Hoofdstuk 24
Toen Tiffany haar schoonvader zag liggen, begaven haar knieën het. Vol afgrijzen haar mond bedekkend zakte ze langs de binnenwand van de garage op de grond, en ze staarde naar de plas bloed om zijn hoofd. ‘Hij is dood,’ bracht ze uit. Zodra ze binnen was gekomen en ze Colin met een dweil in de weer had gezien, had hij het haar verteld, en hier lag het bewijs. Maar zien was niet meteen geloven.
Colin had met behoorlijk tegenstrijdige gevoelens tegenover zijn vader gekampt. De ene keer verweet hij hem dat hij nooit had ingegrepen wanneer zijn moeder hem afranselde, de andere keer leek hij het hem weer te hebben vergeven. Zelf had Tiffany van meet af aan een zwak gehad voor Paddy, die anders dan Colins moeder altijd aardig tegen haar was geweest. Zo had hij steevast haar lievelingskoekjes in huis gehaald als hij wist dat ze langskwamen. Die met M&M’s erin, dacht ze vaag.
‘Opstaan!’ snauwde Colin. ‘Je moet me helpen.’ Toen ze niet in beweging kwam, gaf hij haar een trap. ‘Kom op. Wat mankeert jou?’
Ze knipperde en richtte haar blik op haar man. ‘Wat míj mankeert?’ Ze probeerde haar stem onder controle te houden, maar ze klonk schril. ‘Je hebt je vader vermoord! Je verdwijnt levenslang achter de tralies, net als mijn broer!’
‘Houd je kop!’ schreeuwde hij. ‘Moet de hele buurt het soms horen?’ Zijn vuist opheffend torende hij boven haar uit alsof hij haar wilde stompen, maar ze deinsde niet achteruit. Ze was te verdoofd om nog bang voor hem te zijn.
‘Waarom, Colin?’ mompelde ze terwijl ze probeerde te bevatten wat ze zag. ‘Hoe kun je zoiets vreselijks doen? Ik… ik hield van hem.’
Zijn lippen vormden een smalende grijns. ‘O, doe me alsjeblieft een lol. Je kende hem amper.’
Zoals gebruikelijk had ze bij de voordeur haar schoenen uitgedaan. De warmte van de zonnige dag hing nog in de gesloten garage, maar haar voeten waren net ijsklompen op het kale beton. ‘Ik kende hem wel.’
‘Alleen zoals hij de laatste jaren was. Vroeger was hij helemaal niet zo leuk. Hij koos altijd partij voor mijn moeder. Toen ik op de middelbare school zat, heeft ze zelfs geprobeerd me te laten opsluiten in een inrichting, en hij had bijna meegetekend.’
‘Nee, hij is bij haar weggegaan. Dat was de druppel, dat heeft hij zelf verteld.’
‘Hij had bijna meegetekend vóórdat hij bij haar wegging.’
Ze stak haar hand uit naar haar schoonvader, streek over zijn ruwe, eeltige palmen. Hem aanraken was de enige manier om zich ervan te overtuigen dat hij daadwerkelijk dood was. Zijn gezicht was nauwelijks herkenbaar door de verwondingen. ‘Dus… daarom heb je het gedaan? Omdat… omdat je nog steeds kwaad bent om vroeger?’
Om geen aandacht van de buren te wekken hield Colin zijn stem gedempt, maar uit zijn felle sistoon bleek dat hij in paniek was. ‘Hij overviel me, Tiffany.’ Hij begon zijn vaders lijk in een deken te rollen. ‘Hij had Zoe op het nieuws gezien, jankend om haar verdwenen dochter. En hij had het optelsommetje gemaakt.’
Ze liet Paddy los terwijl Colin de arm tegen de romp legde. ‘Maar… hoe kan dat dan?’
Hijgend van de inspanning rechtte hij zijn rug. ‘Je bent toch niet achterlijk? Dat heb ik je net al uitgelegd.’
‘Rover heeft hem over de Meester verteld.’ Dat stond haar nog wel bij, maar de rest, over hoe Paddy het feit dat Colin zijn zusje in het verleden had gedwongen hem met Meester aan te spreken in verband had gebracht met Rovers verdwijning uit Antelope, en die van Sam uit de Rocklin – pal naast hen – leek onvoorstelbaar. Ze begreep niet hoe Paddy hun geheimen had kunnen ontrafelen. Ze hadden maar zo weinig contact gehad.
Colin boog zich over Paddy’s enkels. ‘Rover heeft hem helemaal niks verteld, Tiff! Het was op het nieuws.’
‘Dan heeft hij het in elk geval aan íémand verteld. Is hij bijgekomen uit zijn coma?’
‘Geen idee,’ antwoordde hij. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd en smeerde het per ongeluk vol met bloed. ‘Maar we moeten dit snel oplossen.’
‘Oplossen,’ herhaalde ze, gebiologeerd door de rode strepen op zijn gezicht. ‘Wat moeten we doen?’ Paddy was er niet meer. Het leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Waarom had Colin dit gedaan? Waarom Paddy?
‘Luister naar me.’ Hij trok haar ruw overeind en schudde haar door elkaar. ‘Ik heb je nodig. Houd je kop erbij.’
‘Maar –’
‘Geen gemaar. Dit is jouw schuld. Als jij Rover niet had laten ontsnappen, zouden we niet met deze ellende zitten.’
‘Ik kon hem niet houden!’
‘En Sam dan? Die had bewusteloos moeten zijn. Hoe kon ze dan ineens zo’n kabaal maken?’
Tiffany herinnerde zich nog dat ze Sam bewegingloos op de matras had aangetroffen. ‘Ik weet het niet. Ik heb twee pillen fijngestampt en ze in een smoothie gedaan, en die heeft ze helemaal opgedronken. Ik heb het zelf gezien! En toen ik ging kijken, was ze diep in slaap.’
‘Ze kan het niet hebben opgedronken. Twee pillen, daar gaat een volwassen vent nog van tegen de vlakte, urenlang. Jíj hebt er een puinhoop van gemaakt, dus het is jouw schuld.’
Was het dan haar schuld dat Paddy dood was? Er brandden tranen in haar haar keel. ‘Maar ik hield zo van hem,’ fluisterde ze.
‘Hij niet van jou. Hij hield niet eens van mij.’
‘Dat is niet waar!’
Opnieuw rammelde Colin haar door elkaar. ‘Het kan me geen bal schelen, hoor je me? Doe gewoon wat ik zeg, dan komt het allemaal in orde. Of wil je soms achter de tralies belanden?’
Ze had de aandrang het punt het bloed van zijn wangen te vegen, maar ze kon zich er niet toe zetten het aan te raken. ‘Ik… ik weet gewoon niet wat ik moet doen,’ zei ze. ‘We krijgen hem nooit meer terug.’
Hij liet haar los en begon zijn roerloze vader bij de deur weg te slepen. ‘We hoeven hem ook niet terug. Ik begraaf hem ergens waar hij nooit wordt gevonden. Maar je moet me eerst helpen Zoe de trap af te tillen en haar in de kofferbak te leggen.’
‘Zoe?’ De naam sneed door Tiffany’s schrik heen. ‘Wil je haar ook begraven?’
‘Nee, ik breng haar naar het motel en leg haar in de kamer die jij hebt gereserveerd.’
‘Lévend?’
Met een laatste kreun schoof hij Paddy tegen de muur. ‘Ja.’
‘Maar dan wordt ze morgenochtend wakker.’
‘Dat is ook de bedoeling.’
‘Je had beloofd dat je haar zou vermoorden!’
‘Wat wil je nou eigenlijk van me?’ Hij kwam op haar af. ‘Jíj hebt Rover laten ontsnappen. Ik doe mijn best om te redden wat er te redden valt.’
‘Maar je had het beloofd.’ Niet Paddy maar Zoe had dood gemoeten. Dan zou Colin weer alleen maar oog hebben voor haar. Het had weer moeten worden zoals eerst, en dat had ze willen bereiken met een huisdier. Het kwam door Zoe dat alles was misgelopen.
Hij haalde zijn arm nog eens over zijn voorhoofd, waardoor Paddy’s bloed nog verder werd verspreid. ‘Dat kan niet! Snap je het dan niet? Die detective van haar is een halfuur geleden hier langs geweest. Hij is al naar haar op zoek.’
‘Nou en? Hij vermoedt vast niet dat wíj haar hebben.’
‘Wel als hij ontdekt dat ze niet in het motel is.’ Hij greep een van de lappen waarmee hij normaal gesproken zijn auto waste en depte het bloed op. ‘Hier is ze voor het laatst gezien, dus hij komt linea recta naar ons toe.’
Tiffany keek toe terwijl hij de plas op de grond met elke streek verder uitsmeerde. ‘Maar hoe moet hij erachter komen dat ze daar niet is? Hij weet niet welk motel ik heb genomen.’
‘Daar is hij zo achter.’
‘Hoe dan?’
Hij spoot wat schoonmaakmiddel op de grond. ‘Door ze allemaal af te bellen. Dat kost hem hooguit een uur. En als hij bij dat van jou uitkomt, verbinden ze hem door met haar kamer.’
‘En dan neemt ze niet op.’
De vuile lappen verdwenen in een vuilniszak. ‘Dus dan rijdt hij erheen en gaat hij alle de deuren af tot hij haar heeft gevonden. Of hij gebruikt een politiecontact om het nummer van de kamer los te peuteren. We moeten haar erheen zien te brengen voor het zover is.’
‘Maar als we haar in leven laten, kan ze vertellen dat je haar tot seks hebt gedwongen.’
Hij zette de fles weg. ‘Ik heb haar nergens toe gedwongen. Ik had haar nog met geen vinger aangeraakt toen mijn vader binnenbanjerde.’
Ondanks alles was dat een opluchting voor Tiffany. Het idee van Colin en Zoe samen stond haar zo tegen. Ze vond het niet erg als hij zich door zijn huisdieren aan zijn gerief liet helpen, want meestal droeg hij ze op ook haar te gehoorzamen. Het was een spelletje. Maar met Zoe lag het anders. ‘Misschien herinnert ze zich wel dat we haar hebben uitgekleed.’
‘Uitgesloten. Ze is al sinds jij wegging compleet van de wereld.’
‘Maar Rohypnol is pas na acht uur uitgewerkt. Althans, bij mij. Stel dat Jonathan Stivers haar eerder vindt en ziet dat ze gedrogeerd is?’
‘We kopen een potje slaaptabletten en zetten dat naast haar bed. Hij zal denken dat ze het zelf heeft gekocht en er een paar heeft ingenomen, en zij herinnert zich toch niks meer, dus hopelijk gelooft ze dat zelf dan ook. Het is de enige oplossing. Als Zoe nu zou verdwijnen, is het afgelopen met ons.’
Tiffany staarde naar het bewegingloze lichaam in de deken. Het bloed was weg, de lappen waren weg, het lijk was opzij geschoven zodat ze Zoe door de deur naar de auto konden dragen. Misschien was nog niet alles verloren. ‘Dus… dus we laten haar in het motel achter en dan begraven we… hem.’ Ze kon het niet opbrengen zijn naam uit te spreken.
Colin gooide de vuilniszak boven op zijn vader. ‘Ja.’
‘Waar?’
‘Laat dat maar aan mij over.’
‘Oké.’ De hemel zij dank zou zij het niet hoeven doen. Ze zuchtte, maar ineens schoot haar te binnen wat Colin over Sam had gezegd. ‘Is het niet beter om Sam ook meteen uit de weg te ruimen? Om er in een keer vanaf te zijn?’
‘Nee, ik ben nog niet klaar met haar. Maar je zult haar naar Paddy’s chalet moeten brengen. Ze moet hier zo snel mogelijk weg. Ik blijf hier, die zoekactie die ik heb georganiseerd voor morgenochtend gaat gewoon door, en dan kom ik vroeg in de avond achter je aan.’
Tiffany wist nog wat ze daar met Colins andere huisdieren hadden gedaan. Bestonden er spoken? Ze had zich wel eerder afgevraagd of de geest van het meisje dat hij er had vermoord misschien nog rondwaarde daar in het bos. Alleen had het idee haar nog nooit zoveel angst aangejaagd als nu. ‘Ik wil er niet in mijn eentje heen, Colin. Als jij er niet bij bent, vind ik het griezelig daar.’
Hij hield de deur naar het huis open om haar langs te laten. ‘Waarom? Het ligt zo afgelegen dat er in de hele omtrek geen kip woont.’
‘Daarom juist. Het is zo… geïsoleerd. En stel… stel dat ik verdwaal? Het is lastig om de weg te vinden in die bossen. Er staan haast nergens borden.’
‘Je bent er vaak genoeg geweest.’
‘Ik wacht liever op jou.’
Zijn nagels sneden in het zachte vlees van haar bovenarm. ‘Je kunt niet op me wachten, verdomme! Die detective ligt op de loer. En als Paddy niet thuiskomt, staat Sheryl hier straks ook op de stoep. We kunnen Samantha hier niet houden met al die drukte. Straks begint ze weer te krijsen. Mensen moeten hier vrijelijk in en uit kunnen lopen. Als we het de komende vierentwintig uur niet slim aanpakken, zijn we de klos.’
In elk geval was hij van dit incident geschrokken, hield Tiffany zichzelf voor. In elk geval riep hij niet dat ze zich aanstelde. Ook hij maakte zich zorgen – en werd eindelijk voorzichtig. ‘En die planken voor de ramen boven?’ vroeg ze. ‘En dat zware slot op de deur?’
‘Wat is daarmee?’
‘Dat kan vragen oproepen.’
‘Ik haal het slot eraf en zet mijn drumstel binnen, dat verklaart dan de geluidsisolatie.’
Hij duwde haar de gang in. ‘Help me nou maar om Zoe aan te kleden.’
Ineens verstarde ze. ‘O nee!’
‘Wat?’
‘Ik heb haar kleren bij een wegrestaurant in de container gegooid!’
Vloekend gaf hij haar een zet in de richting van de voordeur. ‘Ga ze dan gauw terughalen terwijl ik haar in de kofferbak gooi. We kleden haar in het motel wel aan.’
Ze holde verder om haar schoenen te pakken – en stapte in een grote natte plas die haar deed kokhalzen. Paddy’s bloed… of wat er nog van over was na Colins poging het op te dweilen.
‘Schiet op!’ riep hij toen ze weer bevroor.
Het maagzuur dat opwelde wegslikkend stak ze haar voeten in haar pumps. Ze probeerde niet na te denken, niet tot zich door te laten dringen dat ze Paddy voorgoed kwijt was. Want als Colin in staat was zijn eigen vader te doden, zou hij nergens voor terugdeinzen.
Het stond haar nog bij hoe hij haar keel had dichtgeknepen, die avond nadat ze Rover had laten ontsnappen. Zou hij haar op een dag ook vermoorden?
Nee, dat zou hij nooit doen. Ze was hem veel te veel waard. Toch?
Bij de voordeur aarzelde ze. ‘Colin?’
Hij was de trap al halverwege de trap, maar bij het horen van de onzekerheid in haar stem kwam hij terug. ‘Wat?’
‘Je houdt toch nog wel van me, hè?’
‘Jij bent alles voor me, Tiff. Ik zal dit nooit vergeten, dat zweer ik.’
Ze zouden zich er wel doorheen slaan. Hoe dan ook. Ze zouden ze weer net zo gelukkig worden als eerst.
Zelfs zonder Paddy.
Ze schonk hem een beverig glimlachje. ‘Ik zou je gezicht maar even afspoelen.’
Hoewel ze alles door een waas zag, wist Zoe dat ze niet alleen was. Zich overeind duwend in het bed kneep ze haar ogen toe, en ze ontwaarde aan de andere kant van de kamer een man in een stoel. Haar hoofd bonkte zo dat ze het amper omhoog kon houden, en het lukte haar niet om zijn trekken te onderscheiden. De schaduwen in die hoek waren diepzwart, het enige licht kwam uit de badkamer verderop.
Wie was het? Jonathan? Het moest hem wel zijn. Anton maakte geen deel meer uit van haar leven, en haar vroegere verloofde zag er in elk geval niet zo slank of gespierd uit, zelfs in het duister.
Waar waren ze dan?
In een motel, zo te oordelen. Al kon ze niet herinneren dat ze een kamer had genomen, of hoe ze hier terecht was gekomen. Het laatste wat haar bijstond, was dat ze van gedachten was veranderd en had besloten Jonathans aanbod toch maar aan te nemen. Bij hem logeren zou haar geen geld kosten, het was veilig en ze had zijn vriendschap nodig. Als het verkeerd was steun bij hem te zoeken, dan zou ze de gevolgen later wel merken. Later, wanneer deze catastrofe voorbij was. Een relatie verbreken was nooit zo’n drama, niet als je er van meet af rekening mee hield. Met Jonathan zou ze het eenvoudigweg moeten aanpakken zoals ze het tegenwoordig met iedere man aanpakte: van zijn gezelschap genieten zolang dat beter was dan alleen zijn. Zolang ze zichzelf maar niet toestond aan hem gehecht te raken. Misschien was het niet ethisch om het zo kil en rationeel te benaderen, maar ze moest zichzelf beschermen.
Het had haar dus geen probleem geleken een poosje bij hem te gaan bivakkeren. Waarom was ze dan toch hierheen gegaan? Of had Jonathan haar gebracht?
‘Jon?’ Haar stem was een nauwelijks hoorbaar krassen, maar het was voldoende om zijn aandacht te trekken. Hij schrok op alsof hij net was ingedommeld.
‘Zoe?’ Hij kwam naar haar toe en ging op de rand van de matras zitten. ‘Hoe gaat het nu?’
Het was alsof ze een enorme kater had. Terwijl ze gisteravond maar twee glaasjes wijn had gedronken. Toch?
Ze wist het niet zeker meer. Ze herinnerde zich nog dat ze met Colin en Tiffany aan tafel had gezeten, dat ze hadden besproken waar ze naar Sam zouden gaan zoeken, maar verder liet haar geheugen haar in de steek. ‘Ik voel nogal gammel,’ zei ze. ‘Wat… wat is er gebeurd? Hoe ben ik hier gekomen?’
Jonathan streek een lok van haar voorhoofd. Het was een tedere aanraking, als van een geliefde, en het wekte een verlangen naar meer contact – naar de vlucht uit de realiteit die hij haar beloofde door haar alleen maar aan te kijken, door bij haar te zijn en zich om haar te bekommeren. ‘Je auto staat voor de deur,’ antwoordde hij. ‘Ik neem aan dat je hier zelf heen bent gereden.’
‘Als jij me niet gebracht hebt, dan moet dat wel, maar… als jij er niet bij was, hoe kom je hier dan binnen?’
‘Via David.’
‘De man van Skye?’
‘Ja. Toen ik je eindelijk had opgespoord, deed je niet open, dus ik heb David gebeld, en die heeft de manager opdracht gegeven ons binnen te laten. We waren ongerust, wilden zeker weten dat alles in orde was met je.’
‘Ik ben een heel stuk kwijt.’ Tussen het etentje bij Colin en Tiffany en nu leek een groot gat te zijn gevallen. ‘Misschien komt het door de hoofdpijn.’ Blijkbaar begon de constante angst haar verstandelijke vermogens aan te tasten. De voorbije week had ze zo slecht gegeten en geslapen. Van de rosbief, aardappelpuree en salade die Colin en Tiffany hadden geserveerd had ze nauwelijks een hap weg kunnen krijgen. De alcohol moest harder zijn aangekomen dat ze zich had gerealiseerd. ‘Hoe laat is het?’
De digitale wekker op het nachtkastje stond van hen af gedraaid. Hij boog zich eroverheen om te kijken. ‘Bijna vier uur in de ochtend.’
‘Als jij me hier niet hebt afgezet, hoe wist je dan dat ik hier was? Heb ik je gebeld?’
‘Nee. Daardoor werd ik juist zo ongerust. Na je sms’je kon ik je niet meer bereiken en –’
‘Mijn sms’sje?’
Haar nam haar verbaasd op. ‘Zeg nou niet dat je dat ook niet meer weet.’
Kennelijk had ze een soort zenuwinzinking gehad. Dreef Samantha’s verdwijning haar soms letterlijk tot waanzin?
Ze speurde koortsachtig om zich heen, op zoek naar een herkenningspunt, iets wat alles weer naar boven zou halen. Tevergeefs. Ze wist zeker dat ze deze kamer nog nooit eerder had gezien. Haar blik bleef hangen op een potje slaaptabletten. Hoe ze daaraan was gekomen was haar een raadsel, maar dat moest de oorzaak zijn van haar versuffing.
Hoe had ze zo dom kunnen zijn om ze in te nemen? Stel dat er nieuws was geweest over Sam? Stel dat Sam haar nodig had gehad?
Naast haar was Jonathan druk met zijn mobieltje in de weer. Even later hield hij het voor haar neus. Haar hart begon te hameren terwijl ze het berichtje las.
Voel me niet lekker. Ga een motelkamer zoeken. Bel je morgen.
‘Heb ik dat gestuurd?’
‘Gisteravond om even na achten.’
Van het sms’je stond haar net zomin iets bij als van de rit naar dit motel, maar dat wilde ze niet toegeven. Jonathan zou vast denken dat ze gek was geworden. Dat vreesde ze zelf ook. ‘O… o, ja. Ik… ik zal wel wat wazig zijn geworden van die pillen.’
‘Hoeveel heb je er dan geslikt?’
‘Twee,’ antwoordde ze, al had ze geen flauw idee.
Hij verschoof. ‘Waarom ben je dat hele eind vanuit Rocklin hierheen gereden, Zoe? Terwijl je straks weer terug moet voor die zoekactie?’
Goeie vraag. Wist ze het maar. ‘Ik… ik schaam me een beetje, maar… ik ben bang dat ik misschien een beetje aangeschoten was toen ik wegging bij Colin en Tiffany. Ik had maar twee glaasje wijn op, maar toch…’ Ze wreef over haar gezicht. ‘Niet te geloven dat ik zo achter het stuur ben gekropen. Totaal onverantwoord.’
‘Volgens de receptionist was je nuchter toen je aankwam.’
‘Misschien is de klap daarna pas gekomen.’ Aan de andere kant had ze zich dan toch moeten herinneren dat ze hierheen was komen rijden? Ze begreep er niets meer van.
‘Misschien,’ stemde hij in, maar hij zat haar vertwijfeld op te nemen.
‘Is alles wel in orde?’ vroeg ze.
‘Ja, niks aan de hand verder. Ga nog maar wat slapen. Hopelijk ben je dan straks weer wat opgeknapt.’
Toen hij weg wilde lopen, pakte ze zijn arm vast. ‘Jonathan? Wil je alsjeblieft bij me blijven?’
Hij stelde geen vragen. Hij vlijde zich zwijgend naast haar neer, en voor ze het wist, had ze haar hoofd op zijn schouder gelegd en hoorde ze het regelmatige kloppen van zijn hart onder haar oor.
Zijn lichaamswarmte, de geur van zijn kleren en zijn huid werkten kalmerend. De verwarring raakte op de achtergrond, terwijl ze wegzakte in een droomloze slaap.