Voorwoord
Als de mensen die aanwezig waren op de begrafenis van Simon Busfield op deze gebeurtenis terugkijken – wat ze nog steeds doen, zij het na verloop van tijd met een iets minder wrange nasmaak – zullen ze het misschien niet eens zijn over de details: wie waar stond, of de zon donkere schaduwen als netten over de aanwezigen wierp, of het licht door de wolken gefilterd werd. Maar over de hoofdaspecten zullen ze het unaniem eens zijn: de twee vrouwen tegenover elkaar in het zwart, de volwassen kinderen als een cirkel van prikkeldraad om hen heen, allemaal donker gekleed en met een schrijnend verdriet, en de krankzinnige bewering die heel even bijna tastbaar in de lucht hing voordat ze zich als een wolk over het tafereel verspreidde.
Tegen de tijd dat die wolk eindelijk was verwaaid, was er heel wat veranderd. Of het erger was geworden, hangt af vanuit welk perspectief je ernaar kijkt. Maar het gaat om het moment zelf, niet om wat er daarna gebeurde; het moment waarop Lottie Busfield, die haar dochter achter zich aan sleepte alsof ze een rolkoffer was, voor het crematorium oog in oog kwam te staan met Selina Busfield, de rouwende vrouw die na een huwelijk van achtentwintig jaar achterbleef.
Twee echtgenotes. Eén man. Iedereen begrijpt wat een penibele situatie dat moet zijn.
Hoewel, echtgenotes waren ze eigenlijk niet meer. Weduwen. Twee weduwen.