Hoofdstuk 2
Samantha werd gek van verveling. In eerste instantie had het haar wel wat geleken om een poos niet naar school te hoeven, maar de lol was er na de eerste week al af geweest. Omdat haar moeder de hele dag op haar werk zat, was het stil en verlaten thuis. Voor zover ze het als thuis kon zien. Want hoewel ze nog nooit zoveel luxe om zich heen had gehad, kon ze niet langer blij zijn met de ‘faciliteiten’, zoals haar moeder ze noemde. Ze voelde zich net overtollige bagage – een gewicht dat Anton Lucassi meezeulde in ruil voor het voorrecht bij haar moeder in bed te liggen.
Dat was trouwens iets waar ze maar liever niet bij stilstond. Misselijk werd ze ervan, en ze was toch al zo beroerd. Ze kon zich beter bezighouden met ‘constructieve zaken’ – nog een uitspraak die haar moeder van Anton had opgepikt. Wat dat precies inhield hadden ze nooit uitgelegd. Hoe dan ook, ze moest iets verzinnen om zichzelf te vermaken. Het was pas maandag. Ze had geen idee hoe ze nog vier dagen door moest komen tot aan het weekeinde, zo in haar uppie. Bij het besef dat ze een derde en dan nog een vierde week in haar eentje door moest zien te komen barstte ze haast in huilen uit. In wezen waren haar slovende klasgenoten nog beter af.
De telefoon ging. Ze hief haar hoofd op van de ligstoel, haar ogen beschermend tegen de schittering van het zwembad. Ze kreunde – het was haar moeders verloofde. Voor de zoveelste keer. Die Anton was zo’n neuroot. Wat moest hij nu weer?
Even overwoog ze gewoon niet op te nemen, maar ze wist dat hij het eindeloos zou blijven proberen.
‘Waarom moest ze nou wat met jou beginnen?’ mompelde ze voordat ze opnam. ‘Hallo?’ zei ze op bewust versufte toon, in de hoop hem wijs te maken dat hij haar uit een dutje had gewekt. Het leek hem niet te kunnen schelen.
‘Sam?’
Hè, hè, wie anders? ‘Ja?’
‘Je laat toch niet de hele dag de tv-projector aanstaan, hè?’
Belde hij dáárvoor? ‘Nee.’
‘Mooi. De lampen gaan maar kort mee, en ze kosten meer dan driehonderd dollar per stuk.’
‘O, dat wist ik niet,’ loog ze; haar manier om bijdehand te doen zonder erdoor in de nesten te raken. Dit moest minstens de honderdste keer zijn dat hij over die lampen begon te zeuren. Hij had haar moeder zo bang gemaakt dat ze die stomme projector zou slopen, dat die maar een eigen dvd-speler voor haar had gekocht en haar had gevraagd van zijn apparatuur af te blijven. Gelukkig hield Sam van films, en ook met lezen verdreef ze veel tijd. Maar het zou fijn zijn om af en toe eens tv te kunnen kijken om de monotonie te doorbreken. Zoveel dvd’s en boeken had ze ook weer niet.
‘Het is geen speelgoed,’ zei Anton.
Ging ze er dan zo mee om? ‘Begrepen.’
‘En, wat ben je aan het doen?’
‘Overal van afblijven,’ antwoordde ze binnensmonds.
‘Wat?’
‘Ik zei dat ik lag te slapen.’
Nog steeds verontschuldigde hij zich niet voor het feit dat hij haar wakker had gemaakt. ‘Je ligt toch niet aan het zwembad, hè?’
Was daar dan ook al iets mis mee? ‘Eerlijk gezegd wel. Ik kan net zo goed een beetje bijbruinen tijdens het dutten.’
‘Pas op dat er geen zonnebrandolie op de kussens komt.’
‘Ze waren duur,’ zei ze geluidloos met hem mee, en ze rolde zich vol afkeer op haar andere kant. ‘Ik gebruik geen zonnebrandolie.’
‘Je bent toch niet boos, hè? Ik probeer je alleen maar te leren om zuinig te zijn op andermans spullen.’
Haar ondertoon was hem nu toch opgevallen. Met dichtgeknepen ogen probeerde ze haar frustratie te bedwingen. Ze had zo graag geschreeuwd dat hij op moest donderen. Als het niet om haar moeder was geweest, had ze dat ook gedaan, maar Zoe was zo blij dat ze eindelijk iets hád, eindelijk iemand wás. Samantha wilde het niet bederven voor haar; ze had al genoeg schade aangericht door überhaupt geboren te worden. ‘Nee, ik ben niet boos.’
‘Brave meid. Heb je nog wat van je moeder gehoord vandaag?’
Niet half zo vaak als van hem, terwijl Zoes telefoontjes haar veel meer waard waren. ‘Ze belt zodra het even kan. Als ze op haar werk niet zo moeilijk deden, konden we veel vaker contact hebben.’ Vorige week was haar moeder een keer tussen de middag naar huis gekomen om samen te lunchen, en ze hadden haar bijna ontslagen toen ze door de lange rit vijf minuten te laat was teruggekomen.
‘Ze doen niet moeilijk, Samantha. Zo is de realiteit. Zoe heeft haar verantwoordelijkheden. Op een dag zul jij zelf ook verantwoordelijkheid moeten tonen tegenover je baas.’
Bedankt voor de preek. Hoe hield haar moeder het toch uit met die vent?
‘Sam?’ drong hij aan toen ze niet reageerde.
‘Ja, ja, ik ben er nog. Ik… ik ben alleen hartstikke moe.’
‘Dan laat ik je verder slapen.’
‘Graag. Trouwens, ik heb alle lichten in huis uitgedaan, hoor,’ zei ze spottend, maar hij had niks in de gaten.
‘Fijn om te weten dat je naar me luistert. Tot vanavond dan maar.’ Wat haar betrof kon hij niet lang genoeg wegblijven, maar ze dwong zichzelf het gesprek op positieve toon te beeindigen, vooral omdat ze het grappig vond overdreven beleefd te doen tegen hem.
‘Heel lief dat je gebeld hebt.’ Ze grijnsde. Hij had geen flauw benul hoe ze werkelijk over hem dacht, of dat ze precies wist hoe hij werkelijk over háár dacht, hoe hij de schijn ook ophield voor haar moeder.
Terwijl ze de verbinding verbrak, werd ze afgeleid door een geluid in de achtertuin van de buren. Een deur die open- en dichtging. Normaal gesproken waren Tiffany en Colin overdag nooit thuis.
Aangetrokken door een levensteken buiten haar eigen eenzame bestaan duwde Samantha zich overeind en liep over het keurige gazon naar de schutting. Doordat ze zo verzwakt was door de Pfeiffer bewoog ze traag, al merkte ze dat ze alweer wat sterker begon te worden. De dokter had gezegd dat ze binnenkort weer helemaal de oude zou zijn. Ze zat nu in de tweede week van wat hij de ‘cyclus’ noemde, wat dat ook mocht betekenen. Zolang ze maar snel terug kon naar school hoefde ze het ook niet te weten.
Terwijl ze in de border stapte, hoorde ze al hoe Anton zou jengelen dat ze de jonge beplanting vertrapte, maar ze trok zich er niets van aan. Het was door die stomme bloemperken dat ze haar hond had moeten afstaan aan het gezin dat Anton had gevonden. Ze kon er nog steeds niet bij dat haar moeder daarmee akkoord was gegaan.
Hopend dat degene die naar buiten was gekomen niet direct weer naar binnen was verdwenen, tuurde ze door een knoestgat. De vrouw van het knappe stel dat ze af en toe aan de straatkant tegenkwam stond onder de verandaoverkapping. Het viel haar op dat Tiffany haar verpleegstersuniform niet aanhad; de vrolijke bloemetjesjurk met de blauwe schort en piepende witte spekzoolschoenen. In plaats daarvan droeg ze een spijkerbroek vol gaten, groezelige gympen en een T-shirt dat zo strak zat dat haar tieten nog groter leken dan in haar werkklof.
‘Die zijn vast zo nep als wat,’ mompelde ze met een blik op haar eigen platte boezem. Met haar dertien jaar was er geen reden de hoop al op te geven, maar ze leek zich wel erg langzaam te ontwikkelen. Haar vriendin Marti Seacrest had al een B-cup, maar zij had nog niet eens een beha nodig. Volgens haar moeder was ze gewoon een laatbloeier en hoefde ze zich nergens druk om te maken. Maar de jongens op school hadden geen belangstelling voor laatbloeiers. Als ze al iets tegen haar zeiden, spraken ze haar aan met ‘studiebol’, en ze keken heel anders naar haar dan ze naar Marti keken.
Aan de andere kant van de schutting hoorde ze gekreun. ‘O, wat moet ik nou beginnen?’ bracht Tiffany uit.
Door het gat spiedde Samantha de tuin door. Er stond niemand anders. Had Tiffany het misschien tegen haar?
‘Sorry?’ zei ze.
Tiffany draaide haar hoofd met zo’n ruk opzij, dat Samantha haar nekwervels haast hoorde kraken. ‘Wat? Wie is daar?’
Meteen begreep Sam dat ze zich had vergist, maar het was al te laat. Ze drukte haar palmen tegen het ruwe hout en leunde verder naar voren. Ze zag Tiffany’s lichaam, maar haar gezicht bleef uit beeld door de schaduw van de verandaoverkapping. ‘Ik ben het, Sam. Ik ben vandaag thuis van school. Of eigenlijk ben ik al wat langer thuis.’
‘Waarom?’
‘Ik ben ziek.’
‘Ik heb anders niets aan je gemerkt.’
‘Ik ben alweer aan het opknappen.’
‘Dus nu sta je de hele dag door de schutting te loeren?’
‘Ik verveel me.’ Ze miste haar vriendinnen. Ze miste haar moeder.
Tiffany reageerde niet. Ze kwam ook niet naar voren. Aan de beweging van haar vingers zag Sam dat ze met haar nagels stond te klikken.
‘Wat is er met je?’ vroeg Sam.
‘Waarom zou er iets met me zijn?’
Tiffany gedroeg zich niet alleen raar, ze liep er ook bij als een zwerfster. Normaal gesproken was ze tot in de puntjes verzorgd, had ze hippe designerjeans aan, hoge hakken, chique truitjes of elegante bloesjes.
‘Je ziet er zo… nerveus uit. En je bent nooit thuis rond deze tijd.’
‘O?’ Tiffany’s stem werd scheller. ‘Dus jij kent mijn dagindeling?’
‘Nee, dat niet, maar ik –’
‘Je zegt net dat ik nooit thuis ben rond deze tijd.’
‘Omdat… Je werkt toch?’
‘Zeg jij het maar. Jij lijkt het allemaal bij te houden.’
‘Ik houd niks bij,’ zei Sam.
‘Hoe kom je er dan bij dat ik nerveus ben?’
Omdat het eraf spatte. Sam besefte echter dat alles wat ze zei verkeerd viel. ‘Sorry, ik wilde je niet storen. Tot ziens maar weer.’
Ze wilde weglopen, maar Tiffany hield haar tegen. ‘Wacht! Sinds wanneer ben je eigenlijk al thuis van school?’
De achterdocht in haar vraag bezorgde Sam een onbehaaglijk gevoel. Die toon hoorde ze vaker bij volwassenen, meestal bij Anton. Ze had niets fout gedaan. Ze kneep haar linkeroog dicht om beter door het gat te kunnen kijken. ‘Haast twee weken nu.’
Tiffany stapte uit de schaduw, en in het zonlicht zag Samantha dat ze had gehuild. Haar mascara was doorgelopen, en haar ogen waren rood en opgezwollen.
In elk geval begreep ze nu het merkwaardige gedrag van de anders zo vriendelijke buurvrouw. Zo werd niemand graag gezien. ‘Kan ik je soms ergens mee helpen?’ vroeg ze.
Tiffany kwam haar richting op lopen. De Bells hadden geen zwembad, zelfs geen barbecue. ‘Hoe vaak doe je dit?’
‘Wat?’
Ze gebaarde naar het huis. ‘Ons bespioneren.’
Samantha schrok. ‘Ik… ik bespioneer jullie niet.’
‘Je stond me net toch ook te bespieden, of niet soms?’
‘Nee, nee, niet echt. Ik bedoel, ik hoorde je naar buiten komen en ik verveelde me suf, dus…’ Ze schraapte haar keel. ‘Ik wilde gewoon even hallo zeggen.’
Ze was nu zo dichtbij dat Samantha de donkerrode vegen op haar T-shirt kon zien. Het leek wel… bloed. Had ze zich ergens aan gesneden? Misschien had ze daarom gehuild.
‘Ben je gewond?’
Tiffany kneep haar ogen toe. ‘Nee.’
Vertwijfeld beet Sam op haar lip. ‘Is dat dan geen bloed?’
Haar buurvrouw blikte omlaag, deed een wankelende stap opzij en sloeg haar hand tegen haar voorhoofd. ‘Nee, o nee! Ik… Ik heb er niet op gelet!’
‘Heb je hulp nodig?’
‘Ik kan niet… Ik weet niet wat ik moet doen. Het is helemaal misgelopen. Helemaal mis.’
‘Zal ik een ambulance bellen?’
‘Nee, niemand bellen!’ Verse tranen trokken sporen in de doorgelopen mascara. ‘Zeg maar gewoon tegen Colin dat ik… dat hij naar huis moet komen.’
‘Waar is hij? Op zijn werk?’
Zonder antwoord te geven trok Tiffany haar T-shirt uit, en ze smeet het van zich af alsof het in brand stond.
Verbaasd staarde Samantha naar de buurvrouw, die nu in een flinterdunne, veel te strakke beha in de tuin stond. ‘Wat is zijn nummer?’ drong ze aan.
‘Zijn… wat? Ik kan niet… ik kan er even niet op komen.’
Plotseling sloeg ze kokhalzend voorover, en ze gaf over in het gras.
Wat mankeerde haar toch? Wat het ook was, het was duidelijk ernstig, besefte Samantha. Ze moest Colin waarschuwen. Die zou wel raad weten. ‘Staat hij in de lijst op je mobieltje?’
‘Ja. Ja.’ Ze stond nog steeds naar lucht te happen, maar ze veegde haar mond af en hief haar hoofd op alsof de misselijkheid over was. ‘Mijn mobieltje.’
‘Oké, wacht daar op me.’ Sam wilde naar de poort lopen waardoor ze in de tuin van de buren kon komen, maar ze bleef staan toen Tiffany weer begon te snikken.
‘Het spijt me,’ bracht ze uit, schijnbaar tegen niemand in het bijzonder. ‘Het spijt me zo.’
Bij het horen van de kwelling in haar stem tuurde Samantha weer door het gat in de schutting. ‘Tiffany, rustig maar, het komt wel goed.’
De buurvrouw viel stil, liet zich op de grond zakken en begon te wiegen. ‘Ja. Ja, het komt wel goed. Ik kon er niks aan doen. Hij zal mij de schuld niet geven.’
‘Waar heb je het over?’
Snotterend wreef Tiffany door haar ogen, waardoor ze de mascara nog verder uitsmeerde. ‘Niks. Ik voel me gewoon niet lekker. Ik… ik kan niet helder denken.’
‘Maak je maar geen zorgen, ik ben zo bij je,’ zei Sam, en ze haastte zich naar de poort.