Ze had zoiets ook tegen Umak gezegd. Hij had aandachtig geluisterd en haar angsten begrepen, want hij koesterde zelf ook een dergelijke vrees. Hier, alleen met Torka en Lonit, was hij weer een jager, was hij weer nodig en was hij weer sterk. In een groep zou hij gewoon een oude man zijn die aan het einde van zijn leven stond en wachtte tot zijn tijd kwam om mee te gaan met de wind. Ze hadden de avond daarvoor naast elkaar bij het vuur gezeten, terwijl Torka en de jongen sliepen. Het geluid van smeltwater dat vanaf de ijskap naar beneden klaterde, had in het donker weergalmd. Af en toe klonk er ergens diep in de berg een dof gekreun en gerommel waar ze inmiddels aan gewend waren.
Het was net of Umak opeens een niet uitgesproken tweestrijd had beslist waarin hij had verkeerd.
'Het Volk was niet het enige volk,' zei hij. 'Er zijn er nog meer. We zijn niet alleen. Umak zegt dat de volkeren van de toendra misschien lijken op de grote kudden kariboes. Ooit was er één stier en één koe, en toen een kudde met veel kalveren. Kalveren groeien. Ze veranderen in een heleboel stieren en een heleboel koeien. De stieren vechten en stoten hun hoorns tegen elkaar. Er vloeit bloed. De jongste stieren scheiden zich af van de kudde. Er gaan koeien mee en ze vormen een nieuwe kudde. Zo gaat het, vele keren. Al gauw zijn er een heleboel kudden tot niet één koe of stier zich nog het begin kan herinneren.'
Deze vrouw is gelukkig hier op de berg. Ze is tevreden met Umak en Torka als de enige leden van haar "kudde".' Umak ook. Maar geen man of vrouw kan de wind tegenhouden. Die blaast ons toe wat hij wil. En we moeten sterk zijn, wat er ook komt.
Nu kwamen er vliegen op de rug van haar hand zitten die zoemend tussen haar vingers rondkropen terwijl ze zich te goed deden aan de olie afkomstig uit de mergpijp. Ze sloeg ze vol afkeer weg en kwam overeind, terwijl ze haar handen afveegde aan het leren schort dat ze had gemaakt van restjes van de kleren die ze voor haar mannen aan het naaien was.
Ze kon hen nu zien: twee eenzame gestalten die met grote stappen op haar afkwamen met Aar naast hen die met zijn staart door de