Ik wil niet onverrichter zake terug straks.’

‘Twee zielen, één gedachte,’ zei hij met een grijns. ‘Wacht hier maar even.’

Hij verdween naar de achterkant, en een paar tellen later hoorde ze een knappend geluid. Er klonk gestommel in de wagen, en de deur zwaaide open. ‘Tot uw dienst.’

De ketting boven hen ratelde terwijl hij haar naar binnen wenkte. Zoe blikte over haar schouder om te zien of iemand hen had opgemerkt. ‘Hier heb jij ervaring mee.’

‘De meeste toilethokjes hebben effectievere sloten.’

Binnen stond nog steeds het tweedehands meubilair, lag nog steeds het sleetse tapijt uit haar kinderjaren. Alleen was het verrassend genoeg opgeruimd, schóner ook. Toen zij hier nog had gewoond, had ze als kokkin, huishoudster én dienstmeisje gefungeerd. ‘Had je je dit niet eerder kunnen aanleren, pap?’ mompelde ze. Zelfs toen ze hier met Sam heen was gekomen voor hun tripje naar Disneyland was het een puinhoop geweest.

Jonathan kwam achter haar staan. ‘Wat zei je?’

‘Laat maar.’ Niks belangrijks. Sarcasme was een manier om zich te wapenen tegen de nostalgie die als een golf over haar heen sloeg. Bovendien werd ze bekropen door een nieuwe angst, een angst die ze tot nu toe had weten te verdringen. Stel dat haar vader, van wie ze zichzelf voorhield dat ze hem haatte, niet eens meer leefde? Stel dat hij een overdosis had genomen, of met zijn pick-uptruck van een klif was gereden?

Dan zouden die laatste woorden definitief de laatste woorden zijn…

Ze had hem terug moeten bellen, had moeten proberen de breuk te lijmen. Alleen had ze destijds meer waarde gehecht aan Antons acceptatie, had ze zich vooral ingespannen om zich aan te passen aan zijn milieu. Een keurige jonge moeder op wie niets aan te merken viel, dat had ze willen zijn. Die façade had ze alleen maar kunnen volhouden door net zo denigrerend over Ely’s tekortkomingen te denken als hij deed.

Nu was het plotseling alsof ze zichzelf niet meer herkende. Wilde ze daadwerkelijk een kloon van Anton worden? Of van zijn familie en vrienden, die geen enkel begrip hadden voor de problemen waarmee mensen zoals die in dit trailerpark dagelijks kampten? Was zij in wezen niet een van hen?

‘Hé.’

Knipperend met haar ogen verlegde ze haar aandacht naar Jonathan. ‘Hm?’

‘Als hem iets was overkomen, had je het vast wel gehoord.’

Ze glimlachte om zijn scherpzinnigheid. Hij was zo begripvol, en hij stond niet meteen met zijn oordeel klaar. Heel anders dan haar verloofde. Jonathan hoefde zich niet te verschuilen achter autoritaire denkbeelden of ijzeren discipline om te compenseren dat…

Hou op! Vanwaar toch al die negatieve gedachten over Anton? Wilde ze hem soms verwijten dat Sam was verdwenen? Dat sloeg nergens op.

Ineens viel haar iets in. Hoewel Ely de trailer allang had afbetaald, had hij het stuk grond waarop die stond niet in eigendom. Net als alle andere bewoners moest hij maandelijks pacht afdragen. ‘Iemand moet zijn huur hebben doorbetaald, anders zou er wel een uitzettingsbevel op de deur hangen.’

Jonathan haalde een schakelaar over, en het licht ging aan. ‘De stroom is ook niet afgesloten. Waar wordt zijn post bezorgd? Als we erachter kunnen komen wanneer hij die voor het laatst heeft opgepikt, geeft dat misschien meer duidelijkheid.’

‘Vroeger werd het bij de trailers afgegeven, maar het postkantoor heeft een paar jaar geleden een rij bussen langs de straat laten plaatsen. Ik heb ze zien staan toen ik hier twee jaar geleden was.’ Met Sam. Toen ze met zijn drieën naar Disneyland waren geweest en zo’n plezier hadden gehad – totdat Ely na afloop aan de boemel was gegaan een straalbezopen thuis was gekomen, schreeuwend dat hij ze nooit meer zag. Zoe had Samantha uit bed gehaald, en ze waren nog voor zonsopgang vertrokken.

‘We zullen het aan de buren moeten vragen, misschien dat iemand het voor hem bewaart,’ zei Jonathan.

Zich vastklampend aan de hoop dat haar ongerustheid, in elk geval die om haar vader, ongegrond was, liep Zoe verder. Er was niets veranderd sinds haar vorige bezoek. Haar kamer was nog precies hetzelfde als op de dag dat ze was weggelopen, zeventien lentes jong en met een baby op haar arm. De witte ladekast met de ontbrekende knopjes stond er nog, haar oude sieraden hingen nog over de spiegel. De wand ertegenover werd nog steeds gesierd door de poster van David Hasselhoff die ze op haar dertiende had bemachtigd. Zelfs de stickers op de garderobe waren niet weggehaald.

Het was amper te bevatten dat ze nog geen twee jaar nadat haar vader haar de roze prinsessensprei had gegeven, zwanger was geraakt. Ze was maar twee jaar ouder geweest dan Sam nu was.

‘Leuk ingericht heb je het hier,’ merkte Jonathan op. Zijn zonnebril zat nu in de kraag van zijn T-shirt.

‘Bedankt,’ zei ze met een zwak glimlachje.

Hij raakte haar elleboog aan. ‘Gaat het wel?’

‘Ja, hoor, prima,’ antwoordde ze, al had ze zich wel eens beter gevoeld.

‘Waar sta je aan te denken?’

Aan de dag waarop haar vader die sprei voor haar had meegebracht. Ze had hem eerder in een etalage zien liggen en was er zo vol van geweest dat hij hem voor haar had gekocht, ook al hadden ze daarna een week honger moeten lijden. ‘Niks wereldschokkends.’

‘Zoe? Iedereen heeft zijn goede en slechte kanten.’

‘Ja, jammer genoeg wel.’ Ze zuchtte. ‘Het zou een stuk eenvoudiger zijn als we mensen gewoon in duidelijke categorieën konden indelen.’

‘Het zou het de politie in elk geval makkelijker maken, ja.’ Hij stak het gangetje over om haar vaders kamer in te kijken. ‘Valt je hier soms iets op?’

‘Dat de bedden zo netjes opgemaakt zijn,’ zei ze terwijl ze achter hem ging staan.

‘Meer niet?’

‘Ik ruik geen marihuana.’

‘Zijn favoriete drugs?’

‘Meestal het enige wat hij kon betalen, dus het zal wel uit noodzaak zijn.’

‘Ik snap het.’ Hij liep om het bed heen en haalde een kiekje uit de spiegellijst. ‘Ben jij dit?’

Het was haar schoolfoto van groep vier, waarop haar voortanden ontbraken. De randjes waren beschadigd – zoals vrijwel alles in de trailer. ‘Ja.’

‘Misschien heeft hij zijn leven gebeterd.’

Zelf had Ely dat in elk geval bij hoog en laag beweerd. Tijdens de ruzie over Sams logeerpartijtje had hij Zoe bezworen dat hij al maanden clean was en dat ook zou blijven. ‘Toe, Zoe, vertrouw me nou voor een keertje. Sam kan zo in jouw oude kamer. Ik heb die koekjes gehaald die ze zo lekker vindt. En ik heb geld. Ik heb werk.’

De aanvechting om hem zijn zin te geven had ze bedwongen. Hij had nooit eerder lang van de drank en drugs af kunnen blijven.

Terwijl Jonathan terugging naar het woongedeelte, bleef ze even staan om tot zichzelf te komen. Het volgende moment hoorde ze hem de knop van het antwoordapparaat indrukken en schalde haar eigen stem door de dunne wand.

‘Pap? Pap, waar zit je? Ik moet je spreken. Bel me alsjeblieft terug.’ Biep. ‘Er is iets gebeurd, pap. Met Sam. Wees nou niet meer boos op me, neem op.’ Biep. ‘Verdomme, als je me ooit nog wilt zien moet je nú opnemen!’ In het daaropvolgende berichtje was de woede verdwenen en klonken er tranen door in haar woorden. ‘Pap? Alsjeblieft, je moet me helpen…’

Zoe wreef over haar slapen om de opwellende hoofdpijn te verdrijven. De afgelopen dagen had ze zich uit alle macht tegen de tranen verzet. Ook nu mocht ze van zichzelf niet huilen. ‘Waar ben je toch?’ mompelde ze voor zich uit. ‘Waarom ben je er nooit als ik je nodig heb?’

Haar adem stokte toen er op de voordeur werd gebonkt. Ze draaide zich met een ruk om en holde het gangetje in, maar ze werd halverwege tegengehouden door Jonathan. ‘Ik ga wel.’

‘Wie mag jij wel niet wezen?’ vroeg een vrouw op schelle toon. ‘Ben jij soms die vent die me vanochtend uit mijn nest heeft gebeld?’

Zoe stapte tevoorschijn en voelde haar mond openzakken. ‘Sharon?’

‘Zoe!’

Het was al halverwege de middag, maar de vijftigplusser liep nog in haar badjas.

‘Meid, jij wordt met de dag mooier. Geen wonder dat je vader zo trots op je is. Maar wat doe je hier?’

‘Dat kan ik beter aan jou vragen. Jij was toch naar Mississippi verhuisd om bij je oudste zoon te gaan wonen?’

Vroeger had Sharon Thornton haar haar altijd gitzwart geverfd, maar nu was het zilvergrijs. En hoewel haar rimpeltjes zich hadden verdiept tot harde groeven, zag ze er gelukkiger uit.

‘Daar heb ik acht lange jaren gezeten, ja. Maar dat waardeloze klimaat – mens, het is zo klef daar. En wat mij betreft was het daar veel te vol in huis. Die vrouw van hem…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Het is een takkenwijf. Al moet ik het haar nageven, ze heeft me wel van die rotzooi af geholpen.’

Voorlopig, voegde Zoe er in gedachten aan toe. Toch moest ze onwillekeurig lachen om het beeld van de strenge schoondochter die had ingegrepen. ‘Dus je woont weer op het park?’

‘Hier pal naast.’ Ze wees naar de aftandse rood-witte trailer op een steenworp afstand, die nog van de bejaarde Montgomery was geweest.

‘Sharon woonde vroeger op nummer tien,’ legde Zoe aan Jonathan uit. ‘Ze paste wel eens op me.’

‘Als ik tenminste niet net zo stoned was als haar vader,’ zei Sharon meesmuilend. ‘Arme meid. Het is een wonder dat je het hebt overleefd bij ons.’

Ely mocht dan niet door Sharon aan de drugs zijn geraakt, ze had het hem er ook niet bepaald vanaf gepraat. Geregeld hadden ze samen zitten blowen. Desondanks had Zoe altijd een zwak voor haar gehad. ‘Waarom ben je teruggekomen naar je oude buurtje?’ vroeg ze.

Sharons blik schoot naar Jonathan, en ze trok haar badjas strakker om zich heen. ‘Heeft je vader het dan niet verteld?’

‘Wat verteld?’

‘Hij heeft gevraagd of ik terugkwam.’

‘Zijn jullie dan… Hebben jullie wat met elkaar?’

Ze bloosde hevig. ‘Hij wil volgens mij wel, maar dan zal hij eerst moeten veranderen. Nu ik zelf uit die bodemloze put ben geklommen, laat ik me door niemand meer omlaag trekken, ook niet door hem.’

‘Dan was het slimmer geweest om weg te blijven,’ flapte Zoe eruit voor ze zich in kon houden.

‘Ik had weinig keus. Een paar maanden geleden had hij zijn wagen in de prak gereden, dus hij kon niet naar zijn werk. Hij zat er helemaal doorheen toen hij belde. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om nee te zeggen. En op onze leeftijd is het nu of nooit, hè? Ik bedoel, ik weet hoe ik er zelf aan toe zou zijn als dat secreet van mijn zoon het er niet uit had geslagen bij me.’

Het woord ‘secreet’ had Zoe nog nooit met zoveel respect horen uitspreken. ‘Hoelang ben je er al vanaf?’

‘Een jaar en drie maanden nu.’

Geen geringe prestatie. ‘Wat goed van je, Sharon.’

Met een glinstering in haar ogen knikte ze naar Jonathan. ‘Is dit Anton? Je vader zei dat je een nieuwe vriend had. Iemand met een eigen bedrijf zelfs. Iemand met státus.’

‘Nee, dit is Anton niet.’

Haar grijns werd breder. ‘Je hebt hem alweer ingeruild?’

Zoe voelde dat ze rood werd. ‘Dit is mijn vriend niet.’

‘Maar ik heb wel mijn eigen bedrijf. Telt dat mee?’ kwam Jonathan tussenbeide.

‘Wat telt,’ zei Sharon terwijl ze hem van top tot teen opnam, ‘is wat er onder die kleren zit.’

‘O help, pas alsjeblieft op met haar,’ mompelde Zoe tegen hem.

‘Hoe bedoel je?’ kaatste Sharon terug. ‘Zo gek is het toch niet? Elke vrouw van vlees en bloed wil toch wel zo’n stoot tussen de lakens?’

Haar wangen begonnen nog meer te gloeien. ‘Jonathan is privédetective.’ Hij was een van de knapste mannen die ze ooit had gezien, dus ze begreep wel dat Sharon onder de indruk was, maar die mening hield ze liever voor zich.

Op slag was Sharons flirterige glimlach weg. ‘Dus jij bent inderdaad die vent die me uit mijn nest heeft gebeld,’ zei ze verongelijkt.

‘Klopt.’

‘Wat moet jij met een privédetective?’ vroeg ze fronsend aan Zoe.

‘We zijn op zoek naar mijn vader. Weet jij soms waar hij is?’

Geen reactie.

‘Sharon, het gaat niet om hem zelf. Sam wordt vermist. Daarom ben ik hier.’

Sharons vlekkerige, verweerde gezicht werd bleek. ‘Vermíst? Hoe bedoel je?’

‘Ze was thuis van school omdat ze ziek was. Het laatste wat we weten is dat ze lag te zonnen in de achtertuin. Ze is gewoon… verdwenen.’

Sharon sloeg haar hand voor haar borst. ‘Wanneer?’

‘Afgelopen maandag.’ Zoe voelde dat ze duizelig werd en besefte dat ze hoognodig iets moest eten. ‘Het kan toch niet dat hij… Ik weet dat mijn vader haar graag wilde zien, maar –’

‘Nee! Hij zou haar nooit zonder toestemming meenemen, hij zou je nooit zo laten schrikken.’

‘Hebben ze contact gehad?’

‘Nee.’

‘Geen telefoontjes? Geen brieven?’

‘Nee. Zoe, hij zit in een ontwenningskliniek.’

Ze verstarde. ‘Sinds wanneer?’

‘Al bijna een maand.’

‘Wie betaalt zijn rekeningen dan?’

Toen Sharon niet direct antwoord gaf, besefte Zoe dat zij dat op zich had genomen. ‘Jij, hè?’

‘Het is maar tijdelijk.’

‘O, Sharon, pas toch op waar je aan begint…’

‘Hij maakt heus geen misbruik van me.’

‘Hij heeft het al zo vaak geprobeerd. Waarom zou hij het nu ineens wel volhouden?’

‘Omdat het deze keer anders is. Het ging niet van harte, laat ik daar eerlijk over zijn. Hij bleef maar terugvallen, zelfs toen ik hier al was. Tot ik heb gedreigd jou te bellen dat hij de fout weer in was gegaan. Dat deed het hem.’

‘Waarom heeft hij me niet laten weten dat hij zich liet opnemen?’ Haar hoofd draaide zo dat ze steun moest zoeken.

Er lichtte bezorgdheid op in Jonathans ogen terwijl hij zag hoe ze zich tegen de duizeling verzette, maar ze negeerde hem omdat ze Sharons reactie wilde horen.

‘Hij was bang dat je hem toch niet zou geloven. Hij vindt dat hij je eerst moet bewijzen dat hij het kan. Zegt dat hij je dat verplicht is.’ Aarzelend kroop er wat hoop in haar uitdrukking. ‘En nu de zomer eraan komt, denk ik dat hij hoopte dat je zou toegeven, dat Sam hier voor een paar dagen zou mogen komen logeren. Hij heeft het constant over jullie.’ Ze gebaarde naar de keuken. ‘Er staat een pot vol spaargeld waar hij netjes afblijft. “Voor Sams tripje naar Disneyland”, zegt hij telkens.’

Zoe kon het nauwelijks meer aanhoren. Hoe vaak had ze dit wel niet meegemaakt? ‘Hoe weet je dat hij er nog steeds zit?’

‘Ik bel hem elke dag. En we schrijven. Hij heeft nog geen enkele regel overtreden daar. Geen enkele.’ Ze glom van trots. ‘En het belangrijkste is dat hij volhoudt. Ik zie hem met de week opknappen; ze mogen elke dinsdag bezoek ontvangen. Ik ben gisteren nog bij hem langs geweest.’

‘Laten we voor de zekerheid toch maar even bellen,’ zei Zoe tegen Jonathan.

Toen hij zijn BlackBerry tevoorschijn haalde, stak Sharon haar hand op. ‘Ze geven geen informatie als ze je niet kennen. Geef maar hier.’ Ze toetste uit haar hoofd het nummer in. ‘Hij schrikt zich lam als hij het hoort van Sam,’ mompelde ze.

Zoe wuifde om haar aandacht te trekken. ‘Als je hem te pakken krijgt, mag je het niet tegen hem zeggen.’

Indringend keek Sharon haar aan. ‘Waarom niet? Het is zijn enige kleinkind.’

‘Je zegt net zelf dat het nu of nooit is op jullie leeftijd. Hij moet het zien vol te houden daar.’ De draaierigheid werd heviger terwijl ze zich verzette tegen de wirwar van emoties die zich opdrongen – dankbaarheid omdat haar vader zich over haar had ontfermd nadat haar moeder haar bij hem had gedumpt, teleurstelling om zijn onverantwoordelijke gedrag, bezorgdheid, haat, liefde. Haar relatie met Ely was er een van extremen. ‘Als we het tegen hem zeggen staat hij meteen…’

De rest van haar zin slikte ze in, want er was blijkbaar opgenomen in de kliniek.

Met een knikje maakte Sharon duidelijk dat ze de boodschap had begrepen. ‘Met wie spreek ik?’ vroeg ze. ‘O, hallo, Doug, met Sharon Thornton… Prima, en met jou?… Hoe gaat het vandaag met Ely?… Mooi.’ Ze staarde naar haar pantoffels terwijl ze verder praatte. ‘Fijn om te horen… Nee, nee, je hoeft niks door te geven, hoor. Ik schrijf hem wel… Bedankt, we doen allemaal ons best… Reken maar… Ik weet het, nog even doorbijten.’ Ze nam afscheid en verbrak de verbinding.

‘En?’ vroeg Zoe.

‘Hij zit er nog,’ antwoordde ze terwijl ze Jonathan zijn telefoon teruggaf. ‘En hij weet niet dat Sam vermist wordt, anders had hij wel gelijk de kuierlatten genomen.’

Impulsief greep Zoe naar Jonathans arm, maar zodra ze zijn harde spieren en warme huid voelde, trok ze haar hand weer terug alsof ze zich had gebrand. ‘Hij heeft Sam niet. We moeten terug naar Sacramento.’

Hij leek minder opgelucht dan zij. ‘Morgenochtend.’

‘Waarom dan pas? Als we meteen naar het vliegveld rijden, kunnen we misschien vanavond nog een vlucht krijgen.’

‘We moeten langs een bouwmarkt voor spullen om de deur hier te repareren.’

‘Laat mij dat maar regelen,’ zei Sharon, en ze duwde hen de trailer uit. ‘Ik ken een gepensioneerde timmerman, die heeft het zo gefikst. Jullie moeten op zoek naar Sam.’

Zoe pakte haar even vast. ‘Lief van je, Sharon.’

‘Ik hou je vader wel in de smiezen,’ beloofde ze. ‘Ik hou je op de hoogte. Ik zal duimen dat… dat jullie Sam snel vinden.’

Na nog een haastig bedankje volgde Zoe Jonathan naar de auto, en ze pakte hem opnieuw bij zijn arm. ‘Dus nu we gaan naar huis?’

‘Jij wel. Ik breng je naar het vliegveld.’

‘Ga je dan niet mee?’

‘Ik wil nog ergens anders heen.’

Wat kon hij hier verder nog uitrichten? Wilde hij soms naar de kliniek? Wat had dat voor zin? ‘Waarheen dan?’

Hij ontweek haar blik. ‘San Diego.’

Er liep een rilling langs Zoes rug. Haar verkrachter kwam oorspronkelijk uit San Diego. ‘Waarom?’

Jonathan gaf niet meteen antwoord.

‘Je wilt toch niet naar Franky Bates, hè?’ bracht ze uit.

‘Zoe.’ Er klonk wroeging door in zijn stem. ‘Nu we je vader hebben uitgesloten, moeten we ons ervan verzekeren dat Franky Sam niet heeft.’

Hoe logisch het ook was, alleen al bij het idee weer met Franky geconfronteerd te worden begaven haar knieën het, en de grond kwam op haar af suizen.

 

Tiffany was haar belofte nagekomen. Nadat Sam zichzelf had ertoe had gezet wat van de droge brokken door te slikken, had ze haar een boterham met pindakaas en jam gebracht. Alleen was dat alweer uren geleden, en ze had nog steeds buikkrampen van de honger.

Waar bleef ze toch? En waar was Colin? Inmiddels zou hij toch wel thuis zijn uit zijn werk? Sam vond het verschrikkelijk dat ze niet naar buiten kon kijken, verschrikkelijk dat ze hier in haar blootje moest zitten. Maar het allerverschrikkelijkste was nog wel dat ze haar moeder zo miste.

Haar blik gleed naar het hondenvoer bij de deur. Als ze Zoe ooit nog wilde zien, moest ze op krachten zien te blijven. Ze had al amper meer energie om te bewegen. Alleen maar hopen en bidden was niet genoeg, en op hulp leek ze niet te hoeven rekenen.

‘Ik sta er alleen voor,’ fluisterde ze.

Ze dwong zichzelf de rafelige deken los te laten en kroop naar de voerbak. Zou ze nog meer weg kunnen krijgen? Zou ze dan niet moeten overgeven?

Misselijker dan ze al was kon ze vast niet worden, maar uit angst haar eigen braaksel op te moeten likken als ze zou spugen, durfde ze het niet eens te proberen. Ze was gewaarschuwd, en ze was ervan overtuigd dat Colin zijn dreigement met alle plezier zou uitvoeren.

Gespitst op het minste geluid drukte ze haar oor tegen de deur. Waren ze binnen? Het huis leek verlaten, maar het was moeilijk te bepalen. Om de een of andere reden drong er haast niets door in deze kamer. Het zou kunnen dat de Bells beneden aan tafel zaten – en als ze lawaai maakte zou Colin de trap op komen om haar af te straffen.

Dan vermoordt hij je, hoorde ze Tiffany weer zeggen.

Er vielen tranen op de brokken. Ze had niet eens meer de kracht om haar hoofd omhoog te houden en liet het voorover zakken. Met stijf dichtgeknepen ogen schepte ze een handje brokjes op en propte ze in haar mond.

Met het water uit de andere bak spoelde ze ze zo vlug mogelijk weg. Misschien kwam het wel uit het toilet. Het zou typisch iets voor haar ‘meester’ zijn om zoiets smerigs te flikken, maar ze had geen keus. Als ze wilde proberen te ontsnappen, moest ze sterk blijven.

Het hondenvoer smaakte zo goor dat ze zich niet eens kon voorstellen dat hónden het lustten, maar in elk geval vulde het, nam de kramp in haar maag af. Ze begon weer moed te vatten – tot ze iets zag waarvan de schrik haar om het hart sloeg.

Daar, op de plint, stond een rij streepjes, erin gekrast met een scherp voorwerp, of misschien gewoon met een nagel. Niet willekeurig; gegroepeerd per vijf. Vier verticale en dan een horizontale erdoorheen – zoals haar moeder de brochures afvinkte die ze bundelde voor de makelaars op kantoor. Het ‘huisdier’ dat hier voor haar opgesloten had gezeten, degene die vermoedelijk die vlek op de matras had gemaakt, had iets bijgehouden. En Sam was er vrij zeker van wat, want ze had de aandrang hetzelfde te doen.

Die streepjes stonden voor dagen. Dagen doorgebracht in dit hok, behandeld zoals zij nu werd behandeld – als een hond.

Ze ging plat op haar buik liggen en bestudeerde de krassen, telde ze drie keer na.

Zesenzestig in totaal. Vijfenzestig plus één.

Wat was er op die zesenzestigste dag gebeurd?