Hoofdstuk 17

 

 

 

De thuiskomst stemde haar nog treuriger dan het vertrek. Het huis waarin ze nu al tien maanden woonde, leek nog minder vertrouwd dan gisteren, even oneigen als alle andere in de straat, waarvan de meeste rond dit middernachtelijk uur in duisternis waren gehuld. Ooit was ze er zo trots op geweest in deze buurt te wonen, deel uit te maken van deze gemeenschap. Ze had mode- en interieurbladen uitgepluisd, haar uiterlijk aangepast en gedacht dat ze het eindelijk iets voorstelde.

Met een bitter glimlachje om de uiteengespatte illusie pakte ze haar tas, terwijl Jonathan aan de stoeprand parkeerde. Zijn auto had toch nog op het vliegveld gestaan, dus hij had haar een lift aangeboden. Die had ze aangenomen met het excuus dat ze Anton dan niet helemaal heen en weer hoefde te laten rijden, maar ze besefte dat het daar niets mee te maken had gehad. Ze zag er eenvoudigweg tegen op om afscheid te nemen van Jonathan. Of misschien zag ze ertegen op om Anton weer te zien, dacht ze vertwijfeld.

In de woonkamer brandde nog licht, zag ze. Haar verloofde was opgebleven om op haar te wachten. Lief van hem natuurlijk, maar ze had liever dat hij naar bed was gegaan. Misschien zou ze tegen morgenochtend eindelijk hebben doorgrond waarom ze zich meer aangetrokken voelde tot Jonathan dan tot de man met wie ze had beloofd te trouwen.

Was het een kwestie van heldenaanbidding? Bewondering omdat hij zoveel beter in staat leek haar te helpen om Sam te vinden? Of was het onversneden seksuele begeerte?

Waar het ook aan lag, ze was nog nooit zo in iemands ban geweest. Een slechter moment was niet denkbaar.

Hoe bestond het dat het onverwachte verlangen dwars door het waas van schok en wanhoop drong, terwijl verder alles langs haar heen ging? Dat verwarde haar nog het meest.

‘Welterusten,’ zei ze terwijl ze uitstapte.

Jonathan deed geen poging haar aan te raken. Sinds hij bij Franky in de straat even haar hand had vastgepakt, had hij afstand bewaard. ‘Niet opgeven, hè?’ Hij schonk haar een bemoedigende blik.

‘Nee,’ mompelde ze. Als haar dochter nog in leven was, waarom hadden ze dan nergens ook maar een enkel spoor van haar aangetroffen? Geen losgeldbrief gekregen? ‘Bedankt voor alles.’

‘Ik kom morgen weer hierheen. Ik heb vroeg in de ochtend eerst een afspraak in verband met een andere zaak, maar daarna ga ik je buren langs, met Sams leraren praten, ouders van haar klasgenoten, iedereen die maar een idee kan hebben waar ze is.’

Zou ze dood zijn? Zouden ze straks haar lijk vinden, gedumpt in een weiland of een vuilcontainer?

Ondanks het macabere beeld dat voor haar opdoemde, lukte het Zoe vluchtig te glimlachen voor ze het portier sloot. Ze bleef staan kijken terwijl hij wegreed. Pas toen de achterlichten de hoek om waren verdwenen stapte ze het tuinpad op.

‘Wie was dat?’

De stem kwam vanaf de veranda van het huis ernaast. ‘Colin?’ Ze tuurde die kant op en wachtte tot haar pupillen zich hadden aangepast aan het maanlicht.

‘Ja, ik ben het. Niet schrikken. Ik hoorde een auto en dacht dat ze misschien gevonden was.’ Te oordelen naar zijn geslis had hij gedronken.

‘Nee.’

‘Geen nieuwe aanwijzingen?’

‘Ook geen oude. Althans niets wat rechercheur Thomas inmiddels niet heeft uitgesloten.’ Er zaten wieltjes onder haar koffertje, maar ze aarzelde om het neer te zetten. Ze had er geen behoefte aan met Colin te praten, zeker niet als hij aangeschoten was.

Hij klakte met zijn tong. ‘Wat jammer.’

‘Vat het niet verkeerd op, maar ik ga direct naar binnen. Ik ben kapot.’ Ze wilde doorlopen, maar hij hield haar tegen.

‘Hé, niet zo snel. Ik zit al de hele avond te wachten.’

‘Op…’

Colin verklaarde zich niet nader. ‘Wie was die vent net?’

Hij had absoluut een slok te veel op. Tiffany en hij gaven af en toe een feestje, en dan dreunde de muziek tot diep in de nacht door. Maar het gebeurde niet vaak, en het waren zelden grote groepen, dus Anton en zij hadden er nooit een probleem van gemaakt. Misschien hadden ze vanavond ook gasten gehad.

‘Jonathan is privédetective,’ antwoordde ze. ‘Hij helpt ons met zoeken.’

‘Heet hij Jonathan?’

Bij zijn achterdochtige toon aarzelde ze. ‘Ja. Jonathan Stivers. Heb je wel eens van hem gehoord?’

‘Tot nu toe niet, nee, maar… hij ziet er goed uit, dat moet ik hem nageven.’

Wat moest ze daarop zeggen? ‘Je hebt hem alleen even voorbij zien rijden.’

‘Hij was hier een poos terug ook al.’

‘O ja, dat is waar.’ Ze nam haar koffertje in haar andere hand terwijl Colin op haar af kwam. Toen hij eenmaal uit de schaduw stapte, zag ze dat hij geen shirt of schoenen aanhad, alleen een joggingbroek. En zijn haar stond in plukken overeind, alsof hij er langdurig doorheen had zitten woelen.

‘Vertrouw je er niet op dat de recherche het alleen af kan?’

‘Die doen hun best, maar hoe meer hulp, hoe beter.’

‘Groot gelijk, van de politie moet je het niet hebben.’ Hij krabde over zijn blote torso. ‘Maar die Jonathan… heb je daar wat aan?’

‘Ik vind van wel. Hij is inventief, doortastend.’

‘Je zegt net zelf dat hij nog niets heeft gevonden.’

Tot haar afschuw zag Zoe dat hij zijn bovenlijf begon te masseren. Het was raar dat hij zo halfnaakt naar buiten kwam om met haar te praten. Wellicht had hij zich gehaast om haar te onderscheppen voor ze naar binnen verdween, maar moest hij zichzelf nou zo strelen?

‘Het is een ingewikkelde zaak,’ zei ze.

‘Je verdedigt hem.’

Het drong tot haar door dat ze het inderdaad voor Jonathan opnam, wat bewijs des te meer was van haar bevlieging. ‘Ik probeer redelijk te blijven.’

Toen hij zijn hand liet zakken, negeerde ze angstvallig zijn uitstekende tepels.

‘Ik betwijfel of het zo ingewikkeld ligt als iedereen beweert,’ schimpte hij. ‘Het is vast een bekende pedofiel uit onze eigen buurt. Ik zweer het, ze zouden rode kruisen bij die schoften op de deuren moeten schilderen.’

Kon Sam daadwerkelijk nog zo dichtbij zijn? Het was niet onaannemelijk, zeker nu ze Franky als verdachte hadden uitgesloten, en haar vader als mogelijk toevluchtsoord.

Ze staarde de donkere straat in. ‘Er schijnen er hier in de wijk wel een paar te wonen.’ Tegenwoordig woonden er overál wel een paar in de omgeving.

‘Heeft de politie hun alibi wel gecontroleerd? Of Jonathan?’

‘Ze zijn allemaal ondervraagd in elk geval.’

‘Alsof ze eerlijk zouden antwoorden.’

Colin maakte zich natuurlijk gewoon zorgen om Sam, maar ze wilde niet horen dat de mensen die aan haar kant stonden onbekwaam of machteloos waren.

Hoe vriendelijk hij het ook mocht bedoelen, zijn woorden werkten averechts. ‘Nou, welterusten dan maar,’ zei ze.

‘Waar ben je met hem naartoe geweest, Zoe?’ vroeg hij alsof ze niet zojuist het gesprek had beëindigd. Hij sprak haar naam heel zacht uit, zodat het… intiem klonk.

Het lag aan de alcohol. Daardoor deed hij zo vreemd. Eigenlijk wilde ze net doen alsof ze hem niet had gehoord en doorlopen, maar hij had zich laatst zo voor haar ingezet. Hij verdiende het niet bot te worden behandeld, ook al was hij dronken.

Ze schoof het hengsel van haar koffertje uit en zette het toch maar op de grond. ‘Naar Los Angeles.’

‘Wat moest je daar dan?’

Zoe blikte over haar schouder. Waar bleef Anton toch? Als Colin Jonathans auto had horen stoppen, moest hij het ook hebben gehoord. Waarom kwam haar verloofde niet naar de deur om haar bagage aan te nemen en haar te verwelkomen?

Misschien was hij tijdens het wachten in slaap gevallen. ‘Daar woont mijn vader. We hoopten dat Sam contact met hem had gehad.’

‘Logische gedachte.’ Colin stak zijn handen in zijn diepe broekzakken, waardoor de band omlaag schoof.

Zoe zag dat hij geen ondergoed droeg, en voelde dat ze van kleur verschoot.

‘We hebben je wel gemist.’

Haar gemist? Ze was maar een dag weg geweest. ‘Dat is… aardig van je.’ Ze schuifelde verder het tuinpad op.

‘Ik wil je wat vragen.’ Hij stapte over het lage hekje en kwam op haar af.

‘Wat dan?’ vroeg ze ongeduldig.

‘Heb je nog aan me gedacht terwijl je weg was?’

Ineens kwamen haar nekharen overeind. ‘Pardon?’

Hij schonk haar een wellustige grijns. ‘Je hebt me wel verstaan.’

‘Maar ik begrijp het niet.’

Zijn blaffende lach verjoeg de hoop dat het een grapje was. ‘O, dus zó wil je het spelen.’

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

Het verandalicht bij Colin ging aan, en Tiffany stak haar hoofd naar buiten. ‘Lieverd?’

Zoe slaakte een zucht van verlichting. ‘Je vrouw roept je,’ zei ze toen hij niet op- of omkeek.

Hij fronste. ‘Nou en?’

‘Ze wil je spreken.’

‘En ik wil –’

‘Colin?’ onderbrak Tiffany hem.

‘Ja? Wat moet je?’ schreeuwde hij overdreven hard.

‘Je hebt een beetje te veel op vanavond. Misschien kun je beter naar binnen komen.’

Hij rolde met zijn ogen. ‘Ze kan maar geen genoeg van me krijgen, als je snapt wat ik bedoel.’

Zoe was bang dat hij het haar uit wilde leggen. ‘Ze heeft gelijk,’ zei ze vlug. ‘Je kunt beter naar bed gaan.’

‘Vooruit dan maar.’ Hij haalde zijn schouders op en wandelde terug naar zijn eigen tuin. ‘Ja, ja, ik kom al!’ brulde hij, en hij riep nog ‘tot morgen’ tegen Zoe.

‘Ik hoop maar van niet,’ mompelde ze terwijl hun deur dichtsloeg.

Eindelijk van hem verlost liep Zoe het huis in, haar koffertje achter zich aan trekkend.

Anders dan ze had vermoed bleek Anton niet te zijn ingedommeld. Hij zat met een glas voor zijn neus aan de keukentafel.

‘Hé, als je nog wakker bent, waarom ben je dan niet naar buiten gekomen?’ vroeg ze. ‘Heb je Colin niet gehoord? Hij deed zo idioot, probeerde me praktisch te versieren. Volgens mij is hij dronken.’

Haar verloofde nam een grote slok maar bleef naar de wandklok zitten staren.

‘Anton?’ Ze liet haar bagage zakken.

Hij richtte zijn roodomrande ogen op haar. ‘Is het waar?’ vroeg hij.

Op de een of andere manier wist ze dat hij het niet over de buurman had. Haar gedachten schoten onmiddellijk naar de paar seconden dat Jonathan haar voor de spiegel had vastgehouden – en de uren dat ze in zijn armen had liggen slapen. Maar ze waren helemaal aangekleed geweest, hadden niet eens met hun gezicht naar elkaar toe gelegen. Het verlangen was er wel geweest, wat op zich al voldoende bedrog vormde, maar ze kon niet geloven dat dat zich vertaalde in een werkelijke bedreiging. Door de situatie trok ze vanzelf naar mensen die haar verdriet begrepen, dat was alles. Dit waren geen normale omstandigheden.

Trouwens, hoe kon Anton er vanaf weten?

‘Is wat waar?’

‘Van Sams vader.’

De verkrachting. Haar maag verkrampte, en ze zakte neer op de dichtstbijzijnde stoel. ‘Wie heeft je dat verteld?’

‘Dacht je soms dat de politie niet ook jouw eigen achtergrond na zou trekken?’ Hij duwde zich wankelend overeind en smeet tot haar schrik zijn glas tegen de muur. Het gerinkel van de scherven deed haar ineenkrimpen. ‘Ze onderzoeken of iemand een reden kan hebben om Sam mee te nemen. Allemachtig!’

‘Anton –’

‘Heb je enig idee hoe gênant het voor me was om hier te zitten en Thomas te vertellen dat Sams vader was omgekomen bij een auto-ongeluk? We zijn verdomme verloofd! Zoiets hoor ik te weten!’

Zoes hart sloeg een paar slagen over. ‘Anton, toe nou. Het zal best pijnlijk zijn geweest, maar probeer het te begrijpen. Ik heb je steun nodig tot… tot dit achter de rug is. Wees gewoon… geduldig en geef me de kans om het uit te leggen.’

Met drie grote passen stond hij voor haar. ‘Wat uitleggen? Waarom je me vanaf de allereerste dag hebt voorgelogen? Hoe kan ik je nou steunen, Zoe? Hoe kan ik van je houden als ik je niet eens ken! Ik neem vrij van mijn werk, overleg aldoor met de recherche, loof verdomme zelfs een belóning uit – en jij weet waarschijnlijk al van meet af aan wie haar heeft meegenomen.’

‘Dat is niet waar.’ Ze ging staan omdat ze het niet kon verdragen dat hij van bovenaf tegen haar tekeerging. ‘Voor zover ik wist zat haar vader in de cel.’

‘Nou, hij is er weer uit.’

‘Ja…’

‘Heeft Jonathan die informatie opgediept? Die stoere detective die zo begaan is met je?’

Zoe kon zich niet herinneren Anton ooit zó razend te hebben gezien. Wanneer hij zich kwaad maakte, neigde hij er eerder naar dicht te klappen. Maar deze uitbarsting was het gevolg van een opeenstapeling van ergernissen. Hun relatie had allang voordat Sam was verdwenen schade geleden, vooral door hun financiële meningsverschillen. ‘Anton, rustig nou.’

‘Rustig?’ schreeuwde hij.

‘Ik heb Franky vandaag gesproken. Hij heeft haar niet!’

‘Dus je bent niet eens eerlijk geweest over waar je heen ging,’ constateerde hij met een bitter lachje.

‘Ik had geen idee dat we hem zouden ontmoeten.’

‘Je liegt!’

‘Nee, echt waar. Jonathan zei het pas toen we er waren.’

‘Maar je hebt hem wel verteld dat je verkracht bent, hè? Hem heb je dat wél toevertrouwd.’

‘Nee, hij wist het via Skye. Die heeft jaren geleden in dezelfde lotgenotengroep gezeten als ik.’ Als Zoe erover na had gedacht, zou ze zich hebben gerealiseerd dat de politie die informatie ook kon achterhalen, maar ze was te verstrooid geweest om daarbij stil te staan. Ze had in elk geval niet verwacht dat iemand Anton op de hoogte zou stellen.

‘Volgens mij heb je het hem zelf verteld. Volgens mij waren jullie daarover aan het smoezen, toen jullie hier in de achtertuin zo gezellig stonden te knuffelen.’

Er rolde een zweetdruppeltje tussen Zoes borsten. ‘Het was geen knuffelen, Anton, dat weet je donders goed. Ik was in alle staten, en hij praatte me moed in en –’

‘Het was volledig ongepast!’

Zoe schudde haar hoofd. Hoe kon ze het duidelijk maken wat er op dat moment door haar heen was gegaan? De tedere aanraking in het hotel gisteren, die was ongepast geweest, maar niet die omhelzing. Jonathan had niets terugverwacht voor de troost die hij haar bood, en zij had niets anders aangenomen dan die troost. ‘Je interpreteert het helemaal verkeerd.’

‘Hoe kun je dat zeggen, terwijl ik de enige was die in het duister tastte?’

De grijze plukken bij zijn slapen deden ineens niet meer zo gedistingeerd aan, maar alleen nog maar… oud. Wanneer was hij zo veranderd? Ze was zich altijd bewust geweest van het leeftijdsverschil, maar het had haar nooit dwarsgezeten. En waarom waren de eigenschappen die ze zo had gewaardeerd in hem – het feit dat hij zo degelijk was, geslaagd, stabiel – plotseling niet meer zo aantrekkelijk?

Lag het aan heet feit dat ze zich aangetrokken voelde tot een jongere man? Of had Sams verdwijning ervoor gezorgd dat ze wakker was geschud – een zo’n schokkende gebeurtenis dat ze haar hele leven opnieuw onder de loep nam?

‘Ik heb het niet verteld omdat…’

‘Waarom niet?’ snauwde hij toen ze haperde.

Verwoed zocht ze naar een verklaring voor iets wat je alleen intuïtie zou kunnen noemen. ‘Omdat ik het aan níémand wilde vertellen. Het was een afschuwelijke ervaring. Ik wil het veel liever vergeten, doen alsof het nooit is gebeurd. Begrijp je dat dan niet? Denk je eens is hoe het voor Sam zou zijn als die er ooit achter kwam.’

Haar droevig opnemend schudde hij zijn hoofd. ‘Het draait alleen om jou en Sam, hè? Met mij wordt totaal geen rekening gehouden.’

‘Ik… We… Alsjeblieft, Anton, ik heb het niet verteld omdat we nog niet getrouwd waren. En… en je weet dat ik een hoop vervelende relaties heb gehad. Ik wilde gewoon… het was iets uit het verleden. Ik zag niet in waarom jij of wie dan ook er vanaf moest weten.’

‘Je hebt het voor me achtergehouden, Zoe. Je hebt me alleen verteld wat ik mocht horen. Niks openheid, niks eerlijkheid.’

‘Je kunt het me toch niet verwijten dat ik Sam wil beschermen?’

‘Het gaat om veel meer dan alleen om Sam. Je hebt mij niet serieus genomen.’

‘Serieus genoeg om ja te zeggen op je aanzoek.’

‘Met je mond, ja, en misschien met je verstand, maar niet met je hart. Je hebt er nooit voor honderd procent achter gestaan.’

Was dat zo? Zoe kneep haar ogen dicht. Haar hele wereld was aan het instorten, alles glipte haar door de vingers. ‘Het is iets uit het verleden,’ zei ze voor de zoveelste keer, maar er lag geen overtuiging in haar stem. En diep vanbinnen wist ze dat hij gelijk had. Ze was verliefd geweest op het idee getrouwd te zijn met iemand als Anton, om zich eindelijk te ontworstelen aan de armoede die ze altijd had gekend, om aanzien te verkrijgen. Ze was nooit werkelijk verliefd geweest hem zelf.

Een beroerder moment om dat te beseffen had ze niet uit kunnen kiezen.

‘En toen bleek dat Sam was verdwenen? Leek het je toen ook niet belangrijk Franky even te noemen?’ vroeg hij spottend.

Zoe plukte aan de geborduurde placemats op tafel. Wat onnozel eigenlijk, dacht ze vaag, om die te laten liggen terwijl ze nooit werden gebruikt.

‘Zoe?’

Ze ontmoette zijn blik. ‘We hebben het aan hem gevraagd, dat zeg ik net. Hij heeft haar niet.’

‘Het is een verkrachter! Denk je dat hij zoiets op zou biechten?’

Kon ze maar terug in de tijd – een week, twee weken, een jaar. Had ze Anton maar nooit leren kennen. Had ze maar nee gezegd toen hij haar mee uit had gevraagd. Ze had beter in haar eentje door kunnen blijven gaan. Dan had ze Sam misschien nog gehad. En ze verlangde eindeloos meer naar haar dochter dan ze ooit naar Anton had verlangd, of zelfs naar de droom van een comfortabel en productief leven. ‘Hij wist niet eens dat Sam bestond, hij schrok zich een ongeluk. En zijn grootmoeder stond erbij, die bevestigde het.’

‘Zijn grootmoeder.’

‘Ja.’

‘Wat, zou die niet kunnen liegen om haar kleinzoon te beschermen? Zij en die Franky zijn vast net zo achterbaks als jij. Per slot komen zij ook uit de goot.’

Er voer een ijskoude rilling door Zoe heen. Ze mocht dan niet al haar geheimen hebben verklapt, hij was op de hoogte van haar achtergrond. Ze had zich nooit beter voorgedaan dan ze was. ‘Hoe kun je zó gemeen zijn, met alles wat er nu speelt?’

Hij sloeg op zijn voorhoofd. ‘Sorry. Ik ben van streek, maar jij hebt het al zwaar genoeg, dus het is me niet eens gegund mijn gevoelens te uiten.’

Verbijsterd gaapte ze hem aan. ‘Mijn dochter wordt vermist, en jij gaat lopen mokken omdat je niet mag razen en tieren over jóúw frustraties?’

‘Ik had nooit verliefd moeten worden op je, Zoe. Je bent te jong voor me, te mooi. Het is niet realistisch om te denken dat een vrouw zoals jij genoeg heeft aan een kerel van mijn leeftijd. Bovendien verschillen we te veel. Had ik maar naar mijn ouders geluisterd, die hebben me nog zo gewaarschuwd.’

Zoe bevroor. Ze kreeg nauwelijks lucht. ‘Dus nu zie je me als een vergíssing?’

‘Doorgaan met jou zou in elk geval een vergissing zijn. Of ik eraan wil of niet, dit is nooit geweest wat ik erin zocht.’

Haar ingepakte koffer stond nog voor het grijpen, schoot het door Zoe heen. Vliegensvlug woog ze de mogelijkheden af. Haar make-up en haar kleren, dat was eigenlijk alles wat ze bezat. Ze hadden haar auto een paar maanden geleden verkocht en het kleine bedrag dat ze ervoor hadden gekregen gebruikt als aanbetaling op haar Lexus IS. Als echtgenote van een gerenommeerde makelaar had ze een imposante wagen nodig, hadden ze gevonden.

Inmiddels had ze niet eens meer een baan. Ze zou nooit in staat zijn de maandtermijnen zelf op te hoesten.

‘Zet je me er nu uit?’ vroeg ze.

‘Nee, natuurlijk niet. Je mag best nog een week blijven, of twee, totdat… tot die situatie met Sam is opgelost, op wat voor manier dan ook.’

‘Op wat voor manier dan ook,’ herhaalde ze. ‘Goh, wat aardig van je.’

‘Ik heb hier ook niet om gevraagd, Zoe.’

Toch vermoedde ze ergens dat het een opluchting voor hem was er een punt achter te kunnen zetten. Hij was net zozeer verblind geweest door een ideaalbeeld als zij: enthousiast over het idee een veel jongere, aantrekkelijke vrouw te trouwen. Hij was alleen niet flexibel genoeg om zijn bezittingen te delen, laat staan zijn léven. En haar als partner hebben betekende nu dat hij haar door de ergst denkbare nachtmerrie moest slepen. Hij had al een voorproefje gekregen en hoefde niet zo nodig meer. Liever had hij zijn oude, kabbelende bestaantje terug, zonder zorgen of ze al dan niet voldoende inbracht om haar aandeel in het huishouden te betalen.

‘Gaat het om die tienduizend dollar, Anton? Is dat het werkelijke probleem?’ vroeg ze. ‘Want als het eropaan komt, kun je er geen afstand van doen, hè?’ Ergens was het onredelijk hem zoiets voor de voeten te werpen. Hij was veel krampachtiger met geld dan zij, maar het leek haar sterk dat dat hen uiteen had gedreven. Ze was alleen zo op haar ziel getrapt, zo boos.

Hij sloeg even hard terug. ‘Heb je daarom voor mij gekozen, Zoe? Omdat ik rijk ben, alles voor je kan kopen wat je hartje begeert?’

‘Denk je soms dat ik je al die tijd heb gebruikt?’

Toen er geen antwoord kwam, wist ze het zeker. Het stak hem weliswaar dat ze hem niet in vertrouwen had genomen, maar dat had hij haar kunnen vergeven als ze werkelijk van hem had gehouden. Het was het besef dat ze niet verliefd op hem was dat hij niet kon verkroppen. Hij wilde niet met zich laten sollen, dat stond zijn trots niet toe. En hij weigerde te investeren in een relatie die geen stand zou houden. Want zo zag hij haar nu: als een ongelukkige investering, een financiële strop.

Met als consequentie dat ze nu niet alleen haar dochter en haar verloofde kwijt was, maar ook geen dak meer boven haar hoofd zou hebben. En geen beloning uit zou kunnen loven voor Samantha’s terugkomst.

Ze griste de fles gin van tafel en klokte het laatste bodempje achterover, trok een grimas bij het bijten in haar keel.

‘Wat ga je doen?’ Hij kwam haar achterna terwijl ze de slaapkamer in beende.

‘Ik ga weg.’

‘Het is midden in de nacht,’ zei hij, maar er klonk eerder opluchting dan protest door in zijn stem. Als het over was tussen hen, had hij liever dat ze meteen vertrok.

‘Ik weet het.’

‘Waar ga je dan heen?’

‘Geen idee.’

‘Zoe?’ hoorde ze hem achter haar zeggen terwijl ze haar spulletjes verzamelde. ‘Je komt wel weer op je pootjes terecht. Op den duur. Jij bent niet zomaar klein te krijgen.’

Omdat ze niet in hysterisch lachen wilde uitbarsten weigerde ze om te kijken. ‘Bedankt voor het compliment, Anton.’

Hij negeerde haar sarcasme. ‘Ik hoop echt dat je Sam terugkrijgt,’ zei hij doodernstig. ‘Als… als je wilt, kun je het geld voor de beloning wel van me lenen. Dan betaal je me later maar terug.’

Zo probeerde hij zijn geweten te sussen nu hij haar in de steek liet. ‘Hoeft niet. Ik verzin wel wat anders.’

Erop gebrand zo snel mogelijk aan hem te ontsnappen, aan dit kille huis, aan zijn holle clichés, begon ze zich te haasten. Het was alsof het nu pas tot haar doordrong hoezeer hij haar verstikte, de kleur uit haar leven zoog.

‘Ik neem wel de Lexus mee.’

‘Natuurlijk. Als je wilt, neem ik de maandtermijn deze keer wel over. Zodat je wat ademruimte hebt tot je ander werk vindt.’

Uiteindelijk draaide ze zich toch naar hem toe. ‘Dat is zoiets als tegen iemand met een afgehakt been zeggen dat je wel een pleister voor hem hebt,’ zei ze, en het lukte haar niet meer haar lachen in te houden.