Hoofdstuk 28
Zo hard had Sam de vogels nog nooit horen tsjirpen, dus er moest iets zijn veranderd, maar haar oogleden waren te zwaar om op te kijken. Ze bleef opgekruld liggen, twijfelend of ze eigenlijk wel wakker wilde worden. Waar was ze? Het was steenkoud, het stonk vreselijk en ze lag in een kist.
Hadden Colin en Tiffany haar soms levend begraven?
Met een diepe ademteug sloeg ze haar ogen op. De krappe ruimte bleek geen kist maar een koffer, en de rits stond open. Boven haar vielen stroken zonlicht door kieren in een houten plankenplafond. Het was een soort schuur; aan de geur te ruiken een met een vloer van modder.
Was ze hier eerder geweest? Ze herkende niets, en dat beangstigde haar. Hoe moest haar moeder haar ooit vinden als ze zelf niet eens wist waar ze was? En waar waren Colin en Tiffany gebleven?
Tevergeefs zocht ze haar geheugen af. Ze was bewusteloos geweest en had geen idee hoelang. Ze herinnerde zich Colins dreunende voetstappen in de gang. Colin die de deur van slot deed en hem tegen de muur knalde. Colin die haar dreigend allerlei hatelijkheden toesiste. Colin die haar bijna wurgde omdat ze kabaal had gemaakt. Ze had gedacht dat haar laatste uur had geslagen, had zich gerealiseerd dat Colins vader haar niet kon redden.
Ik vermoord je zodra ik de tijd heb om het grondig te doen, had Colin gezegd. Jij gaat eraan. Hij had haar aan haar haren achterover getrokken, en ze was haast gestikt in het glas water dat ze leeg had moeten drinken. Het had ontzettend bitter gesmaakt.
En nu dit…
Droomde ze soms? Of was ze al dood? Afgaand op het zingen van de vogels had ze in de hemel kunnen zijn, maar God zou toch wel een beter plekje voor haar in gedachten hebben dan een smerige oude schuur?
Nee, ze was niet dood, en dit was ook geen droom. Als ze probeerde te bewegen, voelde ze nog steeds het ijzige, loden gewicht van de slipketting om haar hals. Colin en Tiffany hadden haar hier waarschijnlijk gedumpt. Wat betekende dat ze de kans had de weg naar huis terug te vinden – of in elk geval kon proberen hulp te zoeken.
Om dat te doen zou ze op moeten staan. Ze probeerde zich overeind te duwen, maar haar benen weigerden dienst. Ze voelde zich zo slap, ze was zo verkleumd…
Het had geen zin.
Ze tuimelde weer achterover en staarde naar de zwarte voering van de koffer, zich afvragend hoelang ze erover zou doen om te sterven.
Hoog tijd om op te staan. Jonathans ouders waren in februari naar hun geboorteplaats in Iowa gegaan om zijn moeders vader te verzorgen, die herstellende was van een lichte beroerte, en daar waren ze nog steeds. Zijn zus bracht Moederdag bij haar schoonouders door. Hij mocht het dan eigenlijk te druk hebben om aandacht te besteden aan zijn familie, een telefoontje was onontkoombaar. Zeker omdat hij pas gisteren de kaart op de bus had gedaan. Met de hectische week die hij achter de rug had, was het nog een wonder dat hij daaraan had gedacht.
Geeuwend hief hij zijn hoofd op om op de wekker te kijken. ‘Ik moet eruit.’
Kino leek het er in elk geval mee eens te zijn. De hond duwde zijn natte neus tegen zijn wang, erop gebrand te worden uitgelaten.
‘Nu al?’ mompelde Zoe, die half op hem lag.
Nadat hij haar naar de slaapkamer terug had gedragen, hadden ze nog twee keer de liefde bedreven. Nu hij eindelijk verzadigd was, begon hij zich schuldig te voelen. Waar was hij mee bezig? Zelfs als ze hem wel meer kon geven, die diepere betekenis waarnaar hij op zoek was, dan wist hij niet zeker of het wel voldoende zou zijn voor hem. Per slot was hij verknocht aan een andere vrouw.
Hoe ongelooflijk de seks ook was geweest, hij besefte dat zijn gedrag niet door de beugel kon.
‘Ik heb nog een kwartier om mijn moeder te bellen, anders barst ze in huilen uit,’ zei hij. ‘En dan belt mijn vader me om te zeggen dat hij zo teleurgesteld is dat ik geen rekening houd met haar gevoelens. En dan moet ik weer uitleggen dat ik omkom in het werk, maar dat begrijpen ze geen van beiden omdat ze zelf zo weinig om handen hebben.’
‘O. Oké, dan zou ik maar opschieten.’ Ze schoof van hem af en begroef zich in de dekens.
Als hij niet wilde dat ze in een diepe depressie wegzakte, besefte Jonathan, moest hij haar het bed uit zien te krijgen. Ze wankelde aan de rand van de afgrond. Vanochtend had er een fatalistische ongeremdheid in haar aanrakingen gezeten die er vannacht nog niet was geweest, een roekeloosheid die suggereerde dat ze weinig meer aan het leven hechtte.
Ze moest de confrontatie met de werkelijkheid aan, anders zou het alleen maar moeilijker worden.
Hij trok zijn short en spijkerbroek aan. ‘Zullen we even douchen?’
‘Ik hoef niet zo nodig. Ga jij maar. Ik blijf wel liggen.’
Ze had een doel nodig, iets wat met Sam te maken had. ‘Ik heb een idee.’
Haar hoofd kwam onder de dekens vandaan. ‘Wat dan?’ vroeg ze mat, alsof ze het liefst met rust gelaten wilde worden.
‘Laten we even naar het ziekenhuis gaan, bij Toby langs. Zijn ouders willen vast wel een halfuurtje afgelost worden. We kunnen bij hem gaan zitten terwijl zij ergens gaan brunchen.’
Ze wreef de slaap uit haar ogen maar bleef hem met een aarzelende uitdrukking opnemen. ‘Ze hebben vast wel meer familie.’
‘Die er misschien ook wel een poosje tussenuit willen. Wat vind je ervan?’ drong hij aan.
‘Wat moet ik ervan vinden?’
Hij glimlachte. ‘Zo meteen trek je wel bij. Handdoeken en washandjes liggen in de gangkast.’ Hij gaf een tikje op de deur als aanwijzing en liep zonder op haar reactie te wachten met Kino de kamer uit.
Het zag ernaar uit dat het een warme dag werd. De late ochtendzon brandde door de ramen en veranderde de keuken in een sauna.
Hij liet Kino de achtertuin in en koos het nummer van zijn moeder, die tot zijn opluchting opgewekt klonk. Hij beloofde haar mee te nemen naar haar favoriete restaurant wanneer ze weer thuis was, en praatte daarna nog even met zijn vader.
Nu hij aan zijn verplichtingen had voldaan, voelde hij zich iets minder schuldig over het feit dat had geprofiteerd van iemand die zo weinig te verliezen had als Zoe. Hij zou het op de een of andere manier goedmaken met haar, zich voortaan beter beheersen. Het was gewoon te lang geleden geweest voor hem, daar lag het aan. En ze was zo onvoorstelbaar aantrekkelijk.
Nadat hij Kino had gevoerd liep hij terug naar de slaapkamer om te kijken waar ze bleef, maar halverwege ging zijn BlackBerry over.
Sheridan, zag hij op het schermpje.
Even twijfelde of hij wel op zou nemen. Sinds hun vluchtige ontmoeting bij De Laatste Linie, de dag waarop hij over Sams vermissing had gehoord, had hij haar niet meer gesproken. Eigenlijk was het onredelijk van hem dat hij haar probeerde te ontlopen, wist hij. Ze had hem niet bedrogen, hem geen valse hoop gegeven. En hij had zijn gevoelens voor haar nooit duidelijk kenbaar gemaakt, had verwacht dat het vanzelf wel zou gebeuren wanneer ze eraan toe was.
Met een gesmoorde vloek dook hij de keuken weer in. ‘Ja?’
‘Hallo.’
‘Hallo. Wat is er?’
‘Ik wil alleen even zeggen dat je niet moet vergeten je moeder te bellen vandaag.’
Hij grinnikte. ‘Bedankt, maar ik ben je een stap voor. Ik heb haar net aan de lijn gehad.’
‘Mooi. Hoe is het met haar?’
‘Ze is het zat om zo ver van huis te zijn, maar opa is weer bijna de oude.’
‘Kan hij op zichzelf blijven wonen?’
‘Daar ziet het wel naar uit.’
‘Gelukkig maar.’
‘Het is een eigenwijze ouwe sok.’
‘Dan heb je het niet van een vreemde.’
‘Ik? Eigenwijs?’
Ze lachte. ‘Skye zei dat je Zoe Duncan helpt om haar dochter te zoeken.’
‘Ik doe mijn best.’
‘Dat klinkt niet al te optimistisch. Geen vooruitgang nog?’
‘Niet zoveel als we zouden willen.’
‘Als jij haar niet kunt vinden, kan niemand het, Jon.’
‘We hebben haast geen aanwijzingen.’ Hij deed de achterdeur open om de hond weer binnen te laten en miste daardoor haar reactie.
‘Ga je vandaag uit eten met je ouders?’ vroeg hij om van onderwerp te veranderen.
‘Cain en ik zijn net met ze gaan ontbijten. Mijn zus en haar man zijn ook in de stad, die hadden de baby bij zich.’
Onwillekeurig vond hij dat hij daarbij had moeten zijn in plaats van Cain. ‘Klinkt als een heel gezellig uitje.’
De stilte die viel deed hem beseffen dat ze zijn sarcasme had opgemerkt. ‘Het wás ook gezellig.’
‘Waar ben jij de laatste tijd mee bezig bij De Laatste Linie?’ vroeg hij om zijn flater te maskeren.
‘Met een heel vreemde zaak.’
‘Vertel eens.’
‘Een man die gelooft dat hij ooit een tweede jongere zus heeft gehad.’
‘Wat denkt hij dat er met haar is gebeurd?’
‘Hij beweert dat zijn moeder haar heeft vermoord, maar hij heeft alleen wat heel vage flarden om die theorie te steunen.’
‘Kan hij zich geen privédetective veroorloven?’
‘Nee, en het is zo vergezocht dat de politie er niets mee doet.’
‘Wat zegt die andere zus ervan?’
‘Die bevestigt zijn verhaal voor een deel.’
‘Maar jij gelooft ze niet?’
‘Ik ben er nog niet uit. Een moeder die haar eigen kind doodt, dat komt maar zo zelden voor. En de weinige keren dat het gebeurt, blijft het doorgaans niet twintig jaar onontdekt. Het is bijna te absurd om waar te kunnen zijn, vind je ook niet?’
‘Je kunt niets uitsluiten. Net wanneer je denkt alles al te hebben meegemaakt, sla je weer steil achterover.’
‘Daarom heb ik deze zaak toch maar aangenomen. Ik doe in elk geval mijn best om de waarheid te achterhalen. Want als ik kan bewijzen dat het niet klopt, krijgt hij misschien wat gemoedsrust. En als het wel waar is, kan hij het tenminste verwerken. Hoe dan ook, als je beschikbaar bent, kan ik je wel gebruiken.’
‘Ik ben waarschijnlijk nog wel een poosje bezet.’
‘Ik bedoel wanneer de Duncan-zaak is afgerond.’
‘Ik heb nog een heleboel andere onderzoeken lopen,’ zei hij naar waarheid. Zijn voicemail puilde uit met nog niet afgeluisterde berichten.
Het duurde een paar tellen voor ze weer iets zei. ‘Vroeger kon ik altijd bij je terecht.’
‘Ik heb het ook nog nooit zo druk gehad.’
‘Je wilt niet meer met me samenwerken, hè?’
Er ontsnapte hem een verwensing. ‘Onzin.’
‘Nee, het is zo.’
Hij deed geen poging het nog eens te bestrijden. In de stilte die zich uitstrekte hoorde hij Zoe rondscharrelen. Hij wilde het gesprek beëindigen. ‘Ik moet verder.’
‘Jon?’
Hij aarzelde. ‘Ja?’
‘Waarom doe je ineens zo afstandelijk tegen me?’
‘Dat doe ik niet. Ik ben gewoon… verstrooid.’
‘Cain zei gisteravond iets tegen me waardoor ik me afvroeg of ik… of ik onze relatie misschien verkeerd heb geïnterpreteerd.’
O nee… ‘Cain is pas een paar maanden geleden bij je teruggekomen na twaalf jaar weg te zijn geweest, en nu is hij ineens een specialist in onze vriendschap?’
‘Dat is het nou juist. Hij zegt dat het niet overkomt als vriendschap. Dat het overkomt als…’ Haar stem werd zachter, waardoor hij begreep dat het haar moeite kostte zo ongegeneerd te zijn, maar ze was vastberaden het uit te spreken. ‘…nou ja, hij zegt dat je wel verliefd op me moet zijn.’
De lucht suisde uit zijn longen, alsof ze hem een stomp had gegeven. Na zijn gevoelens zo lang te hebben verborgen, werd hij opeens voor het blok gezet.
Hij wilde het ontkennen, maar hij was er vrij zeker van dat ze door zijn leugen heen zou prikken. Skye wist dat hij gek was op Sheridan, en het zat erin dat die er ook iets over had laten vallen. Door zijn ontwijkende gedrag van de laatste tijd was de kans gering dat Sheridan erin zou trappen.
‘Dat is toch niet waar, hè?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Wat ik voor je voel doet er niet toe, Sheridan. Jij bent getrouwd met een ander.’
‘Dus je ontkent het niet.’
Jonathan stootte een ongelovig lachje uit. ‘Had je dat dan verwacht?’
Deze keer duurde de stilte veel langer. ‘Nee, ik denk het niet,’ zei ze ten slotte.
Hij hoorde dat de douchekraan werd opengedraaid, waardoor hij vrijer durfde te praten. ‘Waarom bel je nu eigenlijk? Om het me hardop te horen zeggen?’
‘Om erachter te komen wat er in vredesnaam plotseling tussen ons is gekomen, en iets te verzinnen om het weer goed te krijgen.’
‘Het valt niet goed te krijgen.’ Als Cain niet tussen hen in was gekomen, was het wel iemand anders geweest, dacht hij. Of misschien ook niet. Hij wist dat Cain de enige was die werkelijk concurrentie had gevormd voor hem. Sheridan was op haar zestiende verliefd op hem geworden, maar hij was in Tennessee blijven wonen toen zij was vertrokken. Jonathan had er nooit rekening mee gehouden dat ze elkaar weer zouden opzoeken. Hij was er altijd van uitgegaan dat Sheridan uiteindelijk zíjn vrouw zou worden.
‘Waarom heb je het nooit tegen me gezegd?’ vroeg ze.
Omdat hij had gewacht tot ze over haar kalverliefde heen zou zijn, over de jongen die haar hart had gebroken toen ze nog een tiener was. Die jongen was inmiddels echter een man, en toen ze naar Whiterock was teruggekeerd, was de vonk weer overgesprongen. ‘Zou het iets hebben uitgemaakt?’
‘Ik weet het niet.’
‘Niet als het op Cain aankomt.’
‘Waarschijnlijk niet, nee,’ gaf ze toe. ‘Ik ben praktisch van kinds af aan verliefd op hem geweest.’
‘Precies. Hé, ik moet verder.’
‘Wil je alsjeblieft met me práten?’ vroeg ze.
‘Waarover? Het is zonde van de tijd. Je bent getrouwd. Het heeft geen zin meer.’
‘Jon, dat ik niet verliefd op je ben, wil nog niet zeggen dat ik niet om je geef. Je bent een van mijn beste vrienden!’ Ze snikte.
‘Niet huilen, Sher. Je hebt Cain. Heb je niet genoeg aan één man?’
‘Raak ik jou kwijt omdat ik van hem houd?’
‘Snap je het dan niet? Wij kunnen geen vrienden zijn. We mogen nog van geluk spreken als we gewoon kunnen blijven samenwerken. Als hij weet wat ik voor je voel, wil Cain vast niet dat we de hele dag op elkaars lip zitten.’
‘Wat wil je nou zeggen?’
‘Dat je niet alles kunt hebben.’ Daarmee hing hij op.
Hij stond over zijn slapen te wrijven in een poging te bevatten wat er zojuist was gebeurd, toen een geluid zijn aandacht trok.
Zoe stond in de deuropening van de keuken, haar lange benen bloot onder een veel te wijd T-shirt van hem. Ze had geen beha aan, en haar haren zaten nog in de war van het vrijen; blijkbaar had ze de kraan opengezet maar was ze nog niet onder de douche gestapt. Aan haar uitdrukking zag hij dat voldoende had opgevangen om te begrijpen wat er gaande was.
‘En dan verwijt je mij dat ik jou niet kan geven wat je nodig hebt,’ zei ze zacht.
Bij de teleurstelling in haar ogen kromp hij ineen. ‘Het spijt me,’ mompelde hij, en hij voelde zich net een betrapte kleuter terwijl ze zich omdraaide en wegliep. Drie seconden later ging de badkamerdeur achter haar dicht – en hoorde hij het slot klikken.
Waarom maakte ze er toch altijd zo’n puinhoop van? Alsof het niet genoeg was dat ze haar dochter kwijt was. Ze had liggen vrijen met een man die ze nog geen week kende. En ze had zich door haar emoties laten meeslepen. Wat ontzettend dom. Had ze dan niets geleerd van het verleden?
In elk geval was ze er deze keer al vroeg achter, voordat ze weer maanden had gehoopt op een toekomst die nooit zou aanbreken.
‘Je hebt geen woord meer gezegd sinds je onder de douche vandaan bent.’ Jonathan zat tegenover haar een op terrasje op L Street, waar ze hadden besloten te ontbijten voor ze naar het ziekenhuis gingen. ‘Waar zit je aan te denken?’
Door de donkere glazen van haar zonnebril nam Zoe hem op. Ze kon er nog steeds niet onderuit: geen enkele man had haar lichamelijk ook zo aangetrokken. Dat mocht dan niet veranderd zijn sinds zijn telefoongesprek met Sheridan, verder lag alles nu heel anders. ‘Dat ik een sukkel ben om in die “ik ben op zoek naar meer”-praatjes te trappen. Waarom heb je niet eerlijk gezegd dat je gewoon uit was op seks?’
Hij trok wit weg. ‘Ik heb geen misbruik van je gemaakt, Zoe. Ik val op je.’
‘Goh, bedankt,’ zei ze met een kort lachje.
‘Luister, ik heb vannacht een fout begaan, dat geef ik toe. Ik had je niet mogen aanraken. Het was egoïstisch en onprofessioneel. Bovendien waren we geen van beiden helder. Maar dat betekent niet dat ik niet om je geef.’
‘O, als-je-blieft.’ Ze nam een slokje van haar koffie. ‘Je hoeft niet om me te geven. Want je hebt gelijk. Ik geef ook niks om anderen. Alleen om Sam. Het enige wat ik wil is dat mijn dochter veilig terugkomt. Ik zou met iedereen in bed duiken om dat te bereiken.’
Toen ze zag dat er een spiertje in zijn kaak begon te trekken, begreep ze hoezeer ze hem had getroffen. Ze had spijt van haar kille reactie, maar niet voldoende om haar verdedigingsschild weer te laten zakken. Net toen ze had gedacht dat geen enkele man haar nog kon raken, had Jonathan haar weten te kwetsen, en het was haar eigen stomme schuld.
‘Dus het betekende niks voor je.’
Blij dat ze haar bril ophad stak ze haar kin naar voren. ‘Nee, natuurlijk niet.’
Zijn lippen, de lippen die haar overal hadden gekust, vormden een strakke lijn. ‘Dan zaten we allebei fout.’
‘Ik neem mijn verlies.’ Ze gooide haar kartonnen beker in de afvalbak. ‘Laten we maar naar het ziekenhuis gaan.’
‘Zoe…’ zei hij zacht.
Waarschijnlijk wilde hij iets verzoenends zeggen, maar ze was huiveriger voor vriendelijkheid dan voor onverschilligheid. Tegen vriendelijkheid kon ze zich minder eenvoudig wapenen.
‘Niet doen. Gebeurd is gebeurd. Het zal niet nog eens voorkomen, en ik wil er verder niet over praten.’ Als ze zichzelf in de toekomst beter wilde beschermen, moest ze sterk zijn. Ze was in een moment van zwakte gezwicht voor haar behoefte aan tederheid, maar ze had haar lesje geleerd.
‘Het spijt me als… als ik het op de een of andere manier allemaal nog moeilijker heb gemaakt voor je,’ zei hij.
Ze hoorde dat hij vastberaden was de verontschuldiging uit te spreken, maar ze mocht het niet mee laten tellen, want dan zou ze weer terug bij af zijn – openstaan voor zijn troost, voor haar verlangen naar hem.
‘Je hoeft nergens spijt van te hebben.’ Ze lachte nonchalant. ‘Erger dan het is kan het toch niet worden.’
‘Dat zal inderdaad wel niet.’
Ze stond op en begon naar zijn auto te lopen, zichzelf voorhoudend dat ze onmogelijk iets kon zien in een man die in zo’n gebutste Mercedes reed – een gedachte die het simpeler moest maken te vergeten dat hij haar een van de mooiste nachten ooit had bezorgd. Alleen besefte ze dat het slechts een holle echo was van Antons kritiek op zogenaamde onproductieve figuren, een zinloze poging haar bewondering voor Jonathan de kop in te drukken. Het werkte niet, want ze wist dat zijn sobere levensstijl niets te maken had met gebrek aan karakter. Hij stelde heel andere prioriteiten, en wat ze zichzelf ook probeerde wijs te maken, ze had respect voor het feit dat hij er geen behoefte aan had zichzelf te bewijzen met uiterlijk vertoon, zoals Anton had gedaan.
Ze stond al bij het portier toen ze zich realiseerde dat hij niet achter haar aan was gelopen. Ze ging terug en zag hem bij de hoek van het gebouw staan telefoneren.
‘Ik ben nu bij haar,’ hoorde ze hem zeggen. ‘Waar ben je…? Dat is niet ver bij het winkelcentrum vandaan. Als we daar afspreken… Oké, tot over een kwartiertje.’
‘Wie was dat?’ vroeg ze zodra hij het gesprek had beëindigd.
Hij stak zijn BlackBerry in zijn zak. ‘Franky Bates.’
Hè? Ze was ervan uitgegaan dat die ontmoeting in San Diego een eenmalige gebeurtenis zou zijn. ‘Het klonk alsof hij hier is, in Sacramento.’
‘Klopt.’
‘Waarom?’
‘Hij beweert dat hij een beloning van tienduizend dollar uitlooft voor Sam.’
‘Franky? Dat kan niet. Hij is net uit de gevangenis en hij woont in bij zijn oma. Hij heeft geen rooie cent.’
‘Hij zegt van wel, en nog contant ook. Hij wil het aan je geven. Tenzij je liever hebt dat ik alleen naar hem toe ga.’
Zoe overwoog wat haar opties waren. Wat er in die trailer was gebeurd, had diepe emotionele wonden geslagen. Ze hoefde niet zo nodig contact met Franky. Maar degene die ze in Zuid-Californië had ontmoet, was niet het angstaanjagende monster geweest dat ze zich herinnerde. Hem met andere ogen te zien, als volwassen, was bovendien louterend geweest.
‘Meent hij het serieus?’ vroeg ze.
‘Dat weten we pas als we er zijn, maar zo komt het op mij wel over.’
Ze had nooit iets positiefs van Franky verwacht en aarzelde om zijn hulp aan te nemen, ook al was hij oprecht. Maar ze had er alles voor over om Sam terug te krijgen, en een beloning zou stimulerend werken.
Het kon geen kwaad hem te ontmoeten, hield ze zichzelf voor. Niet als Jonathan erbij was.
Ze hees haar tas hoger op haar schouder. ‘Laten we dan maar gaan.’