20
Selina
‘Je proeft niet dat dit geen echte is.’
Petra houdt haar glas waarderend omhoog. Haar lange zwarte haar zit onder in haar nek in een glanzende rol, vastgezet met een soort potlood, en haar gebruinde huid ziet er in het grauwe winterlicht nog exotischer uit dan anders. O jee, ik bedenk net dat ik niet meer op haar voicemailbericht heb gereageerd. Wilde ze niet ergens over praten? Niets voor mij om dat te vergeten. Maar mijn hoofd tolt. Ze zal het wel begrijpen...
‘Deze cava is heel lekker,’ voegt Petra er voor de goede orde aan toe.
Ligt het aan mij of klinkt haar stem geforceerd opgewekt? Alsof ze extra haar best doet.
‘Ca-va,’ herhaalt mijn moeder langzaam, en ze tuurt naar haar eigen glas alsof er iets in zit wat getest moet worden. ‘Komt dat uit het buitenland?’
Ze zit in haar gebruikelijke stoel, een van de twee identieke exemplaren bij de openslaande deuren achter in de keuken annex eetkamer. Waarom draagt ze al een papieren hoedje? Het roze kroontje prijkt op haar onberispelijk gekapte haar, zodat ze eruitziet als een namaakkoningin. Mijn hart krimpt als ik naar haar kijk en aan de kerstvieringen denk uit mijn jeugd, waarin ze zonder moeite en met grote vaardigheid alles voor de feestelijkheden regelde, gehuld in een wolk elegantie en Chanel No 5.
‘Stel je niet zo aan.’ Felix werpt Petra een chagrijnige blik toe. ‘Het is gewoon goedkope schuimwijn, dat ziet iedereen. De kwaliteit in dit huis gaat achteruit, madre.’
Dat kan ik er vandaag net nog bij hebben – Felix, die weer eens de advocaat van de duivel speelt.
‘Tja, wat moet, dat moet,’ zeg ik.
‘Wat moet er dan?’
‘Nou... hè toe, Felix, dram niet zo door.’
Alsof kerst niet al moeilijk genoeg is zonder dat hij iedereen op stang jaagt.
‘Je overloop lekt,’ merkt Ian op. Hij heeft bezit genomen van de tweede fauteuil, naast mijn moeder. ‘Daar moet je even naar laten kijken voordat het erger wordt.’
Inademen... zo ja... Pranayama genoeg... en weer uit. Ik sta voor het kookeiland dat de keuken van de eetkamer scheidt. Ik hak koolrabi in stukjes. Ik heb geen idee waarom ik hier koolrabi sta te hakken voor een groep mensen die waarschijnlijk niet eens van koolrabi houdt. Ik wil al die mensen niet in mijn huis. Als ik rondkijk wil ik niet Ryan met een biertje en een krijtwit gezicht zien. Ik wil niet zien hoe anders mijn kinderen eruitzien dan vorig jaar, met als grootste verschillen de holtes en kringen en wallen onder hun ogen. Ik wil niet de verpletterende last van Simons afwezigheid voelen, of de blik in de ogen van een vrouw die ik amper ken en van wie ik weet dat zij hetzelfde voelt. Ik wil niet dat mooie meisje zien dat door mijn man is verwekt bij een ander, of denken aan zijn baby die in de buik van die andere vrouw groeit terwijl mijn eigen baarmoeder krimpt als een verdorde vrucht. Ik wil de tijd een jaar terugdraaien, maar waarom zou ik dat willen als alles een leugen was? De vrouw die vorig jaar de boom optuigde (paars thema, als ik het me goed herinner) en de kalkoen ophaalde bij de slager in de hoofdstraat (elf kilo!) en gehaktbroodjes bakte voor de jaarlijkse kerstborrel met de buren, die vrouw ben ik niet meer, als ik die ooit al ben geweest.
Ik moet van mijn vroegere leven geen sprookje maken, ik moet het verleden niet herschrijven. Ik moet me zowel de slechte als de goede dingen herinneren, de dingen waardoor ik het wel kon uitschreeuwen van frustratie.
Ik herinner me die ene kerst, hoeveel jaar geleden? Vier? Vijf? Toen maakte ik Simons fraai ingepakte cadeautje open – een jurk die ik had uitgezocht in die boetiek aan King’s Road, en die ik voor hem had laten weghangen – en de doffe teleurstelling.
‘Die wilde je toch, schat?’ vroeg Simon toen hij mijn gezicht zag. ‘De winkeljuffrouw zei dat die het was.’
Ik keek neer op de wolk zijde waarvan ik wist dat hij bijna vierhonderd pond had gekost, en voelde een enorme walging in me opkomen. Was dat tegenwoordig kerst? De veel te dure cadeaus die ik zelf had uitgezocht? Ik herinner me dat ik toen naar Simon keek, echt op een manier zoals je niet doet als je ruim twintig jaar getrouwd bent. Wie ben je? dacht ik. Wie is die man die al jaren bij me woont maar me nog steeds cadeaus geeft als een vreemde?
‘De volgende keer zou ik graag iets hebben waar je iets meer aandacht aan had besteed,’ zei ik. Altijd even correct, meneer en mevrouw Busfield.
‘Aandacht?’ Hij keek me aan alsof hij een vertaling verwachtte.
‘Luister, dit is prachtig. Natuurlijk – ik heb het zelf uitgekozen, dus dan mag dat ook wel! Alleen zou het weleens leuk zijn om te weten dat je zelf wat aandacht aan me had besteed, al was het maar een halfuurtje, om te bedenken wat ik graag zou willen hebben. Een halfuurtje, meer niet.’
‘Maar schat, ik denk altijd aan je, dat weet je toch? En je weet hoe je bent als het om cadeaus gaat. Je hebt van die vastomlijnde ideeën over wat je wel en niet mooi vindt.’
Natuurlijk had hij daar gelijk in. De zolder staat nog steeds vol met huwelijkscadeaus die ik nooit uit de verpakking heb gehaald – monsterlijke vazen in opzichtige kleuren, elektronische apparaatjes van wit plastic, een grand foulard met een veel te druk patroon. Ik had natuurlijk wel een wensenlijst, maar sommige mensen wilden daar per se van afwijken. ‘We vinden het veel persoonlijker om zelf iets uit te kiezen.’ En dan duwden ze me een houten beeld in mijn handen van een Afrikaanse vrouw met hangborsten, of een afgrijselijk stuk aardewerk. ‘Prachtig,’ zei ik, en ik nam me meteen plechtig voor het nooit in huis neer te zetten.
Dus het was niet helemaal onterecht, die beschuldiging van Simon. Maar toch zat het me niet lekker.
‘Ik neem aan dat mijn man altijd mooie kerstcadeautjes voor jullie kocht,’ zeg ik tegen Lottie. Ik ben blij dat ik op luchtige toon tegen haar kan praten. Het klinkt alsof ik naar het weer informeer.
Lottie kijkt me behoedzaam aan. ‘Natuurlijk. Maar wees maar niet bang, hij gaf er nooit veel geld aan uit, als je je daar zorgen over maakt.’
Tot dusver hebben we het allebei verbazingwekkend beschaafd weten te houden, maar die beleefdheid voelt als een paar geleende schoenen die we het liefst uit willen schoppen.
Ik zou het hierbij moeten laten. Josh geeft me zo’n blik van ‘mam, hou hier alsjeblieft mee op’. Maar mijn vingers zitten strak om het mes geklemd waarmee ik de koolrabi hak. Hak, hak, hak.
‘Wat voor dingen? Wat heeft hij bijvoorbeeld vorig jaar voor je gekocht?’
Ze gaat nu kaarsrecht zitten en taxeert de situatie. Ze draagt haar haar in twee losse vlechten. Vlechten! Op haar leeftijd! En ze heeft een jurk aan die veel weg heeft van de zak waarin de groenteman de biologische aardappelen levert. Een maillot met een patroon en zwarte zware laarzen completeren het geheel. Ze is knap! Dat besef ik voor het eerst. Maar ze heeft paarsblauwe kringen onder haar ogen.
‘Als je het per se wilt weten – al vind ik eerlijk gezegd dat het je niets aangaat – heeft hij vorig jaar een schilderij voor me gekocht.’
Mijn gedachten blijven steken. Een schilderij? Dat lijkt me onbestaanbaar – iets wat hij zelf heeft uitgekozen, iets wat niet ingepakt en wel bezorgd is door een webwinkel?
‘Hij had het gekocht van een schilder met wie we bevriend waren in Dubai. Het is een vrouw op de rug gezien, in feite maar één gewelfde lijn. Hij zei dat het hem aan mij deed denken.’
Het deed hem aan mij denken. Dat hoefde ze niet te zeggen. Dat had ze ook weg kunnen laten. Een schilder met wie we bevriend waren was genoeg geweest. Wat ze verder zei, was gewoon wreed.
Ik moet het niet opgeven. Ik moet door blijven gaan. Rustig door blijven gaan, zoals op die theedoek staat die Flora een paar jaar geleden voor me heeft gekocht. Dat moet ik doen. Hak, hak, hak.
Een dun laagje wrevel spreidt zich als meeldauw over ons uit en stemt ons nukkig en humeurig. Buiten weigert de voorspelde witte kerst van de grond te komen. Er liggen nog wat grijze sneeuwresten op het gras van de hoeveelheid die maandag is gevallen, en het is al wekenlang ijskoud, maar de hemel is effen en leeg.
Er ontstaat enige commotie rond de tafel. Lottie heeft een paar plekjes ontdekt op Petra’s arm en iedereen is blij dat ze zich ergens over kunnen buigen.
‘Ik heb me gebrand,’ legt Petra uit, ‘toen ik een pizza uit de oven haalde.’
Hettie is een en al medeleven. ‘Dat kan zomaar gebeuren,’ zegt ze. ‘Vorige maand had ik het ook, weet je nog, Ian, met die appeltaart?’
Ian beaamt dat ze zich toen inderdaad aan de appeltaart heeft gebrand.
‘Extreme Baking,’ zegt Josh. ‘Dat schijnt het helemaal te zijn.’
Hij probeert jolig te doen, de sfeer wat luchtiger te maken, maar niemand lijkt in de stemming om te lachen.
Wie zijn dit, die mensen die in mijn keuken dit soort onzin zitten uit te kramen?
‘Ik vind dat we moeten toosten,’ zegt Petra vrolijk. ‘Op afwezige vrienden.’
Iedereen kijkt haar verbaasd aan. Het is pas vijf voor halfdrie. Kan ze nu al aangeschoten zijn?
‘Doe niet zo stom, Petra.’ Felix zegt het zacht en ingehouden, een teken dat hij kwaad wordt. O god, ga nu geen ruziemaken. Niet vandaag.
‘Nou, ik vind het een goed idee.’ Hettie treedt op als vredestichter. ‘Op afwezige vrienden!’
Maar Petra is al langs haar de deur uit gesneld.
Tja!
Ik kijk even naar Felix. Hij zit met zijn hoofd over de tafel gebogen zodat zijn gezicht schuilgaat achter zijn asblonde haar.
‘Alles goed, schat?’ De juiste toon, luchtig en vrolijk. Dat is je ware! Wat een uitdrukking. Ik lijk wel een hoogbejaarde!
‘Ja,’ snauwt Felix. ‘Ik bedoel, nee... Verdomme, ik weet dat ik waarschijnlijk beter niets kan zeggen, maar Petra is op het ogenblik echt van het padje af.’
‘Van het padje af?’
‘Je weet wel – kalmeringsmiddelen, driftbuien, al die maffe dingen. Die wondjes op haar arm zijn geen brandplekken, dat heeft ze zelf gedaan.’
Iedereen houdt hoorbaar zijn adem in. Wat? De perfecte Petra? Nee, dat kan niet. Ik voel me wederom schuldig omdat ik haar niet teruggebeld heb. Dan word ik kwaad op haar omdat ik me schuldig voel. Dan kwaad op mezelf omdat ik kwaad op haar ben. Misschien gaan ze wel uit elkaar. Nu voel ik me weer schuldig over die gedachte en de opluchting die ik daardoor voelde. Het is waar dat Petra en ik nooit verder zijn gekomen dan een oppervlakkig contact. Maar dit? Brandplekken op je eigen arm?
Terwijl de anderen verbijsterde uitroepen slaken, voel ik de ellende op mijn schouders drukken.
Wat voor hoop is er nog voor ons allemaal als Felix’ mooie, verstandige, zachtmoedige vriendin met haar satijnen ballerina’s en haar modellenbureaubaan en haar gouden toekomst het leven zo onverdraaglijk vindt dat ze zoiets doet? Dragen we dan allemaal een masker waarachter we instorten als de kelders van een victoriaans huis?
Ah, Petra is terug. Doen alsof we druk bezig zijn. Lottie begint een gesprek met Hettie over Downton Abbey, Josh zoekt in de rommella naar een oplader voor zijn telefoon, Felix komt naast me staan om te helpen hakken, terwijl Flora en Ian antwoorden op vragen van een oudejaarsquiz die Ryan voorleest uit de krant van gisteren.
Sadie zit in haar eentje aan de andere kant van het kookeiland met haar lange benen om de chromen poten van een hoge kruk geslagen stilletjes ellende uit te stralen.
Piep! Mijn telefoon. Te veel uitgegeven met kerst? We kunnen direct 500 pond naar u overmaken.
‘Weer zo’n kredietbank,’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder.
‘Waarom krijg jij met kerst een sms van een kredietbank?’ wil Felix weten.
‘O, niet alleen van kredietbanken,’ vertel ik hem. ‘Hypotheekadviseurs, reisbureaus, soa-klinieken. Ze kunnen geen genoeg van me krijgen.’
Ryan is ergens mee bezig. Hij heeft al vier van de zes blikjes Red Stripe op die hij heeft meegebracht. In een Tesco-tas! Hoe feestelijk! Hij heeft dat stadium van dronkenschap bereikt waarin hij zichzelf nogal leuk vindt en denkt dat anderen dat stiekem ook vinden. Het resultaat is dat hij nadoet hoe Flora door de plaatselijke hoofdstraat loopt.
‘Ze loopt zo langzaam dat ze praktisch achteruitloopt,’ zegt hij, terwijl hij zijn dunne, slungelachtige benen overdreven traag optrekt. ‘En haar ogen spieden als volgt rond.’ Hij laat als een krab zijn ogen van links naar rechts gaan en weer terug.
Ik kijk naar mijn dochter. Ze heeft een ‘fidele’ uitdrukking op haar gezicht geplakt, maar ze staat stijf van schaamte.
‘Dat heb ik maar één keer gedaan,’ zegt ze. ‘Dat had ik je nooit moeten vertellen...’
Flora heeft blijkbaar de vergissing begaan hem toe te vertrouwen dat ze soms, als ze door een drukke straat loopt, de mensen die haar passeren opneemt zodat ze, mocht er een misdaad gepleegd worden waarvoor getuigen gezocht worden, in staat is een goed signalement te geven.
‘Misschien iets te vaak naar Crimewatch gekeken?’ zegt Hettie meelevend.
Flora knikt, ze kan van ellende niets uitbrengen. Dit moet je niet pikken, wil ik tegen haar zeggen. Dit mag hij je niet aandoen. Iemand die van je houdt mag jou niet belachelijk maken.
‘Lul,’ zegt Felix zachtjes.
Sadie kijkt op, vangt zijn blik en slaat haar blik neer. Haar hals is vuurrood.
Ik zie dat Josh het gesprek ook heeft gevolgd. Zijn bruine ogen gaan heen en weer naar Sadie en Felix. Ik herinner me wat Felix heeft gezegd, dat hij Sister Sadie wilde leren kennen, en ik vraag me af of Josh er net zo over denkt. Hij heeft vaak genoeg ervaren hoe het is om weggezet te worden door zijn oudere broer...
Nu komt Flora overeind en rommelt wat in een grote boodschappentas. Cadeaus. O hemel.
Het eerste cadeau is voor Ryan.
‘Hopelijk heb je het niet te bont gemaakt, popje,’ zegt hij, terwijl hij het pakje behoedzaam aanpakt, alsof het elk moment kan ontploffen. ‘Je weet dat we moeten sparen voor een nieuwe badkamer.’
Wat een idioot!
Tussen lagen vloeipapier ligt een kostuum. Donkergrijs, gevoerd met paarse zijde. Ik kijk naar het merk. Jemig!
‘Het is heel mooi hoor, pop,’ zegt Ryan, terwijl hij begerig met zijn hand over de stof aait. ‘Maar kunnen we dit wel...’
Maak je zin niet af, denk ik vurig. Zeg alleen dat je het prachtig vindt.
Nu vist hij een nogal saai pakje uit de Tesco-tas waarin zijn twee overgebleven biertjes zitten.
‘Het is niet iets duurs, hoor.’ Hij voelt zich duidelijk opgelaten. ‘We zouden toch niet... met die badkamer en zo...’
‘Het kan me niet schelen of het duur is, suffie!’ O, Flora! Met veel vertoon knijpt ze in het slordig ingepakte cadeau en schudt het naast haar oor heen en weer. ‘Zacht en kneedbaar!’ zegt ze, duidelijk blij dat het niet de dvd-box van Little Britain is die ze vorig jaar kreeg.
Mijn maag trekt samen als ze het papier openscheurt. Laat het alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft iets leuks zijn, iets wat hij met zorg heeft uitgezocht.
‘O, wat mooi!’ zegt ze, nog voordat ze het goed en wel opengemaakt heeft.
Ryan kijkt iets minder gespannen. ‘Ik dacht dat je dit wel fijn zou vinden,’ zegt hij. ‘Je klaagt altijd over de kou.’
Nu staart Flora stilzwijgend naar het geschenk. Een setje van een wollen muts, sjaal en handschoenen. Lieve hemel.
‘Bruin,’ merkt Ryan ten overvloede op. ‘Je houdt van bruin.’
Ja, ze houdt misschien wel van bruin, stommeling. Bruine leren bank, bruine ogen, bruine huid. Maar natuurlijk geen bruine angora muts, sjaal en handschoenen! Of misschien zou ze het op zich nog wel kunnen waarderen, maar niet als haar verloofde het haar op kerstochtend geeft. Houdt hij eigenlijk wel van haar? vraag ik me ineens af, en ik herinner me dat Flora een keer vertelde dat ze het idee had dat Ryan dacht dat een liefdesbetuiging uit vijf woorden bestaat in plaats van vier, zo zelden zegt hij de woorden ‘ik hou van je’ zonder die te laten volgen door ‘maar’.
‘O, wat... praktisch,’ zegt Hettie behulpzaam.
‘Is dat een soort beest?’ wil mijn moeder weten terwijl ze wantrouwig naar de pluizige bruine hoop kijkt.
Flora is stil. Er doet binnen in me iets pijn als ik zie hoe ze met haar blauwe ogen naar die afgrijselijke muts staart. Ik moet naar haar toe. Ik moet haar vasthouden. De pijn laten verdwijnen. Dat zou Simon gedaan hebben. O god, Simon. Als je bedenkt dat hij er nooit meer zal zijn. Ik zal nooit meer die opluchting ervaren die ik altijd voelde als mijn man mijn dochter troostte. Het komt nu allemaal op mij neer. Ik moet alles zijn voor mijn kinderen. De verantwoordelijkheid is te groot. Te zwaar. Gewoonweg te veel.
Lottie
Wat een gênant cadeau. Het arme kind lijkt helemaal van de kaart. En moet je die moeder zien, die aardappelen zit te schillen zonder zich ergens van bewust te zijn. Alsof er ijs door haar aderen stroomt, zou mijn moeder gezegd hebben.
O, nu deelt Flora cadeautjes aan de rest van ons uit. Perzik-bodyscrub. Attent van haar. Is die doos bonbons die we meegebracht hebben wel genoeg? Hadden we niet voor iedereen iets moeten kopen? Pfff! Alsof ik daar het geld voor heb!
Godzijdank hebben Sadie en ik elkaar vanochtend al cadeautjes gegeven. Ik geloof dat ik het spannender vond dan zij toen ze het zilveren kettinkje uitpakte. Ik weet dat ze het mooi vond – ik had haar ernaar zien kijken in de etalage van de juwelier – maar het enige wat ze zei was: ‘Bedankt, ik dacht dat we geen geld meer hadden.’
Ze straft me waarschijnlijk nog steeds voor het feit dat ik haar Facebook-pagina heb gelezen. We hebben er een enorme ruzie over gehad – precies zoals ik had verwacht. Ze beschuldigde me ervan dat ik mijn neus in andermans zaken stak, dat ik haar bespioneerde, inbreuk maakte op haar privacy. Ik zei dat ik haar moeder ben en het recht heb te weten wat er aan de hand is. Ik vroeg haar naar de cocaïne. Eerst weigerde ze te antwoorden, maar toen ik dreigde Gabi te bellen, gaf ze toe dat ze een keer een lijntje had gesnoven. Dat was de eerste keer geweest, zwoer ze, en ze gaat het nooit meer doen omdat het vreselijk brandde in haar neusgaten. Ze weigerde de naam van de jongen te noemen – ze ontkende pertinent dat het Josh was. Ze zei dat het iemand van school was die ze niet meer zag, en toen ik probeerde haar onder druk te zetten, zei ze dat ik haar leven kapotmaakte, net zoals ik dat van mezelf kapot had gemaakt.
Ik had niet zo teleurgesteld moeten zijn toen ze me mijn cadeau gaf. Niet dat ik veel verwachtte, maar een geit?
‘Een gezin in Afrika kan daar jarenlang mee toe,’ vertelde ze. En natuurlijk misgun ik een gezin in Afrika niets, maar het voelde alsof ik nog meer gestraft werd, met die geit.
Kijk haar nu zitten, mijn mooie dochter, zo ongemakkelijk op die kruk. Het was verkeerd. We hadden naar Emma moeten gaan. Ik dacht dat het misschien goed voor ons was om hierheen te gaan, het zou ons dichter bij hem kunnen brengen, maar in plaats daarvan herinnert het me er alleen maar aan wat ik allemaal niet van hem geweten heb. De Simon die ik kende zou nooit gelukkig geweest zijn in dit verantwoord ingerichte huis. Al die luxeartikelen – er is zelfs zo’n uitrekbare kokend-waterslang in de keuken –, al dat geld, al die spullen. En die vrouw die aardappelen zit te schillen. Ik durf te wedden dat niemand haar ooit een geit cadeau heeft gedaan!
Selina
Al dat gedoe met cadeaus. Alsof die er iets toe doen.
Raar als je bedenkt hoeveel moeite ik er altijd voor deed – ik bedacht voor iedereen een eigen thema en struinde maandenlang winkels af op zoek naar grote en kleine cadeaus die erbij pasten. Wat voor vrouw was dat? Het jaar waarin Felix door Zuid-Amerika ging reizen, waren al zijn cadeaus daarop gebaseerd geweest; het jaar waarin Flora het huis uit ging kreeg ze haar eigen ‘overlevingspakket’ met alles wat een meisje dat zelfstandig gaat wonen nodig kon hebben.
Maar dit jaar keek ik naar etalages vol spullen – elektronische apparaatjes, kleren, kussens, kookartikelen, dingen om mee te vissen, dingen om op te zitten, dingen om je huid mee in te smeren of in bad te gebruiken, sjaaltjes, sieraden, make-up in zware glazen potten of in kleine glanzende zwart kartonnen doosjes met gouden lettertjes – en ik voelde een afkeer zoals je die kunt voelen bij het zien van vet eten na een zware maaltijd. Het gaat niet eens om het feit dat ik geen geld heb. Althans, niet alleen. Waarom heb ik nooit eerder die enorme verspilling gezien, die verschrikkelijke inhaligheid, tot je er onpasselijk en akelig van wordt. En al die glitters! Al die glibberige, glimmende fluweel en zijde! Allemaal overdaad.
Nu deel ik mijn stapeltje identieke envelopjes uit.
‘Zijn dat cadeaubonnen van M&S?’ wil Felix weten als hij de envelop openscheurt. ‘Je pakt wel uit, madre!’
Ik draai hem mijn rug toe. Ik ben het allemaal zat. Iedereen wil van alles van me, dan weer dit en dan weer dat, ik voel me naar alle kanten uitgetrokken alsof ik een stuk pizzadeeg ben.
Nu staat er iemand achter me, sterke armen houden me stevig vast, een kin rust op mijn schouder.
‘Arme madre,’ koert Felix in mijn oor. ‘Arme, arme madre.’
Lottie
O, kijk nou eens. Hoe zou dat voelen, vraag ik me af, als die jonge, knappe versie van Simon zijn armen zo liefdevol om je heen slaat?
Maar heeft het ook niet een beetje iets engs? Zo dicht tegen elkaar aan, bijna wiegend, de moeder met gesloten ogen, de zoon met zijn gezicht in haar hals?
Nu heeft Selina zich losgemaakt.
‘De kool wordt niet vanzelf gaar!’
Hak, hak, hak.
Selina
Ik wil dat ze allemaal weggaan.
Door die omhelzing van Felix werd ik er pijnlijk aan herinnerd hoe ik het mis om aangeraakt te worden. Niet door Greg, niet op die manier. Wat ik bedoel is fysieke intimiteit met iemand die je heel goed kent (die je dacht heel goed te kennen), de duizend kleine gebaren die je niet eens echt opmerkt. Simons hand als een warm kompres op mijn dijbeen als ik naast hem in de auto zat, zijn arm om mijn schouders als we uit de schouwburg kwamen op koude winteravonden, zijn vingers die door mijn panty heen mijn tenen streelden terwijl we tv-keken, ik met mijn voeten op zijn schoot. De warmte van huid op huid.
Ik werp een blik op Lotties arm die op de tafel ligt. Zo iel, eigenlijk meer een kinderarmpje.
Als ik dacht dat hij in een vergadering zat, op een bouwterrein was, liep te zweten in de woestijn, was hij dus bij haar, raakten ze elkaar aan. Huid op huid.
Ah, daar is het! Het onaangename, inmiddels vertrouwde gevoel van verraad. Ik wacht tot de misselijkheid toeslaat... Nee, niets. Het gevoel verdwijnt even snel als het is opgekomen. Emoties zijn te vermoeiend, besef ik nu. Ik ben uitgehold als een roestig blik. Dus hij hield van die andere vrouw, met haar rare haar en haar theatrale gedoe. Doet het er echt toe? Heeft iemand van ons uiteindelijk het alleenrecht over de ander? Ik heb er ineens zo genoeg van. Simon, Lottie, Greg. Mijn verachtelijke leven. Mijn door verdriet gekwelde kinderen.
Mijn gezin heeft nu iets van de goedkope kerstballen aan de kant-en-klare kerstboom die Josh een paar dagen geleden op het laatste moment mee naar huis sleepte – opzichtige, veel te felle kleuren aan de buitenkant, hol en leeg vanbinnen, die als je ze iets te hard vastpakt in duizend stukjes vallen, allemaal scherp genoeg om je te verwonden.
Wat zou ik graag willen dat ze allemaal weggaan.
Lottie
We worden bevolen aan tafel te gaan. Koninklijk Bevel. Ik ga op zoek naar Sadie en Josh. Flora bood aan hen te gaan zoeken, maar ik stond al. Ik grijp elk excuus aan om hier even weg te kunnen. Eerlijk gezegd was het me niet eens opgevallen dat Josh en Sadie weggegaan waren, ze waren er ineens niet meer terwijl ik zat te babbelen met Hettie over de vraag of gehakt uit de supermarkt met een foto van een beroemde chef-kok op de verpakking meer mag kosten.
Ik hoor stemmen in een kamer waar ik nog niet ben geweest, aan de andere kant van de gang van die afschuwelijke mausoleumachtige woonkamer waar we de eerste keer gezeten hebben. Josh’ lage stem is moeilijk te verstaan door de dichte deur, maar net als ik naar binnen wil gaan, hoor ik Sadie.
‘Lekkere kerst is dit – bankroet en binnenkort dakloos.’
Josh mompelt iets, waarop Sadie antwoordt: ‘Wacht maar af. Wij zijn eerst aan de beurt, daarna jullie. Het is net een kaartenhuis. Het huis dat Simon heeft gebouwd.’
Ik blijf stokstijf staan. Sinds wanneer is mijn dochter zo cynisch? Mijn eigen stomme schuld omdat ik haar niet beter op de hoogte heb gehouden van wat er aan de hand is. Ik dacht dat ik haar daarmee in bescherming nam, maar nu zie ik dat ze hier en daar wat flarden heeft opgepikt en daar zelf een verhaal van heeft gemaakt dat zo’n beetje de waarheid zou moeten benaderen.
Nu is het stil, maar ik blijf nog even voor de deur staan met mijn hand vlak boven de kruk.
Nu zegt Sadie weer iets. ‘Vond je hem aardig? Pap, bedoel ik?’
Het woord ‘pap’ voelt als een steen in mijn maag. Al die jaren was die benaming alleen voor Sadie – alleen zij had het recht om ‘pap’ te zeggen tegen Simon, met zijn beurse linkerknie die hij als tiener had overgehouden aan een skiongeluk, en de moedervlek op zijn schouder die hij angstvallig in de gaten hield. (‘Vind je dat hij van vorm veranderd is?’ vroeg hij vaak. ‘Is hij donkerder geworden?’) Nu slingert ze het woord onverschillig naar Josh, alsof het een oude tennisbal is. Het verbaast me hoe erg ik het vind.
De vraag brengt Josh kennelijk van zijn stuk – zelfs door de dichte deur heen voel ik dat als hij zegt: ‘Mwah, hij kon er wel mee door, geloof ik.’
Sadie lijkt instemmend te mompelen.
‘Ja, hij was in elk geval beter dan mijn moeder,’ zegt ze. Dat komt hard aan. Ik word stompzinnig genoeg verblind door tranen. ‘Maar soms,’ vervolgt ze, ‘had ik het gevoel dat ik hem, ik weet niet, dat ik hem moest vermaken of zo.’
Tot mijn verbazing schiet Josh in de lach.
‘Ik dacht dat ik dat alleen had!’ zegt hij. ‘Soms oefende ik in gedachten wat ik tegen hem zou zeggen, zodat het boeiend genoeg voor hem was, snap je.’
Ik schrik ervan als ik Simons jongste zoon hoor verwoorden wat ik nooit aan mezelf heb durven toegeven, dat ik af en toe nadacht over een verhaal voordat ik het aan Simon vertelde, het oppoetste zodat het meer de moeite van het luisteren waard zou zijn.
Vanuit de keuken roept iemand: ‘Het eten wordt koud!’ Hettie misschien, of Petra.
Josh en Sadie vallen meteen stil en ik doe de deur open.
Selina
Als ik naar al het half opgegeten voedsel kijk dat glanzend onder de lichtspots ligt – een hoopje gestampte koolrabi in een aardenwerken schaal, overgare spruitjes met kastanjes die een slijmerig groenbruin spoor op de borden achterlaten, het uitgedroogde karkas van een kalkoen waarvan een poot grotesk naar het plafond wijst – word ik misselijk. Al die overdaad. Al die verspilling.
Lottie heeft haar eten nauwelijks aangeraakt, ze heeft het alleen met haar vork heen en weer geschoven over haar bord. Waarschijnlijk heeft ze een eetstoornis. Zo iemand lijkt ze me. Die er alles aan doet om interessant te lijken. Ze denkt dat ik niet weet wat ze ging doen toen ze even de kamer uit was. Ze zei dat ze Josh en Sadie ging halen – alsof het echt zo lang duurt om even de gang door te lopen! ‘Je hebt zeker even lekker rondgesnuffeld,’ had ik willen zeggen, maar dat deed ik niet. Ik moet aardig tegen haar doen omdat ze die slaappillen heeft genomen, omdat ze zwanger is, omdat ik ouder ben. Maar ik ben het zat om de verstandigste te zijn. Ik ben het zat om de lieve vrede te bewaren. Ik wil het eten dat ze heeft laten liggen in haar gezicht smijten. Ik wil me opkrullen op de tafel, tussen de restjes aardappelen in het plasje gestolde vet en de jus met dat dikke, gerimpelde vel erover, en schreeuwen tot ik niet meer kan.
Maar in plaats daarvan knijp ik mijn lippen op elkaar, zodat mijn slechte gedachten niet naar buiten kunnen.
‘Ongelooflijk dat je hypotheek is afbetaald,’ zeg ik tussen mijn gespannen lippen door. De woorden komen er dunnetjes en vlak uit. ‘Je zult er nu wel weer warmpjes bij zitten.’
Ik zeg niets over de geheime rekening, maar ze weet dat ik daar op zinspeel. Geen hypotheek op haar flat, een appeltje voor de dorst op een buitenlandse bank. Geen wonder dat ze er zo zelfvoldaan bij zit – met haar hand op dat kleine buikje onder tafel, en een Madonna-achtige glimlach op haar gezicht.
‘Zo zou ik het niet precies willen zeggen,’ zegt ze.
‘Ach, kom nou toch.’ Ik hou een luchtige toon aan en slik eerst mijn gram weg. ‘Je bent er niet slechter van geworden, toch? Eigenlijk wel ironisch dat jouw hypotheek is afbetaald dankzij deze “anonieme weldoener”’ – ik teken overdreven aanhalingstekens in de lucht – ‘terwijl ik nog steeds opgezadeld zit met de hypotheek die Simon heeft gesloten om jouw flat te bekostigen!’
‘Mam!’ Josh klinkt schor van schaamte.
‘Het is al goed, Josh. Het is geen kritiek, ik stel alleen een feit vast. En je hebt geen idee wie die “anonieme weldoener” is?’
Ik heb me weer naar Lottie gedraaid en stel mijn vraag met een lichte glimlach. Het komt ineens bij me op dat er voor zover ik kan zien maar één mogelijkheid is – nog een minnaar die zich ergens achter de coulissen bevindt. Ze wacht totdat alle ophef over Simons dood achter de rug is voor ze met hem op de proppen komt. Waarschijnlijk is de baby niet eens van Simon.
Ik laat me even door deze fantasie meeslepen tot ze reageert.
‘Eerlijk gezegd zitten we er “niet warmpjes” bij’ – o, dus zij kan ook van die aanhalingstekens maken – ‘als je het zo wilt uitdrukken.’ Ze doet iets geks met haar mond als ze ‘niet warmpjes bij’ zegt, ze trekt haar lip op als een grommende hond. ‘Ik kreeg gisterochtend een telefoontje van Greg Ronaldson.’
Ik krijg het ineens warm. Bloos ik? Weet ze het?
‘Hij heeft met de notaris van Simon gesproken. Blijkbaar ben ik, omdat ik niet wettig getrouwd ben geweest met Simon, niet vrijgesteld van successierechten. Als ik geen zesendertigduizend pond kan ophoesten, raak ik mijn huis kwijt.’
Lottie
We hadden niet moeten komen.
Na die afgrijselijke lunch (‘anonieme weldoener’ – iedereen denkt natuurlijk dat dat Simon is), gedragen we ons allemaal heel voorbeeldig, we zetten ons beste beentje voor. Ik wil mijn hoofd in mijn handen leggen en janken als een wolf, ik zweer het.
Een laagje apathie ligt als kunstsneeuw over ons heen. Hoe lang nog voordat we weg kunnen?
Vriendinnetje Petra doet erg haar best. Een lief meisje. Als ik nog enige empathie in me had, zou ik echt medelijden met haar hebben. Wat zei die jongen, de zoon, nou over automutilatie? Je weet toch maar nooit wat er achter gesloten deuren gebeurt.
‘Ik weet wat,’ zegt ze. ‘Laten we paard of krentenbol doen. Dat hebben we vorige week bij het bureau gespeeld.’
Ze werkt geloof ik bij een modellenbureau. Dat zou heel goed kunnen.
‘In principe zijn mensen te verdelen in twee groepen. Je bent een paard of een krentenbol.’
Ik weet niet waar ze het over heeft, maar dat is op dit moment niet zo raar.
‘Hoe kunnen mensen nou paarden of krentenbollen zijn?’ De oude dame, Selina’s moeder, kijkt niet-begrijpend, en wie kan het haar kwalijk nemen? ‘Bedoel je dat ze eruitzien als een paard of klinken als een paard?’
‘Het gaat niet om de fysieke gelijkenis,’ zegt Petra. ‘Het is meer in het algemeen dat iemand paardachtig is of krentenbolachtig. Je weet het onmiddellijk. Vooruit, neem maar iemand in gedachten. Obama bijvoorbeeld.’
‘O, die is makkelijk,’ zegt Hettie. ‘Paard!’ Ze is eigenlijk wel oké, die Hettie. Ik dacht dat het een kreng was omdat ze Selina’s hartsvriendin is en zo, maar je kunt zien dat ze echt haar best doet. Beste beentje voor, geen emoties laten zien – dat type.
‘Precies!’ Petra’s dankbaarheid is huizenhoog.
‘Ik begrijp het niet.’ Flora schudt haar hoofd. ‘Waarom is president Obama een paard?’
‘Dat is ie gewoon,’ zegt Petra. ‘Oké, een makkelijke. James Corden, die Planchet speelt in De drie musketiers.’
‘Krentenbol!’ roepen we allemaal braaf in koor.
Nu is iedereen opgelucht. Het is een lastige situatie, maar kijk eens wat we ervan maken! Kijk ons allemaal eens lachen! Maar vanbinnen huilen we.
‘O, nu snap ik het.’ Flora glimlacht. ‘Het gaat om dik zijn. Dikke mensen zijn krentenbollen en magere mensen zijn paarden.’
Nee, nee, daar gaat het niet om.
‘Nu ik!’ vervolgt Flora, opgewonden als een puppy. ‘Simon Cowell?’
‘Krentenbol!’ roepen we allemaal precies tegelijk, terwijl Flora ‘Paard!’ roept.
O hemel. Wat gênant.
‘Het gaat niet om het uiterlijk, pop,’ zegt Flora’s vriend nu. Hij klinkt enorm belerend. ‘Het gaat om iets wat niet te omschrijven is. Doe Posh en Beckham maar.’
Ah, Posh en Beckham. Die zijn makkelijk.
‘Nou, Beckham is absoluut een...’
‘... paard!’ roepen we allemaal.
‘Terwijl Posh – nou ja, volgens mij dan – een krentenbol is.’
‘Ach kom,’ vindt de oudste zoon, Felix, met een boos gezicht. ‘Dat vind ik niet. Dan ga je te ver.’
Petra wil duidelijk elke vorm van onenigheid vermijden. Dit is per slot van rekening haar spelletje. Haar verantwoordelijkheid. ‘Volgens mij heeft Posh misschien wel een paar paardendingetjes,’ zegt ze. ‘Maar diep vanbinnen is ze een krentenbol.’
‘Ik neem aan dat je met krentenbol zoiets bedoelt als een koffiebroodje?’ Selina’s moeder probeert er nog steeds achter te komen waar dit over gaat. ‘Bij Marks en – kom, hoe heten ze – Sausages hebben ze heel lekkere.’
Nu wordt iedereen in de kamer beoordeeld. Goed zo – blijf het spel spelen. Onze niet-aflatende welwillendheid houdt de sfeer goed. Felix is een paard, Sadie, mijn oogappel, ongetwijfeld ook een paard. Ryan met zijn spitse gezicht ook. Flora is duidelijk een krentenbol.
‘Maar ik wil geen krentenbol zijn,’ zegt ze klaaglijk. ‘De minst aantrekkelijke mensen die jullie hebben opgenoemd waren allemaal krentenbollen. Het is niet eerlijk. Ik wil een paard zijn!’
Selina
Die arme Flora. Het is niet eerlijk.
En mijn arme moeder, met dat malle papieren hoedje op haar hoofd. Ze was altijd zo stijlvol. Ze rende altijd de deur uit naar een of ander evenement, terwijl ik probeerde haar tegen te houden. Waar blijft de tijd?
Ik maak me zorgen over mijn kinderen. Josh zit nu te lachen, maar ik ben bang dat hij zijn gevoelens diep vanbinnen wegstopt, net zoals toen hij vroeger, als hij dacht dat ik niet keek, snoepjes uit de kast meesmokkelde in zijn broekzak. Ik heb gezien hoe hij naar Sadie kijkt. Of liever gezegd, juist niet naar haar kijkt. Dat verraadt hem. Mijn arme jongen.
Felix is naar boven gegaan na die woordenwisseling met Petra over dat malle spelletje. Gaan ze uit elkaar? Het gaat mij niet aan, maar toch... Zou het niet beter zijn?
Ah, daar komt hij aan. Hij loopt weer te snuffen.
‘Je moet echt beter voor jezelf zorgen,’ zeg ik tegen hem. ‘Je bent constant verkouden.’
Om de een of andere reden schijnt Josh dit enorm grappig te vinden. Een raar stel soms, die zonen van me. Zo verschillend.
Ik denk dat jongens er veel last van hebben. De zonden van de vader. Wat voor invloed zullen Simons daden hebben op het gedrag van mijn zonen, op hoe ze later zullen worden? De kranten hier hebben vol gestaan over die Amerikaanse fraudeur die onlangs ontmaskerd is – hoe heet hij ook alweer? – en zijn zoon van middelbare leeftijd die zelfmoord pleegde omdat hij het niet aankon. Zoveel zorg.
Josh zal het uiteindelijk wel redden, denk ik. Hij is in emotioneel opzicht beslist de sterkste van de twee. Hij heeft meer zelfvertrouwen, waardoor hij beter in staat is om Simon te zien als een op zichzelf staand iemand, die geheel door zijn eigen schuld de boot in is gegaan. Maar Felix?
Ik herinner me een voorval van vroeger. Hoe oud was Felix toen? Vier? Vijf? Hij speelt met een felgekleurd plastic autootje in de tuin en draait het stuur heen en weer, waarmee hij zijn vader nadoet die in die tijd een snelle auto had.
Simon verschijnt in pak in de deuropening, zijn koffer staat al ingepakt op de grond naast hem.
‘Ik ga,’ zegt hij tegen me. Ik lig op een stretcher, herinner ik me. We hadden er twee, van die gestreepte, waar ik erg dol op was.
Simon hurkt voor zijn zoon en verspert hem de weg.
‘Jij gaat voor je moeder zorgen,’ zegt hij op een quasi-ernstige toon. ‘Jij bent nu de man in huis.’
Felix kijkt naar hem op met een blik vol... wat? Angst? Trots? Triomf? Ze voerden altijd een machtsstrijd, als twee damherten. Als de een de ene kant op ging, koos de ander de andere kant. De een kon niet zonder de ander. Wat moet Felix dan nu? De jongen die in zijn jeugd alles was wat zijn vader niet was?
Felix en ik bleven die dag in de tuin, we keken Simon na. De zon scheen volop, zoals altijd in herinneringen aan vroeger, en in de bloembedden gonsden zomerse geluiden.
Was het wel zo gegaan? Nu weet ik het niet meer zo zeker. Ineens ga ik twijfelen.
Waren we misschien binnen toen het gebeurde, en sjeesde Felix in zijn autootje van de ene kamer naar de andere omdat we vanwege de regen niet de tuin in konden? Heb ik, in plaats van Simon vrolijk uit te zwaaien, boos naar zijn koffer gekeken met het wrokkige gevoel van de aan huis gebonden moeder?
Dat is het probleem met je geheugen, nietwaar? Je bent er altijd van overtuigd dat je gelijk hebt, dat het precies zo gebeurd is als jij je het herinnert, totdat zich een totaal andere versie van de werkelijkheid aandient, en ineens ben je daar dan ook heel zeker van.
Maar goed, welke versie ook de juiste is, ik weet nog precies wat er daarna gebeurde, toen Simon vertrokken was.
‘Wees maar niet bang, mama,’ zei Felix. Na al die jaren, de decennia die sindsdien verstreken zijn, zie ik nog dat gezichtje naar me opgeheven. ‘Je hebt papa niet nodig. Je hebt mij toch.’