Hoofdstuk 1

 

 

 

Sacramento, Californië

 

Tiffany schrok zo van de dreun uit de kofferbak dat ze bijna van de weg schoot en tegen een van de gevels aan de rechterkant van de straat knalde. Wat was dat? De veertienjarige jongen die zij en haar man ‘Rover’ hadden gedoopt, hoorde dood te zijn. Ze was nota bene op weg om zijn lijk te dumpen!

Wat nu? Ze kneep zo hard in het stuur dat haar knokkels wit werden. Ze moest stoppen om achterin te kijken. Hoe kon iemand die vermoord was weer tot leven komen? Was Rover in paniek omdat hij wakker was geworden in zo’n donkere, krappe ruimte? Of probeerde hij bewust een achterlicht kapot te slaan in de hoop de aandacht van de bestuurder van de auto achter hen te trekken?

Het was nauwelijks voor te stellen dat hij nog ademhaalde, laat staan dat hij helder genoeg was om een dergelijk plan te bedenken. Hij was veel te jong om zo sluw te zijn, veel te bang om hen uit te dagen. Tegelijkertijd moest hij – als hij inderdaad nog leefde – beseffen dat zijn lot was bezegeld. En dat hij in elk geval iets zou moeten doen als hij zijn ouders ooit nog wilde terugzien. Dus zou hij niet bereid zijn elk denkbaar risico te nemen?

Tiffany raakte in vertwijfeling. Het verbaasde haar keer op keer hoe ze met zich lieten sollen, hoe gedwee ze waren, de tieners die haar man mee naar huis bracht. Colin benaderde ze op een bepaalde manier, wist precies wat voor type hij moest uitkiezen.

Nog een klap. Haar palmen werden klam van het zweet. Dit kon niet waar zijn!

Was het kabaal dat Rover maakte ook buiten hoorbaar?

Ze keek in haar achteruitkijkspiegel. De zwarte SUV die al poosje achter haar zat, was er nog steeds. De bestuurster, een middelbare vrouw met een zonnebril op, had haar raampje laten zakken om te profiteren van het zachte lenteweer. De wind blies haar donkere haar naar achteren, onthulde een ovaal gelaat met volle lippen, het soort gezicht dat Colin waarschijnlijk aantrekkelijk zou vinden, ondanks het duidelijke leeftijdsverschil. Zo te oordelen had ze niet meer interesse in Tiffany dan daarnet.

Of misschien toch wel. Ze leek de afstand te verkleinen.

Meer beweging, meer gebonk. De zenuwen gierden Tiffany door de keel.

Er zat niets anders op, besloot ze. Ze zou moeten stoppen.

Maar als de bestuurster van de SUV iets vreemds had gezien of gehoord, zou zij misschien ook stoppen. En hoe kon Tiffany verklaren dat er een jongen in haar kofferbak lag? Een jongen in Rovers toestand?

Nee, bedacht ze, het was verstandiger om door te rijden. Bij het volgende verkeerslicht afslaan en dan maar hopen dat de vrouw rechtdoor ging. Er waren verschillende routes naar de snelweg. Eenmaal buiten de bebouwde kom, voorbij Placerville, kon ze in de bergen een onverhard spoor nemen, waar de grove dennen haar aan het zicht zouden onttrekken.

En dan? Het was nog tot daaraan toe om een lijk te dumpen, maar iemands leven beëindigen was iets heel anders.

Het rumoer vanuit de kofferbak werd harder en dringender. Als de vrouw achter haar het niet hoorde, zou het de voetgangers bij de naderende zebra wel opvallen.

Tiffany haalde diep adem. Ze moest dit slim aanpakken, anders haalde ze zich Colins woede op haar hals. Erger nog: als ze het verknalde, zouden ze allebei achter de tralies belanden.

Met bonzende slapen viste ze haar mobieltje uit haar tas en drukte een voorkeuzetoets in.

‘Hallo?’

‘Colin, hij leeft nog!’ riep ze, maar na twee tellen kapte zijn elektronische stem haar af, en ze realiseerde zich dat ze naar zijn voicemail was doorgeschakeld.

‘Helaas ben ik op dit moment niet bereikbaar, maar…’

Gefrustreerd verbrak ze de verbinding. Colin vond het leuk om mensen op het verkeerde been te zetten en ze het idee te geven dat ze hem aan de lijn hadden. Doorgaans kon Tiffany er wel om lachen als ze er zelf in trapte, maar nu zag ze er de humor niet van in. Ze zat te springen om zijn raad.

‘Help! Mam? Pap? Help!’ hoorde ze Rover tot haar afgrijzen schreeuwen.

Bij de eerstvolgende zijstraat sloeg ze rechtsaf. Ze gaf zoveel gas dat de banden piepten. Twee mannen die uit een elektronicawinkel kwamen keken op, en ze vervloekte zichzelf om haar gestuntel. Ze mocht geen achterdocht wekken.

Tot haar opluchting ging de zwarte SUV verder Madison op.

Met trillende vingers koos ze het nummer van Colins werk. ‘Schiet op, ik moet mijn man spreken,’ mompelde ze terwijl de telefoon aan de andere kant maar bleef overgaan.

‘Scovil, Potter & Clay Advocaten,’ klonk het na een eeuwigheid. Tiffany herkende de stem van Misty, de receptioniste met het rode kroeshaar.

‘M-Misty? Met Tiffany Bell. Is Colin op kantoor?’

‘Ik zal even kijken.’ Er volgde een lange stilte voor ze weer aan de lijn kwam. ‘Hij zit in bespreking.’

‘Wil je hem er even uit halen voor me?’

‘Hij is bezig met de baas.’

Colin had een jaar geleden zijn rechtenstudie afgerond en was pas kort in dienst, dus hij moest op zijn tenen lopen om zijn leidinggevenden tevreden te houden, en dan met name Walter Scovil, de hoogste van de vennoten. Toch zou hij dit privégesprek even voorrang moeten geven.

‘Het spijt me, maar dit is een noodgeval.’

‘O! Gaat het wel?’

Om de tranen die achter haar ogen branden tegen te houden knipperde Tiffany een paar keer. ‘Zijn, eh… zijn moeder is gevallen en… en ze heeft iets gebroken.’

Colin zou nog niet bij zijn moeder langsgaan als ze op haar sterfbed lag, zo haatte hij haar, maar dat wist haast niemand. De mensen zouden met hun oren klapperen als ze hoorden waar hij haar allemaal voor uitmaakte.

‘Wat erg,’ zei de receptioniste. ‘Momentje, ik ga hem meteen halen.’

Het stoplicht verderop sprong op rood, en het verkeer voor Tiffany minderde vaart. Ze tuurde naar het kruispunt, vroeg zich af of ze alsnog rechts kon voorsorteren, of het groene licht naar links nog kon meepikken. Alles om te vermijden dat ze tot stilstand moest komen. Maar er stonden al te veel auto’s voor haar. Het enige wat ze kon doen was wachten.

Op haar lip bijtend remde ze af, en ze liet haar adem pas weer ontsnappen toen ze niets uit de kofferbak hoorde. Zou Rover nu dan toch dood zijn?

‘Tiffany, waar bel je voor?’

Bij het horen van Colins stem kon ze haar emoties niet meer in bedwang houden. Terwijl ze de tranen die over haar wangen stroomden wegveegde, zag ze de man in de truck naast haar opzij staren. Ze wendde haar blik af. ‘Het is Rover,’ fluisterde ze in de telefoon.

‘Wat is er met hem?’

‘Hij leeft nog.’

‘Wát?’

‘Hij leeft nog!’

‘Dat kan niet.’

‘Echt waar. Hij ligt tegen de achterklep te slaan en om hulp te roepen.’

‘Ga dan langs de kant staan en los het op!’

‘Hier? Midden in Fair Oaks?’

‘Nee! Nee, natuurlijk niet.’ Hij bleef een paar tellen stil. ‘Waar ben je precies?’

‘Op Hazel. Ik probeer de snelweg te bereiken.’

‘Rij door tot je de stad uit bent.’

Zoveel had ze zelf ook al bedacht. Het was wat daarna kwam waar ze huiverig voor was. ‘Wat bedoel je met “oplossen”?’

Zijn antwoord klonk gedempt. ‘Wat ik zeg. Maak het karwei af.’

Rover vermoorden? Zij? Haar maag verkrampte bij de gedachte. De jongen was Colins speeltje geweest – hem wegwerken was Colins taak. ‘Maar ik heb geen wapen.’

‘Gebruik maar een boomtak, of desnoods een steen. Zo moeilijk is het niet.’

Tiffany kreeg het koud. Wat ooit als een verzetje was begonnen, was gruwelijk uit de hand gelopen. Soms, wanneer ze ’s nachts lag te woelen, kon ze amper bevatten hoe ze de greep op hun leven waren kwijtgeraakt. Zij wilde er het liefst mee ophouden, maar Colin was niet eens bereid het te proberen. Hij was te zeer verslaafd aan de adrenalinekick, aan de seksuele spanning, aan de macht. Hij had haar meegesleurd door telkens dezelfde belofte te herhalen: ‘Nog één keertje, Tiffany. Hierna stop ik ermee.’

Nu was ze er niet meer alleen zijdelings bij betrokken; ze knapte het vuile werk voor hem op. ‘Dat meen je niet, hè? Je weet dat ik ze niet durf te… Dat ik dát niet durf.’

‘Je zult wel moeten.’

Het verkeerslicht sprong op groen. De man in de truck naast haar schonk haar een flirterige grijns terwijl ze allebei gas gaven. Kennelijk was hem niets vreemds opgevallen. Er was ook al een paar minuten geen geluid meer uit de kofferbak gekomen.

‘Je lost het maar op, Tiffany, anders zweer ik dat…’

Hij hoefde zijn zin niet af te maken, want ze wist wat voor straf haar te wachten stond als ze hem niet gehoorzaamde.

‘Oké, begrepen. Ik… Hij beweegt niet meer.’

‘Dus je haalt me voor niks uit een bespreking?’ Hij zuchtte. ‘Wat ben je toch een stumper.’

‘Hoe kun je dat nou zeggen na alles wat ik voor je heb gedaan?’

‘Niet zeuren. Je zou nergens zijn zonder mij. Toen ik je leerde kennen, was je een dikke slons.’ Hij dempte zijn stem nog meer, al vermoedde ze dat hij in zijn eigen kamer stond met de deur dicht, anders had hij nooit zo vrijuit gesproken. ‘Op school keurde geen enkele jongen je een blik waardig, met je vette haar en die hobbezakken waarin je rondliep. En nu beginnen mijn vrienden al te kwijlen als ze je zien. Dankzij míj ben je nu een pin-up. Ik heb je geleerd jezelf te verzorgen.’

Helaas bleek het op peil houden van haar uiterlijk een loodzware opgave. Colin stond erop dat ze elke dag twee uur sportte. Hij zette haar regelmatig op de weegschaal en controleerde elke kruimel die ze in haar mond stak. Geen gram meer dan vijfenvijftig kilo mocht ze wegen, zei hij, en ze moest borsten hebben als meloenen.

Gelukkig hechtte Colin meer aan het ophouden van de schone schijn dan aan het vervullen van zijn pornoster-fantasie. Daardoor waren de plastische ingrepen die hij haar had laten ondergaan nog enigszins binnen de perken gebleven.

Uiteindelijk had hij genoegen genomen met een volle D-cup, een versmalling van haar neus en het opvullen van haar jukbeenderen. Ze hadden zich er diep voor in de schulden moeten steken, maar Colin leek zich niet druk te maken over de kosten. Hij vond het geweldig in de buurt en op zijn werk met haar te pronken.

‘Het kan me niet schelen of andere mannen me mooi vinden,’ zei ze, en dat meende ze ook. Hij was de enige die telde voor haar, de enige van we ze ooit liefde had gekregen. Ze zou niet zonder hem kunnen.

‘Als ik zoveel voor je beteken, doe dan wat ik zeg!’

Nu er al een poos geen geluid meer uit de kofferbak was gekomen, werd Tiffany iets minder nerveus. Ze liet haar raampje zakken om wat frisse lucht binnen te laten en plukte haar met zweet doordrenkte blouse van haar huid. ‘Ja, Colin. Ik zal het regelen.’

‘Zo mag ik het horen.’

Ze bereikte de invoegstrook en meerderde vaart. Eenmaal op de snelweg zou niemand Rover meer kunnen horen. ‘Ik was gewoon van de wijs gebracht.’

‘Dat snap ik best, schat. Maar je bent sterker dan je denkt. Je bent van mij, toch? Al je gedachten, al je handelingen, het wordt allemaal door mij geleid. Je hoeft alleen maar mijn orders op te volgen.’

Hoewel ze zich realiseerde dat Colin wel erg bezitterig was, vond ze dat ze van geluk mocht spreken. Door zijn aandacht voelde ze zich aantrekkelijk, begeerlijk, geborgen. Hij had haar al een paar keer meegetroond naar een tattooshop om zijn naam ergens op haar lichaam te laten zetten. Zowel op haar beide borsten, op haar billen als aan de binnenkant van haar dijen stond inmiddels: EIGENDOM VAN COLIN. Ze had er geen bezwaar tegen. Hij zou niet zoveel moeite nemen, niet zoveel geld aan haar uitgeven, als ze niet belangrijk voor hem was.

Alleen mensen die zich tegen zijn wil verzetten kwamen in de problemen.

Huiverend herinnerde ze zich het incident waardoor het met Rover uiteindelijk mis was gelopen. Hij kende Colin inmiddels, had geweten wat er van hem verlangd werd. Als hij gewoon net als anders had gehoorzaamd, had het misschien even pijn gedaan, maar hij zou eroverheen zijn gekomen. Er zou geen reden zijn geweest om hem te doden.

In plaats daarvan reed ze nu naar een afgelegen plek om zijn lijk te dumpen.

‘Wat zullen we vanavond eten?’ Ze veranderde van onderwerp in de hoop Colin gunstig te stemmen.

‘Verzin maar wat. Ik moet terug naar die bespreking.’

‘Oké.’ Nog steeds stond ze er alleen voor met deze afgrijselijke klus, maar ze had nu tenminste contact gehad met Colin, zijn instructies gekregen. ‘Succes.’

‘Fijn dat ik op je kan rekenen, Tiff. Je zult vanavond wel merken hoeveel ik van je houd,’ zei hij, en hij hing op.

Glimlachend liet ze haar telefoon weer in haar tas vallen. Zonder Rover zouden ze eindelijk weer samen zijn, zoals ze het het liefste had. Ze wist dat het onzin was om jaloers te worden op de slaafjes van haar man – of zijn huisdieren, zoals hij ze noemde – maar het stak haar dat hij zo genoot van bepaalde dingen die hij ze liet doen. Vooral bij de jongens. Die konden hem meer bevrediging schenken dan zij, ondanks haar siliconenborsten en de tatoeages en de gevaarlijke dominantiespelletjes die ze tegenwoordig speelden. Soms kreeg ze de indruk dat haar uiterlijk het enige was wat voor hem telde, dat ze zijn imago moest opvijzelen, een trofee was waarmee hij zijn collega’s de ogen uit kon steken.

Nee, zo mocht ze niet denken. Colin deelde alles met haar, zijn slaafjes inbegrepen. Rover had wekenlang het huishouden voor haar gedaan.

Haar tranen drogend zette ze de radio harder, en ze begon mee te zingen. Zo ingewikkeld kon het toch niet zijn? Ze zou de route nemen naar het chalet dat ze ooit voor Thanksgiving hadden gehuurd, voordat Colins vader Paddy zelf een huisje had gekocht. Daar zou ze het dichte bos in rijden en het lijk ergens achterlaten.

Op de terugweg zou ze langs de supermarkt gaan om boodschappen te halen voor een romantisch etentje met Colin. Na afloop zou ze zich door hem laten vastbinden en afranselen met de zweep; hij mocht zich helemaal uitleven. Met een beetje geluk zou hij daardoor Rover vergeten en haar vergeven dat ze hem op kantoor had gestoord.

Tegen de tijd dat ze een plek had gevonden die veilig leek, was ze weer redelijk gekalmeerd. Ze had Rover niet meer gehoord sinds hij om zijn ouders had geroepen. Hij moest inmiddels wel dood zijn. Ze had zelf gezien hoe Colin hem had toegetakeld.

Ze had het fout.

Zodra ze de achterklep opendeed, leek er een door de duivel bezeten monster uit te springen. Rovers linkeroog was zo opgezwollen dat het dichtzat, zijn lip was gescheurd en hij had akelige snijwonden op zijn bleke, beurse huid. Hij sloeg haar tegen de grond, zette het op een strompelend rennen en verdween jammerend om hulp tussen de bomen.

Met de herrie die hij maakte durfde ze hem niet achterna te gaan. Ze krabbelde overeind, sprong weer achter het stuur en scheurde weg, het knarsen van de veerpoten van de BMW negerend toen ze over een hobbel spoot. De auto was niet belangrijk. Ze moest uit zicht zijn voordat Rover de aandacht wist te trekken.

En dan moest ze verzinnen hoe ze dit aan Colin kon uitleggen.