28
De volgende ochtend werd Antoinette al vroeg wakker. Haar aanvankelijke geluksgevoel toen ze door de kieren in de gordijnen het bleke zonlicht zag binnenvallen, dat weer een mooie dag in de tuin beloofde, werd verdrongen door herinneringen aan de avond daarvoor. Ze bleef verstijfd in bed liggen terwijl die herinneringen een voor een als geraamtes oprezen vanonder een groene, weelderige weide, en alles van haar afnamen wat vertrouwd en dierbaar was. Toen stapte ze uit bed en liep naar de aangrenzende badkamer, waar ze kokhalsde boven de wasbak.
Was haar huwelijk een schijnvertoning geweest? Had George gelogen al die keren dat hij zei dat hij van haar hield? Was ze dom en naïef geweest om hem te vertrouwen? Ze had zich nog nooit zo ellendig gevoeld. Gisteravond was George nogmaals voor haar gestorven, en er bleef maar één vraag over, die nooit meer beantwoord zou worden: had ze hem wel ooit echt gekend?
Ze nam een douche en kleedde zich aan. Het was zes uur: de rest van de familie sliep nog. Alleen David zou wakker zijn; ze wist zeker dat hij net zo kapot zou zijn als zij. De moeder in haar wilde naar hem toe rennen en haar armen om hem heen slaan om de last van het verlies van hem over te nemen. Maar de vrouw in haar wist dat ze de kracht niet had om behalve haar eigen verdriet ook nog dat van een ander te dragen; die last was zelfs al te zwaar voor haar breekbare schouders.
Haar hart hunkerde naar troost. Ze ijsbeerde door de kamer, terwijl de herinneringen aan George haar verteerden. Ze zou al zijn spullen in een zak stoppen en ze verbranden. Samen met al zijn geheimen zou ze ze tot as reduceren. Door zijn ontrouw had alles zijn glans verloren en ze wilde er niets meer mee te maken hebben. Geen wonder dat Phaedra geweten had van die ruïnes in Jordanië; ze was er zelf bij geweest! Zíj was de schaduw op die foto. George had voor háár geposeerd. Antoinette moest terugdenken aan hoe ze met Phaedra in zijn slaapkamer op de grond had gezeten en haar diepste gevoelens met haar had gedeeld, in de overtuiging dat ze een dochter had gevonden die ze kon vertrouwen. Toen ze daaraan terugdacht, begon haar hele lichaam te trillen van woede en verdriet. Ze moest eruit. Waar dan ook naartoe, als ze maar weg was uit deze kamer.
In de tuin was het koel. Het gras was nat van de dauw. De lucht was van een licht, waterig blauw. Antoinette liep snel in de richting van het tuinhuis; ze verlangde naar de rust en eenzaamheid van dat kleine huisje op de heuvel.
Toen ze de tuin en het grote huis achter zich had gelaten, begon ze zich een beetje beter te voelen. De wind blies door haar haren en droogde haar vochtige wangen. Ze kon weer vrij ademhalen en zoog de frisse lucht met diepe teugen op. De lappendeken van donzige velden en schuimige hagen strekte zich in de vallei beneden uit. Vanaf het punt waar ze nu liep zag Fairfield er klein en onbetekenend uit.
Eindelijk was ze bij het tuinhuis. Bij de aanblik van het warmgele steen en de potten met buxus kikkerde ze helemaal op en opgelucht stak ze haar hand uit naar de deurkruk. Ze deed de deur open en stapte naar binnen.
Tot haar verrassing trof ze daar Margaret aan. Ze zat in de leunstoel met een deken over haar knieën. Basil lag op haar schoot.
De oude vrouw keek verrast op. ‘O, Antoinette, ben jij dat? Ik had niet verwacht dat iemand hier al zo vroeg zou komen.’
‘Wat doe jij hier?’ vroeg Antoinette, teleurgesteld dat ze niet langer alleen was.
‘Dat kan ik jou ook vragen.’
‘Ik kon niet slapen,’ zei Antoinette.
‘Ik ook niet. Ik ben al uren wakker,’ klaagde Margaret.
‘Gaat het wel goed met je?’
‘Ik vond het tijd worden om Arthur vergiffenis te schenken. Ik kan geen goede christen zijn als ik niet in staat ben hem te vergeven. Maar het blijkt veel moeilijker dan ik dacht. Dit leek me een goede plek om te beginnen. Ik moet zeggen, Antoinette dat je prachtig werk hebt geleverd. Het is hier uitermate aangenaam.’
‘Dank je wel.’ Antoinette liet zich op de bank neervallen. ‘Ik heb helaas slecht nieuws voor je.’
‘O, nee! Toch niet nóg iemand die vergeven moet worden?’
‘Helaas wel.’
Margaret zuchtte. ‘O jee. Maar goed, dat kan dan in één moeite door. Wie is het dit keer?’
Antoinette aarzelde even. Ze wilde haar schoonmoeder niet van streek maken.
‘Nou, voor de draad ermee. Vertel het me maar nu ik nog in een goed humeur ben.’
‘Het gaat om Phaedra.’
Margaret trok wit weg. ‘Is alles goed met haar?’
‘Ze is George’ dochter niet.’
‘Niet?’
‘Het spijt me, maar ze is geen Frampton.’
‘Geen Frampton! Maar wat is ze dan wel?’
Antoinette sloeg haar ogen neer. Het was bijna te pijnlijk om de waarheid onder woorden te brengen. Ze liet haar hoofd in haar handen rusten. ‘George’ maîtresse.’
Margarets gezicht werd eerst asgrauw en toen knalrood, en haar mond vertrok tot een woedende dunne streep. Ze haalde als een draak adem door haar opengesperde neusgaten. ‘Dat kan niet waar zijn!’ bracht ze naar adem happend uit.
‘Helaas wel. Ze heeft het ons gisteravond ons opgebiecht.’
‘Hoe dan?’
‘Julius Beecher heeft een dvd gestuurd met opnames van George, skiënd in zijn laatste dagen voor de lawine. Er zaten beelden van hem bij terwijl hij met Phaedra telefoneerde.’
‘Wat zei hij dan?’
Antoinettes ogen vulden zich met tranen. ‘Dat hij van haar hield…’
‘Goeie god! Weet je zeker dat hij niet met jou in gesprek was, schat?’
‘Heel zeker. Hij vroeg haar om vergeving.’
‘Waarvoor in godsnaam?’
‘Voor dat hij haar niet verteld had dat hij getrouwd was. Ze heeft zich na zijn dood als zijn dochter voorgedaan omdat hij haar in zijn testament had opgenomen. Ze zei dat dat de enige manier was om mij de ellende te besparen dat ik erachter zou komen dat hij ontrouw was geweest!’
‘Wat uitgekookt van haar! Ik neem aan dat ze er nu met de Frampton-saffieren vandoor is?’
‘Nee, die heeft ze aan David gegeven. Ze zei dat ze ze niet wilde hebben.’
‘Een slecht geweten!’ zei Margaret kwaad.
‘Waarschijnlijk wel, ja.’
Margaret kneep haar ogen samen. ‘Dus Julius heeft gelogen over die DNA-test?’
‘Ja.’
‘Ik heb hem toch al nooit gemogen. Totaal niet. Die man is een verschrikkelijk onderkruipsel. Ik had gelijk dat ik hem niet vertrouwde. In het begin wilde ik zijn verhaal niet geloven, weet je nog? Ik had op mijn gevoel af moeten gaan, maar Phaedra was een erg innemend meisje.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Een heel overtuigende leugenaarster. Wat stelt ze me nu teleur!’
‘Mij ook,’ zei Antoinette. ‘Ik ben helemaal ontdaan en ontzettend verdrietig.’
Margarets ogen werden groot toen haar nog een bewijs voor Phaedra’s slechtheid te binnen schoot. ‘Ze heeft nota bene geprobeerd mijn klok te stelen!’
‘Je klok?’
‘Ja, de klok op de schoorsteen in de gele kamer. Jenny heeft hem ontdekt: hij lag in haar kleren gewikkeld verstopt in haar tas, achter in de kast. Op dat moment dacht ik nog dat ze last had gehad van het getik, maar nu begrijp ik dat ze van plan was hem te stelen. Wat een huichelaarster!’
Ze zaten even zwijgend bij elkaar en lieten de verschrikkelijke feiten tot zich doordringen. De bladeren aan de bomen ritselden buiten in de wind en de zonneschijn viel uitbundig naar binnen door de ruiten die Rosamunde met zo veel ijver had schoongemaakt, maar ze voelden zich er geen van beiden vrolijker door.
‘Waarom moet jij Arthur eigenlijk vergeven?’ vroeg Antoinette uiteindelijk. ‘Wat heeft híj gedaan?’
Margaret sloeg geen acht op die vraag. ‘En dan te bedenken dat ik mijn hart heb uitgestort bij Phaedra!’ zei ze woedend. ‘Ik vertrouwde haar.’ Ze wrong haar handen. ‘Ik weet niet wie erger is, George of Arthur. Of misschien zijn ze allebei wel even erg. Zo vader, zo zoon.’ Ze lachte bitter, maar haar ogen lachten niet mee en bleven gesluierd door verdriet. ‘Arthur had een relatie met een ander toen George nog klein was. Ik ontdekte het en toen kwam hij op een holletje terug.’ Ze keek Antoinette met vaste blik aan. ‘Mannen komen altijd bij hun vrouw terug, kind.’
Antoinette stond versteld. ‘Nee! Jij ook?’
‘Ja. We zitten helaas in hetzelfde schuitje.’
‘Hield Arthur van die andere vrouw?’
‘Op zijn manier wel, neem ik aan. Het hart van een man zit soms anders in elkaar dan dat van een vrouw.’
‘Rosamunde zegt dat het heel gewoon is voor een getrouwde man om een verhouding met een ander te hebben. Is dat zo?’
‘Nee, dat geloof ik niet. Ik denk dat de meesten hun hele leven trouw zijn. Misschien gaan alle Frampton-mannen wel vreemd. Maar volgens mij hebben mannen nu eenmaal andere behoeftes dan vrouwen. Ik ben gaan inzien dat er een heleboel verschillende manieren zijn waarop je van iemand kunt houden. Arthur hield van mij, maar ook van zijn maîtresse, net zoals George waarschijnlijk van jou hield en tegelijkertijd van Phaedra, maar dan anders. Aan de andere kant weet ik ook zeker dat hij meteen bij je terug was gekomen als je erachter was gekomen, net als Arthur. Dan had hij misschien wel voor jóú een tuinhuis gebouwd, net als dit huisje.’ Margaret keek naar de dikke traan die over Antoinettes wang rolde. De traan ergerde haar niet, maar ontroerde haar. ‘Lieve schat, huil maar eens flink uit, dan voel je je straks een stuk beter. Gooi het er maar uit.’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘Dat heeft Phaedra tegen mij gezegd, en ze had gelijk. Ik heb het er allemaal uit gegooid en ik voelde me daarna een stuk beter. Maar ik ben nog net zo kwaad op Arthur als jij ongetwijfeld op George bent. Wie had nou ooit kunnen denken dat we dát gemeen zouden hebben?’ Antoinette snikte en Margaret glimlachte warm. ‘Weet je, mijn verstand zegt me dat je je best moet doen om hem te vergeven. Zelfs al lukt dat je nooit helemaal, toch moet je daarnaar streven, want ik heb tientallen jaren wrok gekoesterd en je wilt toch niet net zo’n oude zuurpruim worden als ik?’
‘Je bént geen zuurpruim, Margaret. Je bent lief,’ antwoordde Antoinette. Margarets ogen glinsterden vochtig. ‘Wat aardig van je om dat te zeggen. Mensen hebben veel over me gezegd, maar nooit dat ik lief was.’
‘Zal ik de haard aansteken?’ stelde Antoinette voor terwijl ze opstond.
‘Goed idee. Het is hier behoorlijk kil.’
‘Tja, het is ook nog vroeg. Ik denk dat er nog niemand wakker is.’
Margaret werd weer ernstig. ‘Hoe is David eronder?’
Antoinette draaide zich om, een houtblok in haar hand. ‘Dus je wéét het?’
‘Ik vermoedde wel iets, ja.’
‘Ik denk dat zijn hart gebroken is.’ Antoinette legde een blok op het haardrooster.
‘Hij komt er wel weer overheen,’ zei Margaret, maar ze geloofden het geen van beiden.
‘We komen er allemaal wel weer overheen,’ zei Antoinette. Ze legde nog wat blokken op het rooster en stak het stapeltje aan met een aansteker. Al snel laaide het vuur hoog op.
‘Je hebt hier zeker geen koffie, hè?’ vroeg Margaret terwijl ze om zich heen keek door het onberispelijke vertrek.
‘Nee, jammer genoeg niet.’
‘Dan plaatsen we een bestelling.’ De douairière lady Frampton lachte breed en haalde haar mobiel tevoorschijn.
Antoinette stond versteld. ‘Ik was helemaal vergeten dat jij zo’n ding had.’
‘Tom heeft hem voor me gekocht. Voor het geval dat ik zou vallen en niet meer overeind zou kunnen komen. Echt, die jongen denkt dat ik zowat invalide ben.’
‘Hij is heel zorgzaam.’
‘Ik bel het huis en ik zal Harris vragen of hij ons een ontbijt kan brengen. Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik heb honger gekregen van al die emoties.’
‘Ik ook.’ Antoinette glimlachte naar Margaret en de oude dame glimlachte terug.
‘Eens kijken of dat hem lukt zonder dat de rest van de familie erachter komt. Ik vind het echt gezellig zo samen met jou hier, Antoinette.’ Ze toetste het nummer in. Even later nam Harris op. ‘Ah, Harris, ik vroeg me af of je lady Frampton en mij een kleine dienst wilt bewijzen…’
David was ontroostbaar. Hij had de hele nacht geen oog dichtgedaan. Alles deed hem aan Phaedra denken: van het gekras van Boris in de boom voor zijn raam tot de Aga die hem herinnerde aan pannenkoeken en gezellige maaltijden aan de keukentafel. Hij liet hun gesprekken in gedachten keer op keer de revue passeren en begreep nu de diepere betekenis van wat ze had gezegd: Ik ben geen Frampton, David… Ik voel me niet prettig om de gastvrijheid van je moeder aan te nemen… Ik weet niet of ik zonder George kan leven… Ik ben wanhopig, waanzinnig, verpletterend verliefd geweest… Ik wist het niet… Ik zweer je dat ik het niet wist… Dank je wel dat je me vergeeft… O, David, ik heb gelogen… Haar stem kwam uit het verleden naar hem toe op golven van het geheugen, telkens een zinnetje, en hij analyseerde al die zinnen en kon ze met de kennis die hij nu had eindelijk begrijpen.
Wat een stommeling was hij geweest dat hij het niet eerder begrepen had. Ze had nooit gezegd dat ze een Frampton was, behalve de eerste keer, toen ze in de bibliotheek met Julius Beecher die leugen debiteerde. Ze had zich schuldig gevoeld om de saffieren aan te nemen en erop aangedrongen dat ze in de familie zouden blijven. Ze had George geen enkele keer ‘papa’ genoemd en ze had het altijd over ‘je vader’ gehad, en hoe langer hij erover nadacht, hoe meer het tot hem doordrong dat haar rouw over zijn dood meer het verdriet van een vrouw om haar partner was dan het verdriet van een kind om een vader. Hij had gebeden dat er geen DNA-test zou zijn, maar nu die inderdaad niet bleek te bestaan, was ze nog verder van hem weggedreven dan daarvoor.
Hij nam niet de moeite zich te scheren. Er lag een donker waas over zijn wangen en hij had wallen onder zijn ogen Hij had nog nooit zo veel van een vrouw gehouden als van Phaedra. Elke vezel van zijn hart had hij in haar geïnvesteerd. En nu voelde het alsof zijn hart uit zijn borst was gerukt en verscheurd, en bloedend naar buiten hing. Groter en verschrikkelijker kon haar verraad niet zijn. Hij dacht niet dat hij er ooit overheen zou komen, en toch school er ergens in het diepst van zijn gekwelde gemoed een sprankje hoop dat ze op de een of andere manier haar fouten zou goedmaken: een klein streepje licht waar hij doorheen kon springen om haar te vergeven.
Hij zette een kop sterke koffie voor zichzelf. Rufus lag op de vloer en hield hem met droevige ogen in de gaten. Af en toe zuchtte hij, alsof hij wist wat er aan de hand was en hij medelijden had met zijn baasje.
Davids gedachten gingen van Phaedra naar Julius Beecher. Was het mogelijk dat hij die dvd had gestuurd zonder hem eerst te bekijken? Of had hij hem wel gezien en Phaedra opzettelijk ontmaskerd? In beide gevallen was hij er zelf gloeiend bij omdat hij over de DNA-test had gelogen. Maar waarom zou hij zichzelf te gronde richten, tenzij de voldoening om háár te gronde te richten groter was dan zijn eigen overlevingsdrang? Waarom zou hij haar zo’n ramp toewensen, tenzij ze het samen bedacht hadden en ze hem op de een of andere manier verraden had?
David herinnerde zich dat Roberta had gezegd dat ze hen samen had zien eten bij Le Caprice en dat het er veel van weg had gehad dat ze een stel waren. Zijn lichaam verstrakte van woede. Wat hem betrof, mochten ze elkaar hebben.
Toen Antoinette met Margaret en Basil terugkwam bij het grote huis, stond de auto van dokter Heyworth op het grind. ‘Je hebt bezoek,’ zei Margaret.
‘Onverwacht bezoek dan toch.’ Antoinette keek op haar horloge. ‘Het is acht uur. Wat kan hem hier nu zo vroeg gebracht hebben?’
‘Wie, lieve kind?’
‘Dokter Heyworth. Dat is zijn auto.’
‘Aha, dokter Heyworth.’ Margaret glimlachte plagerig. ‘Wel wel wel! Ik vraag me af wat die komt doen.’
Ze gingen de hal binnen en troffen daar alle familieleden op een kluitje aan. Ze vertelden wat er de avond daarvoor gebeurd was aan dokter Heyworth, die geduldig probeerde te luisteren naar vier mensen tegelijk. Toen ze Antoinette zagen, stormden ze op haar af als een kudde koeien.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze verschrikt.
‘Ik schrok zo toen je niet in je bed bleek te liggen dat ik dokter Heyworth heb gebeld,’ zei Rosamunde gewichtig. ‘Ik dacht dat je iets doms had gedaan.’
‘Wat? Dacht je dat ik van het dak was gesprongen? Kom nou, Rosamunde, je kent me toch?’
‘Ik vind dat iedereen tot bedaren moet komen en ermee moet stoppen om van een mug een olifant te maken,’ zei Margaret terwijl ze zich een weg baande door het gedrang. ‘Fijn u te zien, dokter Heyworth. Nu u hier toch bent: kunt u een recept voor slaappillen voor me uitschrijven?’
‘Ik had nooit gedacht dat jij slaappillen zou slikken,’ zei Antoinette terwijl ze achter Margaret aan de salon in liep.
‘Ik heb mezelf de laatste tijd wel vaker verbaasd. Dit is weer zo’n verrassing. Geen reden tot paniek, er is verder niets met me aan de hand.’
Joshua, Roberta, Tom, Rosamunde en dokter Heyworth gingen zitten. ‘Waar was je, mam?’ vroeg Tom, die nog gekleed was in pyjama, ochtendjas en pantoffels. Zijn haar stak alle kanten op.
‘Ik was naar het tuinhuis,’ antwoordde ze.
‘En daar trof ze míj aan,’ voegde Margaret eraan toe.
‘Wat deed jij daar zo vroeg?’ vroeg Roberta. Ze hield Amber stevig vast, zodat die zich niet los kon wringen.
‘Hemeltjelief, is dit de Fairfield-inquisitie? Ik probeerde Arthur te vergeven,’ zei Margaret met een zucht.
‘Vergeven. Waarvoor?’ informeerde Roberta.
Margaret sloeg haar ogen ten hemel. ‘Nee maar, wat kan die Phaedra goed geheimen bewaren! Ik had eigenlijk gehoopt dat zij het aan David zou vertellen, die het dan weer aan Antoinette zou doorvertellen. En die zou het aan jullie vertellen, zodat ik er geen woord meer aan vuil hoefde te maken.’
Harris verscheen in de deuropening.
‘Ah, je bent een toonbeeld van discretie, Harris.’
‘Dank u wel, mevrouw,’ antwoordde hij plechtig.
‘We hebben de ontbijtboel in het tuinhuis laten staan. Ik hoop dat je ons dat niet kwalijk neemt.’
‘Geen probleem, mevrouw. Ik haal het straks wel op.’
‘Dus al die tijd dat wij in paniek waren, wist Harris waar jullie zaten,’ zei Joshua vermoeid.
‘Ik had tegen hem gezegd dat hij niets tegen jullie mocht zeggen. Je moeder en ik moesten even in alle rust met elkaar praten.’ Margaret wendde zich tot Harris. ‘Een kopje sterke koffie voor iedereen, lijkt me.’
‘Uitstekend, mevrouw,’ zei Harris, en hij verliet de kamer.
‘Nou, je hebt ons de stuipen op het lijf gejaagd,’ zei Joshua kwaad.
‘Wat fijn om te weten dat jullie je zorgen maken om je moeder,’ zei Margaret met een lachje. ‘Niemand zou naar míj op zoek zijn gegaan – dat verbeeld ik me echt niet.’
‘Wel als we hadden geweten dat je verdwenen was,’ zei Roberta vriendelijk.
‘Dank je wel, Roberta. Jij hebt mij altijd gesteund.’
Ze bleven in de salon en Harris bracht een blad met thee en koffie. Margaret vertelde het verhaal van Arthurs verhouding, en toen gebeurde er iets heel vreemds. Hoe langer ze erover praatte, hoe minder pijn het haar deed. Eigenlijk vond ze het nu, nu ze het voor de derde keer vertelde, nogal dwaas dat ze zich er zo over opgewonden had.
‘Dus die lieve Arthur heeft het tuinhuis voor me laten bouwen, maar ik heb nooit de moeite genomen ernaar te gaan kijken,’ vervolgde ze onbekommerd. ‘Ik bedoel, ik ben er natuurlijk wel een paar keer geweest, maar ik wilde hem in het ongewisse laten. Het deed me goed om hem mijn vergiffenis als een wortel voor zijn neus te houden. Die arme Arthur moest zich altijd maar verdedigen. En hij hield echt van me, dat weet ik zeker. Ik heb hem alleen nooit laten weten hoeveel ik van hém hield.’
‘Wat een verdrietige geschiedenis,’ zei Roberta.
‘Inderdaad,’ beaamde dokter Heyworth.
‘Nou, ik neem niet aan dat mijn vergiffenis hem nu nog veel zal kunnen schelen, maar ik moet hem voor mijn eigen gemoedsrust toch vergeven. Als ik dat niet doe, betwijfel ik of ik wel in de hemel kom.’ Ze wendde zich tot Antoinette. ‘En we willen allemaal naar de hemel, toch?’
‘Ik weet niet of George daar is,’ mompelde Antoinette.
‘Nu hij zich zo blijkt te hebben misdragen, vermoed ik dat hij nog op de hemelpoort staat te bonzen,’ merkte Tom op.
‘Je moet je nu om je eigen zielenheil bekommeren,’ raadde Margaret Antoinette aan. ‘Nou, dokter Heyworth, waar blijft mijn recept?’
Toen het weekend voorbij was gingen Joshua, Roberta en Tom terug naar Londen, en Rosamunde reed vol tegenzin terug naar Dorset en het angstaanjagende vooruitzicht van de vrouwenvereniging. Margaret liep de gele logeerkamer binnen waar Phaedra geslapen had en liet haar handen over de sierklok op de schoorsteenmantel glijden. Ze schaamde zich dat ze de jonge vrouw ervan had beschuldigd dat ze hem had willen stelen. Ze wist diep in haar hart dat Phaedra een goed mens was. Want alleen een goed mens had die oude zuurpruim kunnen verjagen.
Antoinette was nu weer alleen, en eenzamer dan ooit. Ze voelde zich opnieuw beroofd van een familielid, net alsof Phaedra gestorven was. Zij had de last van George’ dood zo veel draaglijker gemaakt en had zonneschijn gebracht in de schaduwhoekjes in Antoinettes hart. Maar nu had ze ontdekt dat de zonnestralen vals waren geweest en dat George niet de man was geweest waarvoor ze hem had aangezien. Het was alsof ze wakker was geworden en erachter was gekomen dat alles waarvan ze had gedacht dat het werkelijk bestond lucht was. Ze was kwaad en voelde zich in de steek gelaten, maar vooral voelde ze zich vernederd. Ze hadden misbruik gemaakt van haar goedgelovigheid en haar haar levensvreugde ontnomen. Ze vroeg zich af of ze ooit weer blij zou kunnen zijn, of – en dat leek haar waarschijnlijker – dat die levensvreugde nu voor altijd verdwenen was.
Ze speelde piano om de pijn te verzachten, en op die momenten voelde ze daadwerkelijk enige verlichting. De muziek haalde de druk van haar hart en vormde een uitlaatklep voor haar zielenleed. Dokter Heyworths Zonsondergang was in het bijzonder heel nuttig, omdat het stuk haar daar raakte waar de pijn het hevigst was, en het verlichtte die een beetje, als balsem op een wond.