Hoofdstuk 16

 

 

 

‘Ik ga met je mee.’

Met de sleutels van de huurauto al in zijn hand keek Jonathan naar Zoes eigenwijze gezicht. Ze had net opgehangen met Skye, die het haar ook niet uit haar hoofd had kunnen praten. ‘Stel dat we hem vinden?’

De slaap had haar goed zichtbaar gedaan. In haar zomerjurk met een wit vestje eroverheen zag ze er verfrist uit – en mooier dan ooit. Jonathan wenste dat hij zich niet constant zo bewust was van haar, maar na vannacht was de aantrekkingskracht alleen maar sterker geworden. Hij kon nog steeds haar geur ruiken, haar zijdezachte huid op zijn lippen voelen…

Zoe was net zo’n schoonheid als Sheridan.

En al evenzeer verboden terrein.

‘Het is toch juist de bedoeling dat we hem vinden?’

‘Het zou vervelend kunnen worden voor je.’

‘Deze hele toestand is vervelend voor me.’ Ze gooide de laatste spulletjes in haar toilettas en deed haar koffertje dicht. ‘Klaar?’

Haar de doorgang naar de deur belemmerend pakte hij haar arm vast – wat hij bij iedereen had gedaan om de aandacht te trekken. Maar bij de stroomstoot die door hem heen ging, besefte hij dat hij haar nooit meer als zomaar een cliënte zou kunnen zien. Ze was meer voor hem gaan betekenen; hij had de aandrang haar te beschermen. ‘Zoe, vertrouw me alsjeblieft. Laat het gewoon aan mij over.’

‘Ik vertrouw je ook wel. Maar we weten allebei dat mijn beslissing daar los van staat.’

Hij liet zijn hand zakken omdat hij bang was dat hij hem anders verder omhoog zou laten glijden. ‘Begrijp ik nou goed dat je de confrontatie met hem aan wilt?’

‘Ik moet hem zelf spreken, zijn reactie zien en mijn eigen conclusies trekken. Pas dan kan ik gerust zijn dat we alles hebben gedaan – wat hem betreft. Dat kun jij niet voor me doen, dat kan niemand voor me doen. Het is… intuïtief, mijn moederinstinct. Dat snap je toch wel, hè?’

Helaas wel, ja. Ergens zag hij er zelfs het voordeel van in haar mee te nemen. Zij kende Franky, of ze had hem in elk geval ooit gekend.

Haar glimlach was geforceerd; de blik in haar ogen bleef bedachtzaam. ‘Trouwens, misschien helpt het me om eens als volwassene tegenover hem te staan, op gelijke hoogte. Wie weet lijkt hij nu niet meer zo bedreigend en almachtig.’

‘Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?’

‘Ik heb getuigd bij zijn strafzaak.’

‘Voor hetzelfde geld rakel je de hele nachtmerrie weer op.’

Hoofdschuddend stootte ze een lachje uit. ‘Ik heb een dochter aan die ervaring overgehouden, Jon. De herinnering staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Je kunt niet iets oprakelen dat er toch al voortdurend is.’

Daar zat wat in. Met een zucht loodste hij haar de gang op. Als hij maar geen spijt kreeg van zijn besluit. Ze had al zoveel meegemaakt. Hij zou haar zo graag afschermen, maar dat liet ze niet toe, en hij was niet zo arrogant om te denken dat hij kon bepalen wat het beste was voor haar. ‘Oké, jij je zin.’

In stilte liepen ze naar de auto. Jonathan zette hun bagage in de kofferbak, zette zijn zonnebril op en stapte achter het stuur. ‘Kunnen we?’ vroeg hij toen hij de motor had gestart.

Ze zette haar zonnebril op, en opnieuw kreeg hij de indruk dat ze die gebruikte als barrière tegen de buitenwereld. ‘We kunnen.’

Hij aarzelde even voordat hij schakelde. ‘Er is nog iets waar je rekening mee moet houden, Zoe.’

‘Wat dan?’

‘Als hij Sam niet heeft, als hij niet van haar bestaan weet, dan komt hij daar vandaag alsnog achter.’

Kon hij maar zien wat er achter die donkere glazen gebeurde.

‘Ik weet het.’

 

Op de een of andere manier had Zoe altijd al geweten dat de dag zou aanbreken waarop ze confrontatie met Franky aan zou gaan – al was het maar om haar ergste angst te verdrijven. Voor de rechter had zijn advocaat aangevoerd dat hij niet met voorbedachten rade had gehandeld. Hij had onder invloed van drugs verkeerd en had haar verkracht omdat ze alleen thuis was geweest. Het was een gelegenheidsmisdrijf geweest. Franky had haar niet gestalkt, en hij had na afloop niet geprobeerd contact met haar te krijgen.

De officier die hem had vervolgd had zelfs erkend dat hij berouw leek te hebben toen hij eenmaal bij zinnen was. Maar berouw was een hol begrip voor Zoe. Ze was pas vijftien geweest toen hij haar een kamer in had geduwd en haar rok omhoog had geschoven. Het was vast niet meer dan logisch om te denken dat hij zich opnieuw aan haar zou vergrijpen als hij de kans kreeg, om bang te zijn dat hij haar lastig zou gaan vallen als ze hem aan haar bestaan herinnerde.

Bij het adres van Franky’s moeder zette Jonathan de auto langs de stoep. De radio viel stil toen hij de motor uitschakelde. Zoe veegde haar klamme handpalmen af aan haar jurk en wilde het portier openen.

Jonathan hield haar tegen. ‘Zal ik niet eerst gaan?’

‘Nee.’ Ze stapte uit.

Eigenlijk was ‘huis’ een te groot woord voor de vervallen woning in deze verpauperde buurt. Er stonden geen planten in de tuin, alleen wat pollen bloedgierst, waar het niet door voeten was vertrapt. Op de voorveranda stond een oude bank, in het midden doorgezakt en met een asbak op de leuning.

‘Hoelang woont zijn moeder hier al?’ vroeg ze terwijl Jonathan achter haar aan kwam.

‘Volgens het kadaster heeft ze het in 1964 gekocht, dus heel wat jaren al. Wat deed Franky trouwens indertijd bij jullie op het park?’

‘Zijn vriendin woonde er, op nummer vijf.’

‘En hij is de trailer binnen gedrongen omdat hij wist dat je daar was?’

‘Nee. In eerste instantie had het geloof ik niks met mij te maken. Hij was stoned en op zoek naar meer drugs.’

‘Je vader dealde?’

‘Hij had in elk geval geen normale baan.’

‘Ik snap het.’

Toen hij wilde aanbellen, hield ze hem bijna tegen, want ze wilde zich nog even mentaal voorbereiden. Maar Sam was in gevaar, ze kon het zich niet veroorloven het uit te stellen.

Er werd opengedaan door een gekrompen vrouwtje, niet groter dan een meter vijftig en zeker tachtig jaar oud. Ze droeg een bril, een paarse polyester blouse met bijpassende broek en orthopedische schoenen.

‘Mrs. Bates?’ vroeg Jonathan haar.

Zoes keel zat te dicht om iets uit te brengen.

‘Ik ben Eva Norris, de moeder van Sandra Bates.’

‘We zijn op zoek naar Franky.’

Haar chocoladebruine irissen werden donker van schrik. ‘Wat moet je van hem?’

‘Er is een jong meisje verdwenen. We willen graag weten of hij er iets van weet.’

‘Dat kan niet,’ zei ze stellig. ‘Hij zou nooit zijn vrijheid op het spel zetten. Hij heeft zijn leven gebeterd.’

‘We willen alleen maar even met hem praten,’ zei Jonathan. ‘Waar kunnen we hem vinden?’

Ze gaf geen antwoord.

‘Er is een kind in gevaar,’ drong hij aan.

Even gleed haar blik naar een punt achter hem, ver weg aan de horizon. Toen schreeuwde ze het huis in: ‘Franky!’

‘Wat is er, oma?’ klonk het meteen.

‘Kom eens hier.’

Het was zover. Nog een paar tellen, dan zou ze oog in oog staan met de vader van Sam. Met haar verkrachter.

Plotseling vervuld van paniek had ze de aandrang Jonathans hand vast te pakken, maar ze hield zich in. Ze moest om Anton denken. Ze moest sterk blijven.

Hij keek opzij, ongetwijfeld om te zien of ze het wel aankon, maar ze hadden geen tijd meer om iets tegen elkaar te zeggen, want Franky Bates dook achter zijn verschrompelde grootmoeder op.

Zoes adem stokte. Hij zag er heel anders uit dan in haar herinnering – langer, breder, beter verzorgd. En de vorm van zijn mond en kin! Precies als die van Sam!

‘Wat is er?’ Hij richtte zich tot Jonathan, nam diens visitekaartje aan zonder het te lezen. Zijn blik gleed naar haar, en er verscheen een uitdrukking van ongeloof op zijn gezicht. ‘Wat doe jíj hier?’ vroeg hij terwijl hij rood werd.

Voordat Zoe kon antwoorden, stak Jonathan van wal. ‘Stivers, privédetective uit Sacramento. Ik ben hier om –’

‘Heb jij haar meegenomen?’ onderbrak Zoe hem, te ongeduldig om zijn uitleg af te wachten.

Franky trok een wenkbrauw op. ‘Wie meegenomen?’

‘Mijn dochter.’ Ze had niet de minste neiging ‘onze’ te zeggen, ondanks de opvallende gelijkenis.

Hij stak zijn handen omhoog alsof ze een wapen op hem richtte. ‘Ik weet niet waar je het over hebt. Ik heb je iets vreselijks aangedaan, vijftien jaar geleden. Ik… ik heb vaak gehoopt dat ik de kans zou krijgen mijn excuses aan te bieden, te zeggen dat ik er spijt van heb. Heel veel spijt.’

Eindelijk lukte het haar genoeg lucht binnen te krijgen om te reageren, maar hij ging verder voordat ze de juiste woorden had gevonden.

‘Ik verwacht heus niet dat je me vergeeft, maar… ik heb er elke dag in de cel mee geworsteld. Ik was heel ver heen, anders had ik het nooit gedaan.’ Kennelijk hoorde zijn grootmoeder de wroeging in zijn stem, want ze sloeg troostend haar arm om hem heen, waarop hij haar een droevig glimlachje schonk. ‘Ik kan het nergens mee goedpraten, maar ik heb mijn straf uitgezeten, en… en ik hoop op een tweede kans.’

‘Ben je na je vrijlating in Sacramento geweest?’ vroeg Jonathan hem.

Beslist schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, ik ben hier geen dag weggeweest. Vraag maar aan mijn oma. Mijn opa is tien dagen terug overleden. Vorige week was de begrafenis. Verder heb ik alleen maar gesolliciteerd.’ Hij wees naar een relatief nieuwe Ford F-150 op de oprit. ‘Hij heeft me zijn pick-up nagelaten zodat ik makkelijker kan naar werk kan zoeken. Verder heb ik nergens tijd voor gehad.’

Zijn grootmoeder leek opgelucht door zijn verhaal. ‘Het klopt,’ zei ze met een knikje.

Franky was zenuwachtig, maar Zoe had niet het idee dat hij loog. Hij voelde zich opgelaten, berouwvol. Hij struikelde over zijn woorden terwijl hij probeerde haar te overtuigen. ‘Ik zou je nooit meer lastigvallen… of je iets aandoen. Ik wist niet eens dat je een dochter had…’

Plotseling scheen tot hem door te dringen waarom ze hem benaderde, en hij wankelde achteruit. ‘Wacht… ze is toch zeker niet van míj, hè? Ik bedoel, daarom ben je toch niet hier?’

Zoe draaide zich met een ruk om en beende weg voordat hij haar opwellende tranen zou zien. Samantha was niet bij Franky; hij had niet eens van haar bestaan geweten, zoals ze al had verwacht. Met dit bezoekje hadden ze alleen maar tijd verspild. Haar borst kneep samen en ze kreeg het benauwd. Ze was nu al drie dagen spoorloos. Waar kon ze toch zijn?

‘Zoe…’ hoorde ze hem achter zich zeggen. ‘Je hebt er natuurlijk niks aan, maar ik vind het heel erg voor je.’

Terwijl ze stug doorliep, ving ze op dat Jonathan zijn telefoonnummer noteerde voor hij haar volgde.

‘Zoe!’ riep Franky nog toen ze bij de auto stonden. ‘Is ze van mij?’

‘Natuurlijk niet,’ mompelde ze zonder om te kijken. Hij mocht haar gezicht niet zien, ze had al genoeg prijsgegeven.

‘Ze is wel van mij, hè?’

‘Nee.’ Ze stapte in.

‘Als het mijn kind niet is, wat doe je hier dan?’

‘Het gaat je verder niks aan.’ Jonathan liep naar de bestuurderskant.

Franky wrong zich langs zijn grootmoeder en kwam het tuinpad op. ‘Wat is er met haar gebeurd? Is ze wel in orde?’

Wist Zoe het maar… ‘Veel succes met solliciteren.’

‘Vertel nou wat er is! Kan ik soms ergens mee helpen?’

‘Nee, je kunt helemaal niks doen,’ zei Zoe voordat ze het portier sloot.

Met afhangende schouders stak hij zijn handen in zijn zakken. ‘Je kunt toch niet zomaar zo’n bom laten vallen en dan weer wegrijden!’ Zijn woorden dreven de wagen in.

‘Als je echt spijt hebt, dan laat je me verder met rust.’

‘Bel me!’ riep Franky terwijl Jonathan instapte, zijn stem zwakker nu. ‘Ik wil je helpen. Bel me alsjeblieft.’

De radio ging weer aan toen Jonathan de sleutel in het contact stak. Het klonk ineens veel te hard, maar hij reed weg voordat hij hem zachter zette. ‘Gaat het wel?’

‘We moeten terug naar Sacramento.’

‘We rijden meteen naar het vliegveld.’

Ze schraapte haar keel. ‘Heeft hij je zijn nummer gegeven?’

‘Ja. Wil je het ook?’

‘Nee.’ Van Franky Bates wilde ze nooit meer iets horen. Ze had niks meer van hem te vrezen, besefte ze, maar wat ooit een enorme geruststelling zou zijn geweest, bracht haar nu weinig verlichting. Ze waren geen steek verder met hun zoektocht naar Sam. Het was dom geweest hiernaartoe te gaan, ze hadden er alleen maar tijd mee verloren.

Jonathan pakte haar hand vast, maar ze wist wel beter dan zich door hem te laten troosten. De onderhuidse spanning tussen hen was veel te verwarrend. Te verleidelijk ook. Maar om de een of andere reden voelde de verbondenheid zo essentieel dat ze er niet in slaagde zich los te rukken, zeker niet toen ze hem aankeek en zag hoe zorgelijk hij haar opnam.

‘We kunnen het gewoon bij vriendschap houden, Zoe,’ zei hij alsof de aanraking weinig voorstelde, alsof hij het lichaamscontact kon rechtvaardigen.

‘Ja, we houden het bij vriendschap,’ beaamde ze, maar dat veranderde niets aan de geladen sfeer. De manier waarop hij zijn vingers met de hare verstrengelde had iets bezitterigs, iets intiems… iets seksueels zelfs. Het was maar goed dat ze naar huis gingen. Het zou haar niet lukken nog veel langer weerstand te bieden aan zijn aantrekkingskracht, niet nu ze zo kwetsbaar was, zo ongerust over Sam. Zolang ze haar dochter niet terug had, kon ze zich niet druk maken om haar zelfbehoud. Of om haar waardigheid.