Hoofdstuk 19

 

 

 

‘Hoe bedoel je, Zoe komt eten?’

Tiffany stond op het punt aan haar ronde van tien uur te beginnen, de kamers langs te lopen om te controleren of de bejaarden niet aan de wandel waren gegaan. Haar mobieltje was overgegaan terwijl ze hunkerend naar de repen in de snoepautomaat had staan staren. Af en toe zondigde ze en nam ze er een. Dan glipte ze het toilet op, schrokte hem vlug naar binnen en spoelde de wikkel door, want ze had geen zin in geplaag van haar collega’s over het feit dat ze smokkelde met haar dieet, en ze kon ook niet riskeren dat Colin het te horen zou krijgen.

‘Precies wat ik zeg. Zorg dat we om zes uur aan tafel kunnen.’

Ze dempte haar stem. ‘We kunnen haar niet binnenhalen.’

‘Waarom niet?’

In haar schortzak rinkelde ze met de sleutels van de gesloten Alzheimer-afdeling. Hoewel ze niet was ingedeeld op die vleugel, moest ze ze altijd bij zich hebben om eventuele gasten door te kunnen laten. Het leek zinloos ze constant mee te slepen, want de demente patiënten kregen maar zelden bezoek. Maar al het personeel van de instelling kon er vrij in- en uitlopen – om het minder gevangenisachtig te laten lijken voor buitenstaanders. ‘Stel dat ze de trap op gaat?’

‘Daar is ze veel te bescheiden voor. En we zijn er de hele tijd bij. Ze blijft netjes beneden.’

‘Volgens mij ga je te ver.’ Het was overmoedig om Zoe uit te nodigen, maar Colin leek met de dag overmoediger te worden. Tegenwoordig hongerde hij voortdurend naar sterkere prikkelingen, en hij scheen zich onoverwinnelijk te voelen. Zijn roekeloosheid kon hen allebei duur komen te staan.

‘Stel je niet aan. Tiff…’ Hij smoorde een vloek. ‘Wacht, ik doe even de deur dicht.’

Terwijl ze nerveus wachtte tot hij weer aan de lijn kwam, zag ze voor zich hoe hij om zijn bureau heen liep en geruisloos de zware houten deur van zijn deftige kantoor sloot. Op school mocht ze dan als dikkerdje het mikpunt van spot zijn geweest, ze was wel mooi met een advocaat getrouwd – een die bij een zeer prestigieuze firma werkte. Ze was zo trots op Colin, op hun huis, op haar nieuwe uiterlijk. Het was geweldig om mensen van vroeger tegen te komen, ze genoot van hun reactie wanneer ze zich realiseerden wie er voor ze stond, zagen hoe ze was veranderd.

Eigenlijk was dat de ware reden waarom ze Zoe niet in huis wilde hebben. Haar man was nooit eerder zo vol geweest was van een andere vrouw. Ze moest een eind zien te maken aan de bevlieging voor het uit de hand kon lopen.

‘Tiffany?’ Hij praatte hij zo zacht dat het haar moeite kostte hem te verstaan.

‘Ja?’

‘Ik weet wat ik doe.’

‘Ik snap best dat het goed overkomt als we haar helpen, maar… waarom kun je die zoekactie niet in je eentje plannen?’

‘Omdat ik wil dat ze ziet hoe we ons inspannen. Als we haar vertrouwen weten te winnen, zal ze de eerste zijn om ons te verdedigen als er ooit naar ons wordt gewezen.’

‘Doe het dan bij haar thuis, met Anton. Zijn vertrouwen is ook belangrijk.’

‘Ze woont niet meer bij hem. Ze is gisteravond weggegaan bij die ouwe neuroot. Ik zei toch dat dat huwelijk afgeblazen zou worden.’

De moed zonk Tiffany in de schoenen. Het besef dat Zoe weer vrijgezel was, beangstigde haar. ‘Toch kunnen we beter ergens anders afspreken. Het is niet slim om haar binnen te laten terwijl… je weet wel waarom.’

‘De aanval is de beste verdediging, Tiff. Ik heb nog eens nagedacht over Rover. Als hij bijkomt uit zijn coma en begint te kletsen, herinnert hij zich misschien cruciale details. We wonen pal naast het adres waar Sam is verdwenen, per slot. Dus we stellen ons huis open voor Zoe, wekken de indruk dat ze dag en nacht binnen kan lopen. Tegen de tijd dat ze vanavond weer vertrekt, is ze er zo van overtuigd dat we niets te verbergen hebben, dat ze alle gelijkenissen meteen als toeval zal afdoen.’

‘Kan het niet morgen? Tommy en James komen toch?’ vroeg Tiffany klaaglijk. Vanavond was haar enige kans zijn onverdeelde aandacht te heroveren, hem te bewijzen dat ze haar vermogen hem te bevredigen niet had verloren. ‘Ik heb tot vijf uur dienst. En daarna moet ik nog naar de sportschool.’

Een krasserige stem onderbrak haar. ‘Tiffany? Tiffany Bell, ben jij dat?’

Het was Mrs. Floyd in 32-D, net om de hoek.

Ze bedekte het mondstuk om te reageren. ‘Ja, ik ben hier. Wat hebt u nodig?’

‘Ik kan niet bij mijn deken.’

Mrs. Floyd greep elke smoes aan om haar naar haar bed te lokken. Meestal vond Tiffany het niet erg. Ze begreep hoe eenzaam veel van de bewoners waren. Maar vandaag het was geen medelijden dat haar motiveerde Mrs. Floyds kamer in te duiken. Ze wilde de speurende ogen van haar cheffin ontwijken, die voortdurend door het gebouw sloop en haar elk moment kon betrappen.

‘Alstublieft.’ Ze spreidde de deken uit over de voeten van de oude dame.

‘Tiffany?’ zei Colin.

‘Wat?’

‘Laat dat trainen vandaag maar zitten en ga boodschappen doen voor het avondeten. Neem maar van die voorgebraden rosbief, dan hoef je er alleen iets bij te maken. En vergeet niet iets te knabbelen te kopen voor de jongens.’

‘Wie heb je aan de lijn?’ wilde Mrs. Floyd weten.

‘Mijn man.’ Tiffany legde haar vinger op haar lippen om aan te geven dat ze stil moest zijn. ‘Dus die komen nog steeds?’ vroeg ze.

‘Jij hebt gezegd dat je dat wilde. Je krabbelt toch niet terug nu je me hebt opgehitst, hè?’

‘Nee, nee, natuurlijk niet.’

Er viel een schaduw de kamer in, en een andere stem klonk op. ‘Tiffany?’

Ze keek om en zag haar cheffin staan. ‘Ja?’

‘Concentreer je op je werk.’

‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik ben bijna klaar.’

‘Je bent nu klaar. Ophangen.’ Haar armen over elkaar slaand wachtte Amanda Hargraves tot ze gehoorzaamde.

‘Ik moet verder,’ zei ze tegen Colin.

‘Zorg dat de boel netjes aan kant is en dat ons nieuwe huisdier zich gedraagt,’ droeg hij haar nog vlug op.

Nerveus blikte ze naar Amanda. ‘Op dezelfde manier als anders?’

‘Doe maar twee pillen deze keer. Ik wil geen onaangename verrassingen op onze grote avond.’

Het beloofde nogal een feest te worden, dacht Tiffany nadat ze het gesprek beëindigde, maar ze kon niet zeggen dat ze zich erop verheugde. Haar enige hoop was dat Colin zo tevreden over haar zou zijn dat hij het hele weekeinde in het chalet een vrolijk humeur zou hebben.

Met een klopje op de binnenwand liet Amanda haar goedkeuring om Tiffany’s gehoorzaamheid blijken, en ze liep verder de gang in. De bedlegerige Mrs. Floyd bleef Tiffany belangstellend opnemen. ‘Niets zo mooi als een gelukkig huwelijk,’ prevelde ze.

Tiffany stak haar mobieltje in haar zak en glimlachte. ‘Inderdaad.’

‘Smoorverliefd, hè?’

‘Ik zou liever sterven dan Colin verliezen.’

Er verscheen een dromerige blik in de troebele ogen. ‘Dat had ik ook met mijn Richard, God hebbe zijn ziel.’

Het verschil was dat Tiffany het letterlijk bedoelde. En door Zoe zag ze zich nu geconfronteerd met een levensgrote bedreiging. Ze had Sam nooit moeten ontvoeren. Colin zou niet zo ondersteboven zijn geraakt van de buurvrouw als zij niet de ene fout met de andere had moeten afdekken.

Ondanks Mrs. Floyds klacht dat ze al een week geen pinochle meer hadden gespeeld, verontschuldigde Tiffany zich en ging terug naar de snoepautomaat, waar ze twee repen uit haalde die ze op het toilet achter elkaar naar binnen propte.

 

Zoe arriveerde bij het ziekenhuis in een elegante mouwloze blouse en een spijkerbroek die haar lange benen en slanke taille accentueerde. Terwijl ze uitstapte, viel het Jonathan op dat ze haar verlovingsring niet om had. Geen detail waar hij normaal gesproken op zou letten, maar het witte randje om haar vinger maakte duidelijk dat ze hem nog maar net had afgedaan.

Hij beëindigde zijn telefoongesprek – alweer een cliënt die hij moest afschepen – en keek naar de achterbank vol uitpuilende vuilniszakken. Het was vreemd om rond te rijden in een Lexus vol afval. Tenzij er iets anders in zat… ‘Alles in orde?’ vroeg hij terwijl ze op hem af kwam.

‘Prima,’ antwoordde ze met een zenuwachtig glimlachje. ‘Wat is er aan de hand?’ Ze blikte naar de ingang onder de overdekte breng- en haalstrook, alsof ze zo snel mogelijk zijn aandacht van haar auto af wilde leiden. ‘Zeg alsjeblieft niet dat er een gewonde is gevallen. Zeker niet Sam.’

Als dat zo was geweest, had hij haar dat wel direct verteld, dat wist ze, dus hij maakte geen haast met zijn uitleg. Niet nu haar kleren en persoonlijke bezittingen in haar wagen lagen opgestapeld, alsof ze ze in allerijl bij Lucassi uit huis had gehaald. ‘Er is wel een gewonde gevallen,’ zei hij, ‘maar het is Sam niet.’

‘Wat doen we dan hier?’ Een doelgerichte houding aannemend liep ze langs hem heen, kennelijk in de verwachting dat hij haar zou volgen, maar hij bleef staan. Het mocht hem dan niet gelukt zijn de aanknopingspunten te vinden die hij nodig had om te bedenken waar Sam was, maar het was niet moeilijk te raden wat er met Zoe was gebeurd. Op de rechterstoel zag hij de zomerjurk die ze gisteren had gedragen over het koffertje liggen dat ze tijdens hun reisje naar Los Angeles had meegesleept. En daaronder lagen een deken en een kussen.

‘Ben je bij hem weggegaan?’

Toen ze zich omdraaide zag hij de pijn in haar gezichtsuitdrukking, maar ze haalde zogenaamd onverschillig haar schouders op. ‘Het ziet ernaar uit dat Anton en ik toch niet voor elkaar bestemd zijn.’

Hopelijk had de breuk niets te maken met hun nacht in het hotel. ‘Dat had ik je ook wel kunnen vertellen. Maar ik sta versteld van de plotse omslag.’

‘Jij had me kunnen vertellen dat we niet voor elkaar bestemd waren?’

Nu was het zijn beurt zijn schouders op te halen. ‘Ik mag hem niet zo.’

‘Schijnbaar had iedereen het in de gaten, behalve ikzelf,’ mompelde ze.

Het was nog maar gisteren dat hij haar had willen kussen, willen strelen. En hij had er een punt van gemaakt haar, of ze het zich in eerste instantie had gerealiseerd of niet, ervan te doordringen dat zij ook naar hem verlangde. En nu zeulde ze als een zwerfster met haar spullen rond.

Nee toch… ‘Wat is er gebeurd?’

Ze nam hem even op, leek toen te beslissen eerlijk antwoord te geven. ‘Het had niks met jou te maken, dus je hoeft niet zo schuldig te kijken.’

Het had niks met hem te maken – dat was een pak van zijn hart. Hij hoorde haar te helpen, niet haar leven nog ingewikkelder te maken. ‘Fijn dat je me vrijpleit, maar ik wil graag weten waarom je bent vertrokken.’

‘Er valt weinig over te zeggen. Mensen veranderen. Behoeften veranderen. Ik heb het besloten op een moment van… helderheid.’

Zijn telefoon ging over, maar hij nam niet op. De hele ochtend zeurde het ding al. Zijn cliënten werden ongeduldig, maar die hadden geen van allen iets dringenders dan de vermissing van Zoes dochter. ‘Weet je zeker dat je zo’n besluit nu moet nemen?’

‘We waren het erover eens, dus het was niet alleen mijn beslissing. En ik denk niet dat er twijfel bestaat of het wel een verstandige keuze is.’ Haar blik volgde een SUV die voor de ingang langs een rij auto’s kroop, op zoek naar een parkeerplekje. ‘De timing is beroerd, natuurlijk,’ voegde ze er treurig aan toe. ‘Maar die toestand met Sam… Het heeft bij ons allebei het ergste naar boven gebracht, we realiseerden ons dat we niet gelukkig waren met elkaar.’

‘En het feit dat wij een kamer hebben gedeeld…’

‘Dat is niet eens ter sprake gekomen.’ Ze wreef over haar broekspijpen. ‘Maak je maar geen zorgen over San Diego. Je hebt eerder recht op excuses dat ik je in zo’n heikele positie hebt gebracht. Ik had een eigen kamer moeten nemen.’

Eigenlijk had hij opgelucht moeten zijn dat ze wat emotionele afstand schiep. Hij moest haar als cliënt blijven zien. Maar de logica kon de lust maar zelden beteugelen. ‘Ik vond het niet vervelend.’

‘Ik weet het.’ Ze schraapte haar keel. ‘Zullen we maar naar binnen gaan?’

Nog niet. Hij wilde eerst nog iets zeggen. ‘Er is niets gebeurd in dat hotel, Zoe. Je zegt dat het niets met mij te maken heeft, maar als je bij hem weg bent omdat je je schuldig voelt door je reactie op mij: je hebt je er niet aan overgegeven en –’

‘Ik voel me niet schuldig, Jonathan. Ik heb nou eenmaal de neiging op de verkeerde mannen te vallen, oké?’ Ze maakte een nonchalant gebaar. ‘En dit is gewoon het zoveelste voorbeeld. Het doet me niet eens veel meer als het weer eens misloopt.’

Zoe was de eerste vrouw sinds Sheridan met wie hij had willen vrijen, en ze had net gezegd dat ze te veel eelt op haar ziel had om zich te hechten. Het was een waarschuwing – een die hij serieus zou nemen. ‘Skye zei dat Anton anders was dan je gebruikelijke, eh… partners.’

‘Is ook zo. Daarom heb ik het zo lang volgehouden. Maar ik ben erachter dat een verstandsverhouding weinig beter is dan het soort die ik voorheen heb gehad. Zonder liefde is er te weinig diepgang om grote uitdagingen het hoofd te bieden.’

‘Dus je bent er niet al te rouwig om.’

Ze hees haar tas hoger op haar schouder. ‘Ik zal geen rust vinden voor ik mijn dochter terug heb, maar die breuk overleef ik wel. Wat dat betreft heb ik genoeg ervaring.’

Hij dempte zijn stem. ‘Waarom heb je me niet gebeld?’

‘Omdat je me dan onderdak had aangeboden.’

‘Had je geen slaapplaats nodig?’ vroeg hij met een blik op haar auto.

‘Dat wilde ik je niet vragen,’ zei ze, en bij het zien van zijn frons voegde ze eraan toe: ‘Want ik had het aanbod aangenomen.’

‘Vrienden horen elkaar toch uit de brand te helpen?’

‘Wij zijn geen vrienden, Jonathan. Jij bent mijn privédetective.’ Ze verlegde haar aandacht naar de bestuurder van de inmiddels geparkeerde SUV, maar die was nog te ver weg om hen te kunnen horen. ‘En dan waren we samen in bed beland.’

Kon hij maar tegenspreken dat hij van haar aanwezigheid zou hebben geprofiteerd, maar als ze hem had aangekeken zoals in de hotellobby, betwijfelde hij of hij de verleiding wel had kunnen weerstaan. Ze had maandenlang bij Anton gewoond, maar nog nooit had hij zo’n eenzame vrouw ontmoet, en ze besefte het niet eens. Hij wilde haar leegte vullen – en die van hemzelf – maar zijn eigen prestaties op relatiegebied waren niet veel beter dan die van haar.

Hij begon in de richting van de ingang te lopen, en ze viel met hem in de pas. ‘Geen commentaar?’ drong ze aan.

‘Wie weet wat er gebeurd zou zijn,’ zei hij.

De man die uit de SUV was gestapt, scheen haast te hebben. Met een schaapachtige grijns en een bos bloemen sneed hij hen af alsof hij hen niet eens zag. Het lukte ze ternauwernood een botsing te voorkomen. ‘Net vader geworden,’ mompelde Zoe.

Te vastberaden om zich af te laten leiden negeerde Jonathan de vreemde. ‘Dus waar heb je vannacht geslapen?’

‘Bij het vliegveld.’

Zijn telefoon ging weer over. Hij blikte op het schermpje en zag dat het Robbie Babcock was, de cautiesteller die hij had geholpen met het opsporen van een voortvluchtige. Hij zette het geluid uit. Hij zou hem later wel terugbellen.

‘Neem je niet op?’

Hij gaf geen antwoord. ‘Heb je voor vanavond al een logeeradres?’

‘Nog niet, maar ik neem wel een hotel.’

Dat was inderdaad het beste, besloot hij. Zoe had al te veel littekens. Net als hij.

De automatische deuren schoven open. ‘Vertel me nou eens wat we hier komen doen,’ zei ze.

‘Ik heb vanochtend iets in de krant gelezen waarvan mijn nekharen overeind kwamen.’

Ze wankelde even en zette toen twee vlugge stappen op hem bij te houden. ‘Wat dan?’

Hij wilde haar niet nog meer van streek maken, maar hij kon haar niet afschermen. En door bij Franky Bates aan te kloppen, had ze al bewezen dat ze een stootje kon hebben. ‘Er is een veertienjarige jongen in het bos bij Placerville gevonden. Hij was meer dan twee maanden geleden gekidnapt.’

‘Leeft hij nog?’ Ze bleef staan. ‘O, wat zullen zijn ouders opgelucht zijn!’

Jonathan knikte. ‘Maar hij was naakt en ernstig mishandeld.’

Haar ogen verankerden zich met de zijne. ‘En jij denkt dat er een verband bestaat met Sams vermissing?’

‘Het is misschien vergezocht,’ gaf hij toe. ‘Maar hij is opgedoken op dezelfde dag dat zij is verdwenen. Dat zou toeval kunnen zijn, maar het bleef knagen. En omdat hij van dezelfde leeftijd is, en omdat ontvoeringen hier in Sacramento maar zo zelden voorkomen, heb ik Skyes man gebeld.’

‘Die zit toch bij de recherche, hè?’

‘Klopt. Hij was zo vriendelijk met een paar collega’s te telefoneren, en hij heeft me meer informatie gegeven.’

‘Je denkt toch niet dat het om dezelfde dader gaat?’

‘Niet per se. Zoals ik al zei, het is vergezocht, maar… de moeite van het onderzoeken waard.’ En verder hadden ze bar weinig.

‘Wat heb je te horen gekregen?’

Hij vloekte bijna hardop toen zijn mobieltje weer overging. Robbie Babcock gaf het niet zomaar op. Hij wilde zijn gage voor het oppakken van een verdachte van een gewapende overval. Deze keer zette Jonathan zijn toestel helemaal uit. Dat kon hij niet al te lang maken – het was zijn lijn met de buitenwereld – maar hij had een paar rustige minuten nodig met Zoe. ‘Dat arme joch was in shock, sloeg wartaal uit toen ze hem vonden,’ zei hij. ‘Hij was te veel in de war om ook maar een enkele vraag te beantwoorden, maar elk woord dat eruit kwam draaide om hetzelfde thema.’

Ze sloeg haar hand voor haar borst. ‘Wat dan?’

‘Hij had het over iemand die hij “meester” noemde, die hem als een hond had behandeld en hem een slipketting had omgedaan.’

Alle kleur verdween uit Zoes gezicht. ‘Waar komt hij vandaan?’

‘Hij woont in Antelope, maar hij is niet vanuit zijn woning ontvoerd. Hij is verdwenen op weg van school naar huis.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Antelope is niet ver bij Rocklin vandaan, maar ik zie de link met Sam niet. Zoals je al zei, het hoeft niks te betekenen dat hij is gevonden op de dag dat zij weg bleek te zijn. En als –’

‘Wacht.’ Jonathan stak zijn hand op. ‘Ik ben nog niet klaar. De agent die in de ambulance meereed is blijven vragen om een naam. “Wie heeft je dit aangedaan”? Hij was bang dat de jongen zou overlijden en de zaak onopgelost zou blijven. En wetend dat er een vreselijke sadist rondliep, bleef hij aandringen.’

‘Heeft hij iets losgekregen?’

‘Nee. Alleen maar gebrabbel – tot hij vroeg waar hij die “meester” kon vinden.’

Zoes ogen werden groot. ‘En?’

‘Hij zette een zware stem op en bracht zijn enige volledige zin uit: “Om in dit deel van Rocklin te wonen moet je heel wat in je mars hebben”.’

 

Toby Simpson, de tiener over wie Jonathan had verteld, lag bewusteloos op de intensive care, met zijn ouders aan zijn bed. Nadat Jonathan hen apart had genomen om uit te leggen wat ze kwamen doen en toestemming had gekregen, stapte Zoe even de kamer in. De aanblik van zijn beurse, gehavende lichaam te midden van alle slangen en buizen was hartverscheurend.

Blijf alsjeblieft leven, bad ze. Vecht terug. Help ons dat beest te vangen.

Er droop een stille traan over haar wang, maar ze wist zich te beheersen. Ze begon gewend te raken aan deze nachtmerrie. Het verdriet sloeg al snel om in felle woede, die zich weer transformeerde tot stalen vastberadenheid. Ze zou het nooit maar dan ook nooit opgeven, zwoer ze. Als degene die dit op zijn geweten had ook Sam had meegenomen, zou ze elke cent die ze bij elkaar kon schrapen inzetten op hem op te jagen, tot haar laatste snik. Ze zou hem te pakken krijgen – en hem laten boeten.

Mr. en Mrs. Lyle Simpson keken zwijgend toe terwijl Zoe naar hun zoon staarde en volgden haar toen de gang in.

Zoe vond het vervelend de ontdane ouders lastig te vallen. Ze hadden zoveel moeten doorstaan. Het laatste waar ze op zaten te wachten waren wildvreemden die in het ziekenhuis opdoken en ze bestookten met vragen. Maar ze geloofde ook dat ze de krachten moesten bundelen om een eind te maken aan deze gruwelen, om hun kinderen te redden en anderen te beschermen. Ze had geen idee of haar dochter slachtoffer was van dezelfde dader, maar het feit dat beide tieners een band hadden met het welvarende wijk Rocklin was een aanknopingspunt. Misdaden zoals deze kwamen hier maar zelden voor, en het was geen grote wijk.

‘Was hij bij bewustzijn toen hij binnen werd gebracht?’ vroeg Jonathan aan het echtpaar.

‘Een paar minuutjes,’ antwoordde Mrs. Simpson vermoeid. Zelfs haar stem klonk mat.

Jonathan stak zijn handen in zijn zakken. ‘Heeft hij ook maar íéts gezegd dat kan helpen bepalen wie erachter zit? Een naam, een uiterlijk kenmerk?’

‘Nee.’ Deze keer was het Mr. Simpson, een gedrongen, kalende man die een halve kop kleiner was dan zijn vrouw, die antwoord gaf. ‘We hebben het geprobeerd te vragen, maar hij klampte mijn hand vast en…’ Hij schoot vol en kon zijn zin niet afmaken, dus zijn echtgenote nam het over.

‘…begon te huilen.’ Ze knipperde verwoed tegen haar eigen tranen. ‘En toen zakte hij weg.’

Aan het trekkende spiertje in Jonathans wang zag Zoe dat hij dezelfde razernij voelde als zij. Hij wilde de dader een halt toeroepen, wie het ook was die verantwoordelijk voor dit afgrijselijke geweld.

‘Wat zeggen de artsen?’ vroeg Zoe.

Mrs. Simpson wisselde een zorgelijke blik uit met haar man. ‘Die kunnen niks beloven.’

Jonathan had haar meteen bij binnenkomst zijn visitekaartje gegeven. ‘Mocht er nog iets veranderen, wilt u dan alstublieft contact met ons opnemen?’

Ze veegde haar ogen droog. ‘Ik heb het nummer in mijn tas gestopt.’

‘Sorry dat we u hebben lastiggevallen op zo’n moeilijk moment,’ zei Zoe zacht, en ze wilde naar buiten lopen, maar Mrs. Simpson pakte haar bij haar arm.

‘Je hoeft geen sorry te zeggen. We zullen alles doen om jullie te helpen. Iemand moet die “meester” tegenhouden voordat… voordat hij weer een kind zo toetakelt.’

Zoe knikte. Dat kind zou wel eens het hare kunnen zijn.